Is het betalen van de premie van een levensverzekering een schenking?
Veel mensen hebben er één: een levensverzekering. De verzekeringsnemer kiest zelf de begunstigden van zijn levensverzekering. Dit zijn in veel gevallen de kinderen. Maar wat als één van de kinderen onterfd is? Is de betaalde premie dan een schenking? Deze vraag heeft het Hof ’s-Hertogenbosch[1] dit jaar beantwoord.
Begunstiging
In veel gevallen kiest de verzekeringsnemer voor een standaard begunstiging, waarin ten eerste zijn of haar partner als begunstigde wordt opgenomen en daarna zijn of haar kinderen. Maar wat nu als de verzekeringsnemer geen goede band heeft met zijn kinderen en zijn kinderen heeft onterfd? De verzekeringsnemer kan er dan uiteraard voor kiezen om iemand anders aan te wijzen als zijn of haar begunstigde.
Dit gebeurde ook in de casus waarover het Hof ’s-Hertogenbosch op 29 januari 2019 een uitspraak heeft gedaan. Meneer X had geen goede band met zijn zoon. Hij heeft daarom in zijn testament zijn dochter tot zijn enige erfgenaam benoemd en zijn zoon onterfd. Verder heeft meneer X ook een legaat opgenomen voor zijn kleindochter (de dochter van zijn dochter). Ten slotte had hij een levensverzekering, waarin hij zijn kleindochter als begunstigde heeft aangewezen.
Legitieme portie
Kinderen die onterfd zijn, kunnen een beroep doen op hun legitieme portie. Een kind dat hier aanspraak op maakt, ontvangt dan – simpel gezegd – de helft van zijn of haar kindsdeel. Om dit kindsdeel te kunnen berekenen, dient eerst de omvang van de nalatenschap berekend te worden. Hierbij worden de schulden van de nalatenschap in mindering gebracht op de bezittingen. Daarnaast spelen de schenkingen die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan het overlijden ook een rol. In sommige gevallen valt de legitieme portie hoger uit, omdat de schenkingen zijn opgeteld bij de waarde van de bezittingen van de nalatenschap.
Premiebetalingen
We keren terug naar de hierboven beschreven casus. De premie van de levensverzekering van meneer X bedroeg € 100 per maand. Zijn zoon heeft na het overlijden van meneer X een beroep gedaan op zijn legitieme portie. Hij vindt vervolgens dat de premiebetalingen voor het overlijden van meneer X moeten worden meegenomen in de berekening van zijn legitieme portie. Verder merkt hij deze betalingen aan als schenkingen aan de kleindochter van meneer X. De zoon doet hierbij een beroep op de wettelijke term “ongebruikelijke giften[2]”.
Uitspraak Hof ’s-Hertogenbosch
Het hof is het niet eens met de zoon en vindt dat de premiebetalingen geen ongebruikelijke giften zijn. Het kleinkind is de begunstigde. Volgens het hof is het een veelvoorkomende praktijk dat grootouders geld opzij zetten voor hun kleinkinderen. Het feit dat meneer X (ook) een legaat had opgenomen voor zijn kleindochter, bevestigt de wens van meneer X om zijn kleindochter financieel bij te staan.
Daarnaast vindt het hof de premiebetalingen ook niet bovenmatig. Het jaarlijkse bedrag blijft ruim onder de drempel voor de schenkbelasting. Ook gelet op het inkomen van meneer X uit zijn AOW en pensioen van ruim € 2.000 netto per maand, oordeelt het hof dat de premiebetalingen van € 100 per maand niet buitensporig – en dus ongebruikelijk – zijn.
Conclusie
In dit geval oordeelde het hof dat het betalen van de premie van de levensverzekering niet moet worden gezien als een schenking. Deze betaling valt buiten de legitieme portie. Dit zou anders kunnen zijn indien er sprake was van een ongebruikelijke gift. Belangrijke indicatoren om dit te bepalen zijn de persoon van de begunstigde en de omvang van de betaalde premie. Naar mijn mening zal het dus niet snel voorkomen dat de premie van een levensverzekering wel als schenking zal worden aangemerkt.
Sluit u een levensverzekering af en kiest u er bewust voor om bepaalde personen uit te sluiten bij de uitkering hiervan? Dan hoeft u niet zo bang te zijn dat de door u betaalde premie later alsnog via uw nalatenschap voor een deel ten goede komt aan de door u uitgesloten personen.
[1] Hof ‘s-Hertogenbosch 29 januari 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:254.
[2] Artikel 4:69 lid 1 sub b BW.