De WNT, wat is er per 1 januari 2015 veranderd?

10 apr 2015

De per 1 januari 2013 ingevoerde Wet Normering Topinkomens (WNT) was pas 2 jaar oud en niet bepaald onomstreden, maar is desondanks per 1 januari 2015 opnieuw aangescherpt door een verlaging van de maximale wettelijke bezoldigingsnorm voor topfunctionarissen van 130% naar 100% van een ministersalaris.

Vanaf 2013 worden de bezoldiging en ontslagvergoedingen (maximaal jaarsalaris, afgetopt tot Euro 75.000) van topfunctionarissen in de publieke sector en bepaalde semipublieke sectoren aan banden gelegd in de WNT. Topfunctionarissen zijn personen die behoren tot het hoogste uitvoerende of toezichthoudende orgaan, of de laag daaronder, en in die rol verantwoordelijk zijn voor de gehele instelling of rechtspersoon. Ook extern ingehuurde (interim) topfunctionarissen vallen onder de WNT zodra zij in een aaneengesloten periode van 18 maanden, 6 maanden of langer de functie van een topfunctionaris vervullen.

Verlaging bezoldigingsnorm topfunctionarissen

Door de per 1 januari 2015 ingevoerde Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (WNT-2)

geldt als nieuw maximuminkomen voor deze topfunctionarissen de norm van Euro 178.000. Een verlaging van ongeveer Euro 50.000 ten opzichte van de tot dat moment geldende norm. Deze maximumnorm omvat alle belastbare delen van de bezoldiging van de topfunctionaris, zoals salaris, vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, belastbare onkostenvergoeding, pensioenbijdrage, fiscale bijtelling van de dienstauto enz.

Deze verlaagde norm is direct van toepassing voor de gehele publieke sector: het Rijk, de zelfstandige bestuursorganen, de provincies, de gemeenten, de waterschappen en de vele door deze decentrale overheden ingestelde publieke instellingen. Directe toepassing is er ook voor een zeer groot deel van de semipublieke sector. Dit zijn o.a. door het Rijk, gemeenten en provincies gesubsidieerde instellingen op zeer diverse terreinen, de landelijke en regionale publieke media-instellingen, instellingen voor beroepsonderwijs, drinkwaterbedrijven en regionale energienetbeheerders.

Voor zittende topfunctionarissen van wie de bezoldiging boven deze nieuwe norm ligt, geldt een overgangsperiode. Op grond van de per 1 januari 2013 ingevoerde WNT mochten bestaande bezoldigingsafspraken die de per die datum geldende 130%-norm van een ministersalaris overstegen, éénmalig gedurende een periode van vier jaar – dus tot en met 2016 – worden gehandhaafd. Daarna moet de bezoldiging in drie jaar (2017, 2018 en 2019) worden afgebouwd tot de 130%-norm. Als gevolg van WNT 2 zal de bezoldiging van voor 1 januari 2013 al zittende topfunctionarissen vervolgens in twee jaren (2020 en 2021) worden teruggebracht naar de 100% norm. Met ingang van 2022 moet hun bezoldiging voldoen aan de 100%-norm. Voor zittende topfunctionarissen van na 1 januari 2013, van wie de bezoldiging onder de 130% ligt maar boven de 100%, geldt dat de bezoldiging met ingang van 1 januari 2015 gedurende 4 jaar wordt gerespecteerd –  dus tot en met 2018 –  en vervolgens in drie jaar (2019, 2020 en 2021) moet worden teruggebracht naar de nieuwe 100%-norm. Ook bij deze categorie zal de bezoldiging van de topfunctionarissen dus per 2022 zijn aangepast aan deze verlaagde norm van 100%.  

Overgangsjaar zorg- en welzijnssector, woningcorporaties en wetenschappelijk onderwijs

Voor de zorg- en welzijnssector, woningcorporaties en het onderwijs waren en zijn er, naast de WNT-norm, al andere lagere normen op grond van ministeriële regelingen. Voor het onderwijs zijn dit gedifferentieerde maxima per (deel)sector. Voor de zorg- en welzijnssector en woningcorporaties golden en gelden voor kleinere instellingen afhankelijk van een aantal criteria gestaffelde normen aflopend tot 46% van de WNT-norm.

Gebruik makend van de ook in het WNT-2 daartoe geboden mogelijkheid is echter voor de sector zorg en welzijn opnieuw gekozen voor het toepassen van een overgangsjaar. Dit betekent dat er in 2015 geen verdere aftopping zal plaatsvinden van de in 2014 op grond van Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen zorg- en welzijn geldende staffels. Hetzelfde geldt voor de woningcorporaties (de op 28 november 2014 voor deze sector voor 2015 vastgestelde staffel blijft van toepassing) en het wetenschappelijk onderwijs.  Voor alle overige onderwijssectoren geldt dat er door de minister van OCW voor is gekozen, om de sectorale beloningsmaxima die uitstegen boven het maximum van WNT-2 direct per 1 januari 2015 af te toppen.

Per 1 januari 2016 gaat vervolgens de verlaagde WNT-2 norm (en in diverse sectoren ook de lagere norm voor kleinere instellingen) ook voor de sectoren die nu nog het overgangsjaar hanteren, gelden. De enige uitzondering hierop is de sector zorgverzekeraars.

Het overgangsrecht in de sectoren waar sprake is van het overgangsjaar –  sector zorg en welzijn, woningcorporaties en wetenschappelijk onderwijs –  luidt als volgt. Voor topfunctionarissen van wie de bestaande bezoldigingsafspraken binnen het `oude` toepasselijke staffelbedrag vallen, maar boven het met ingang van 1 januari 2016 voor hen geldende staffelbedrag, gaat het overgangsrecht met ingang van die datum in.  Indien topfunctionarissen al voor 2015 onder het overgangsrecht vielen omdat hun bezoldiging al lag boven de WNT-1 norm, respectievelijk het (lagere) toepasselijk staffelbedrag, blijft de overgangsregeling identiek aan die van topfunctionarissen in sectoren zonder overgangsjaar.

Verhoging bezoldigingsnorm toezichthouders/commissarissen

Het bezoldigingsmaximum voor de voorzitter van de RvT of RvC is per 1 januari 2015 verhoogd van 7,5% naar 15% van het bezoldigingsmaximum dat geldt voor de instelling waar hij of zij voorzitter is van het toezichthoudend orgaan. De leden van de RvT of RvC mogen vanaf deze datum 10% in plaats van 5% van dit bezoldigingsmaximum verdienen. Deze nieuwe normen gelden voor alle publieke en semipublieke sectoren die onder de WNT vallen.

Graag adviseren wij u bij eventuele verdere concrete vragen omtrent de gevolgen van de WNT-2 voor uw instelling of uw eigen rechtspositie.

BG.legal