Compensatie transitievergoeding langdurig zieke werknemer: (bijna) een feit
Net voorafgaand aan het zomerreces hebben de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel dat een vergoeding inhoudt voor de door werkgevers aan langdurig zieke werknemers betaalde transitievergoeding als hamerstuk aangenomen. Wel is door de Eerste Kamer nog als vraag bij minister Koolmees neergelegd of alle werkgevers de betaalde transitievergoeding vergoed kunnen krijgen of dat er een grens gaat gelden qua omvang van de onderneming. De datum van inwerkingtreding is nog niet bekend, maar laatstelijk is 1 april 2020 beoogd. Omdat de wet een terugwerkende kracht heeft tot en met 1 juli 2015 is het raadzaam dat werkgevers nu al rekening houden met deze wet indien zij de arbeidsovereenkomst met een langdurig zieke (willen) beëindigen of al vanaf die datum beëindigd hebben.
Achtergrond
Voor de WWZ was uitgangspunt dat een werkgever een werknemer na twee jaar ziekte – indien de werkgever geen verwijt trof van deze ziekte – geen ontslagvergoeding verschuldigd was bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst nadien. Achtergrond vormde dat het voldoende werd geacht dat de werkgever al gehouden was tot twee jaar verplichte loondoorbetaling (minimaal 70% van het maximum dagloon) bij ziekte en daarnaast ook nog kosten maakte voor begeleiding en re-integratie. Toenmalig minister Asscher bleek geen gehoor te willen geven aan de veelvuldig opgaande stemmen, ook onder de WWZ een uitzondering te maken op het verplicht betalen van een transitievergoeding aan deze langdurig zieken. Wel kwam hij, om dubbele kosten voor werkgevers en het aanhouden van zogenaamde ‘slapende dienstverbanden’ met langdurig zieke werknemers te voorkomen, met een wetsvoorstel dat een compensatie inhoudt van de door de werkgever betaalde transitievergoeding aan deze categorie werknemers. De compensatie zal worden betaald uit het Algemeen werkloosheidsfonds (AWF) en worden uitgevoerd door het UWV. Er zal echter wel voor werkgevers een premieverhoging van het de uniforme AWF tegenover staan. Ondanks het feit dat dit wetsvoorstel op veel kritiek stuitte - zo ook van de Raad van State - wordt het wetsvoorstel nu toch wet.
Het lijkt aannemelijk dat de door de Eerste Kamer gestelde vraag of de compensatie voor alle werkgevers gaat gelden bevestigend zal worden beantwoord, omdat niets in de parlementaire stukken wijst op een andersluidend antwoord. Het woord is echter op dit punt uiteraard nog aan minister Koolmees.
Belang voor de praktijk
Omdat de vergoeding ook zal gaan gelden voor arbeidsovereenkomsten die beëindigd zijn vanaf 1 juli 2015 vanwege langdurige ziekte, is het goed dat werkgevers nu al rekening houden met alle uit dit wetsvoorstel voortvloeiende voorwaarden om voor vergoeding van de betaalde transitievergoeding in aanmerking te komen. Deze voorwaarden houden in dat de werkgever aan het UWV schriftelijke stukken moet toesturen, onder meer:
- stukken waaruit blijkt dat de arbeidsovereenkomst is beëindigd wegens langdurige arbeidsongeschiktheid. Bijvoorbeeld door toezending aan het UWV van:
- de door het UWV verleende ontslagvergunning wegens langdurige arbeidsongeschiktheid;
- de beschikking van de kantonrechter dat de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid wordt ontbonden;
- de beëindigingsovereenkomst/vaststellingsovereenkomst die als reden van beëindiging met wederzijds goedvinden de langdurige arbeidsongeschiktheid noemt;
- de schriftelijke instemming door werknemer met ontslag door werkgever wegens langdurige arbeidsongeschiktheid.
In de laatste drie gevallen dient de werkgever een verklaring mee te zenden inhoudende dat de werknemer ziek was op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigde, de exacte opgave van de periode van ziekte en de naam van de behandelend arbo-/bedrijfsarts.
- de arbeidsovereenkomst (het is niet van belang of het een arbeidsovereenkomst voor bepaalde of onbepaalde tijd betreft; ook een beëindiging van rechtswege waarbij de reden van niet verlengen de langdurige arbeidsongeschiktheid is, valt onder de compensatieregeling);
- bewijs van betaling van de transitievergoeding;
- loonstroken over de ziekteperiode;
- de gegevens die zijn gebruikt om de hoogte van de transitievergoeding te berekenen.
Over deze laatste twee schriftelijke stukken wil het UWV kunnen beschikken, omdat de hoogte van de compensatie die de werkgever ontvangt op drie punten is beperkt. In de eerste plaats zal enkel worden vergoed de transitievergoeding waar een werknemer wettelijk recht op zou hebben op het moment dat de verplichte loondoorbetaling eindigt. Ten tweede wordt niet meer vergoed dan het betaalde bruto loon tijdens de ziekte en tellen werkgeverslasten dus niet mee. Een als gevolg van een opgelegde loonsanctie na twee jaar arbeidsongeschiktheid nog geldende loondoorbetalingsplicht wordt tot slot ook niet meegeteld bij het berekenen van de vergoeding.
De compensatie voor een na 1 juli 2015 betaalde transitievergoeding aan een langdurig zieke kan pas door de werkgever bij het UWV worden aangevraagd na inwerkingtreding van de wet, maar moet dan ook binnen 6 maanden nadien zijn ingediend. Indien de wet inderdaad op 1 april 2020 in werking treedt zal dit dus uiterlijk 30 september 2020 zijn. Een aanvraagformulier zal nog door het UWV worden opgesteld. Wel luidt mijn advies dat werkgevers voor wie het speelt nu al alle benodigde gegevens verzamelen en met al deze voorwaarden bij een eventuele toekomstige beëindiging van de arbeidsovereenkomst met een langdurige zieke werknemer rekening houden.