Het door de VVD en PvdA op 29 oktober jl. gepresenteerde regeerakkoord ‘Bruggen slaan’ wijkt wat betreft het ontslagrecht en de WW verregaand af van de bestaande wetgeving op deze vlakken. Ook bevat het significante wijzigingen ten opzichte van de nog op 18 juni jl. goedgekeurde hoofdlijnennotitie aanpassing ontslagrecht en WW, die een nadere uitwerking van het zogenaamde “lente-akkoord” vormde.
Uit het regeerakkoord blijkt dat de beoogde hervorming van het ontslagrecht en de WW – die op verschillende tijdstippen in 2014 moet ingaan – de volgende hoofdelementen bevat:
- Het duaal ontslagstelsel (ontbinding via Rechter en ontslagvergunning via UWV) wordt vervangen door een enkelvoudig ontslagstelsel. Er vindt nog wel toetsing vooraf plaats door het UWV, maar behoudens enkele specifiek genoemde uitzonderingen niet meer door de Rechter.
- De ontslagvergoeding maakt plaats voor een transitiebudget voor iedere werknemer waarvan de arbeidsrelatie onvrijwillig eindigt. Dit geldt ook voor werknemers met een tijdelijk contract (voor bepaalde tijd) van minstens 1 jaar dat door de werkgever niet wordt verlengd. Dit transitiebudget kan worden aangewend voor scholing. Een ontslagvergoeding kan nadien nog wel door de Rechter worden toegewezen indien de Rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten.
- De door werkgevers te betalen WW-premies gaan vanaf 1 januari 2014 structureel omhoog en vanaf 1 juli 2014 wordt voor nieuwe instromers de WW in duur beperkt tot maximaal 24 maanden, waarvan slechts de eerste 12 maanden loongerelateerd zijn. Voor werknemers die 55 jaar of ouder zijn op het moment dat zij werkloos worden gaat de IOW gelden.
Ad 1. Eén route voor ontslag, preventieve toetsing door het UWV
Het volledig afschaffen van de preventieve toets (toetsing vooraf), zoals was beoogd in juni 2012 gaat niet door. De toetsing vooraf blijft in de vorm van een verplichte adviesaanvraag door de werkgever bij het UWV in stand. Het UWV gaat het overgrote deel van de aanvragen binnen 4 weken afhandelen (nu 6 weken). De toetsing door de Rechter vooraf komt te vervallen. Dit behoudens voor enkele specifieke gevallen waarin opzegging niet mogelijk is. Bijvoorbeeld als er sprake is van een opzegverbod, maar er tegelijk wel omstandigheden zijn die noodzaken tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen blijft het UWV dezelfde toetsingscriteria hanteren als tot nu toe.
Werkgevers zullen een transitiebudget moeten betalen, tenzij het ontslag is ingegeven door de slechte financiële situatie van de werkgever en de werkgever failliet zal gaan als hij aan die verplichting moet voldoen.
Bij bedrijfseconomisch ontslag blijven het afspiegelingsbeginsel en daarbinnen het anciënniteitsbeginsel gelden, maar bij CAO mag worden afgeweken van dit afspiegelingsbeginsel. Het afspiegelingsbeginsel bepaalt dat ontslagen evenwichtig moeten worden verdeeld over de leeftijdsgroepen.
De preventieve UWV-toets vervalt als in de voor de werkgever toepasselijke CAO is voorzien in een qua inhoud en snelheid vergelijkbare procedure.
Een werkgever kan zich nog wel tot de Rechter wenden, als hij iemand wil ontslaan in strijd met een opzegverbod, of indien hij een tijdelijk contract wil ontbinden terwijl de arbeidsovereenkomst die mogelijkheid niet biedt.
Als de werknemer meent dat het ontslag ten onrechte is, kan hij achteraf in beroep bij de Rechter en vragen om het ontslag ongedaan te maken. De Rechter zal het UWV-advies zwaar laten wegen. De toetsingscriteria voor de Rechter worden identiek aan de criteria die het UWV toepast voor een werkgever.
Indien de Rechter een ontslag onterecht vindt of in hoofdzaak aan de werkgever te wijten, kan hij een vergoeding toekennen. Indien de werkgever is afgeweken van het negatief ontslagadvies van het UWV, kan de rechter het ontslag ook ongedaan maken. De ontslagvergoeding bedraagt maximaal een ½ maandsalaris per dienstjaar, met een grens van 75.000 euro. Er is geen mogelijkheid tot hoger beroep.
Ad 2. Transitiebudget
Werknemers hebben bij ontslag in de periode tussen twee banen recht op de volgende voorzieningen.
Allereerst wordt – in afwijking van de plannen in juni 2012 – de bestaande wettelijke opzegtermijn gehandhaafd. Deze opzegtermijn bedraagt afhankelijk van de duur van het dienstverband 1 tot 4 maanden. Daarnaast krijgt de werknemer bij onvrijwillig ontslag – bij zowel een contract voor bepaalde tijd van minstens 1 jaar als ook bij een contract voor onbepaalde tijd – een transitiebudget, dat is bedoeld voor kosten van scholing. De omvang van dit budget bedraagt een ¼ maandsalaris per dienstjaar met een maximum van 4 maanden.
Het recht geldt alleen als de arbeidsovereenkomst op initiatief van werkgever wordt beëindigd of indien werkgever voortzetting van het dienstverband voor werknemer zodanig onmogelijk heeft gemaakt dat zelf ontslag nemen het enige alternatief is.
Ad 3. WW-duur en kosten en IOW
Het in de hoofdlijnennotitie uitgewerkte plan de kosten van maximaal de eerste 6 maanden van de WW-uitkering van een werknemer door de werkgever te betalen gaat niet door.
In plaats hiervan gaan de door werkgevers te betalen WW-premies vanaf 1 januari 2014 structureel met 1,3 miljard omhoog. Met betrekking tot deze verhoging wordt de mogelijkheid nog bezien om de WW-premie per werkgever te differentiëren op basis van criteria van goed werkgeverschap.
Daarnaast wordt de maximale WW-duur per 1 juli 2014 voor nieuwe instroom in de WW beperkt tot 24 maanden. Daarvan is de hoogte bovendien in tegenstelling tot nu, nog slechts de eerste 12 maanden een percentage van het loon (loongerelateerd). De maximaal 12 maanden hierop volgende uitkering is een vervolguitkering ter hoogte van 70% van het wettelijk minimum loon.
Ook de opbouw van het arbeidsverleden wordt aangepast. De opbouw is de eerste 10 jaar is 1 maand WW per gewerkt jaar en daarna is de opbouw een halve maand WW per gewerkt jaar.
Om oudere werknemers die werkloos worden tegemoet te komen wordt voor werknemers die werkloos worden op het moment dat zij 55 jaar of ouder zijn de IOW toegankelijk. De uitkering op bijstandsniveau heeft geen vermogenstoets of inkomenstoets. Er geldt echter wel een sollicitatieplicht. Deze uitkering duurt bij blijvende werkloosheid voort tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. De IOAW wordt in 2014 afgeschaft.
Uit het regeerakkoord volgt tot slot dat het nieuwe kabinet streeft naar overeenstemming met de sociale partners over een sociale agenda waarvan deze plannen deel uit maken. Er gaat dus nog ‘gepolderd’ worden, waardoor wijzigingen op deelpunten mogelijk zijn als de beoogde besparing maar wordt gerealiseerd.
Samen met de sociale partners zal ook worden gekeken naar de verbetering van de wettelijke bescherming voor verschillende vormen van flexibel werken. Daarbij zullen onder andere de ketenregelingen en de concurrentiebedingen worden betrokken.
Yvonne Litjens