Affectieve relatie met (ex-)patiënten: beleid en aanpak door zorginstellingen
Het verbod op een affectieve relatie in de zorg
Volgens artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek moeten zorgverleners handelen als een “goed hulpverlener.” Dit betekent dat zij een professionele afstand moeten houden en de afhankelijkheidsrelatie niet mogen misbruiken. Een zorgverlener moet daarom affectieve (relatie) of seksuele gevoelens en gedragingen tijdig signaleren en in dat geval de zorgrelatie overdragen.
Een relatie mag zelfs niet als een patiënt instemt, aandringt of het initiatief neemt. Ook binnen de zogenoemde “afkoelingsperiode”, een periode na de behandelrelatie, blijft elk seksueel (getint) gedrag verboden.
Het verbod wordt gerechtvaardigd door het gebrek aan gelijkwaardigheid, niet alleen omdat een dergelijke relatie de hulpverleningssituatie kan doorkruisen, maar bovenal om uit te sluiten dat een dergelijke relatie tot stand komt op basis van of onder invloed van de genoemde onderlinge ongelijkwaardigheid.
Toch komt het voor dat een zorgverlener de zorgrelatie niet overdraagt of er tijdens de afkoelingsperiode seksueel grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt. Als zorginstelling moet er dan worden ingegrepen. Een zorginstelling heeft verschillende manieren om te handelen door bijvoorbeeld het ontslag van de zorgverlener, de verplichte Wkkgz-melding of een tuchtklacht tegen de zorgverlener.
Ontslag van een zorgmedewerker bij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag
Als een zorgverlener een relatie aangaat met een (ex-)patiënt, kan de werkgever afhankelijk van de situatie overgaan tot diverse arbeidsrechtelijke disciplinaire maatregelen, zoals een waarschuwing, overplaatsing of zelfs een ontslag op staande voet.
De arbeidsovereenkomst kan ook worden ontbonden wegens een dringende reden. De dringende reden is gelegen in het feit dat de zorgverlener grensoverschrijdend gedrag vertoond door een affectieve relatie te onderhouden, zeker als er ook sprake is geweest van seksuele contacten. Daarmee handelt de zorgverlener in strijd met de zorg die van hem als goed zorgverlener kon worden verwacht.
De rechter dient bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden alle omstandigheden mee te wegen. Zo wordt er tevens gekeken naar de aard van de zorgrelatie en type hulpverlening, bijvoorbeeld of het gaat om zeer kwetsbare patiënten. Ook wordt gekeken naar de duur van de relatie, het feit of de zorgverlener de relatie zelf heeft gemeld en de aard van de arbeidsrelatie.
Wkkgz-melding
Seksueel grensoverschrijdend gedrag dient altijd te worden gemeld aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Jeugdwet zijn zorgaanbieders verplicht om gevallen van ‘geweld in de zorgrelatie’ bij de inspectie te melden, waaronder ook seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit geldt ook indien dergelijk gedrag plaatsvindt na beëindiging van de zorgrelatie, maar binnen de afkoelingsperiode.
Deze melding is geen keuze, maar een wettelijke verplichting. De inspectie kan vervolgens toezicht uitoefenen, interventies inzetten (zoals een aanwijzing of verscherpt toezicht) en beoordelen of de zorgaanbieder voldoende adequaat heeft gereageerd. Indien een zorginstelling deze meldingsplicht niet naleeft, kan de inspectie een bestuurlijke boete opleggen.
Het gaat hier niet alleen om de zorgverlener, maar ook ieder ander persoon van een zorginstelling die tegenover een cliënt een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond.
Tuchtklacht
Een zorginstelling kan besluiten om een tuchtklacht in te dienen tegen een zorgverlener die zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag jegens een (ex-)patiënt. Een tuchtklacht richt zich op de beoordeling van het individueel professioneel handelen van de zorgverlener. De grondslag hiervoor is artikel 47 van de Wet BIG.
Door het indienen van een tuchtklacht wordt het risico op herhaling in een andere zorginstelling beperkt. Daarmee beschermt het tuchtrecht niet alleen de huidige organisatie, maar ook toekomstige cliënten in de gehele zorgsector.
Conclusie
Soms is een gecombineerde aanpak essentieel voor het voorkomen van herhaling en het borgen van publieke veiligheid. Een zorgverlener die een relatie aangaat met een kwetsbare cliënt, vertoont gedrag dat zó indruist tegen professionele standaarden dat alleen ontslag soms onvoldoende is. Zonder melding bij de IGJ blijft het incident onbekend voor de toezichthouder. Zonder tuchtklacht kan de zorgverlener gewoon elders in de zorg aan de slag.
Zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid om duidelijke richtlijnen op te stellen, bewustwording te bevorderen, preventie actief vorm te geven en bij overtredingen adequaat in te grijpen. De IGJ maakt onomwonden duidelijk: Het mag niet, het mag nooit.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met Marlies Hol of Jody Esveldt.