Goederenrechtelijk cessieverbod leidt ook tot onverpandbaarheid vordering

12 okt 2022

Inleiding

Partijen nemen meestal een cessieverbod met goederenrechtelijke werking in hun contracten op. Het gevolg daarvan is dat vorderingen over en weer niet aan derden kunnen worden overgedragen. Dat is wenselijk, omdat partijen dan niet onverwachts kunnen worden geconfronteerd met een andere partij en duidelijk is aan wie bevrijdend betaald kan worden.

Tot voor kort was onduidelijk of een cessieverbod met goederenrechtelijke werking ook tot gevolg had dat partijen op vorderingen geen pandrecht meer konden vestigen. De Hoge Raad heeft hierover in zijn arrest van 1 juli 2022 duidelijkheid geschapen.

Goederenrechtelijk cessieverbod = verpandingsverbod

De Hoge Raad overweegt dat een pandrecht gevestigd kan worden op alle goederen die voor overdracht vatbaar zijn. Als gevolg hiervan kan volgens de Hoge Raad geen pandrecht worden gevestigd op een vordering die niet voor overdracht vatbaar is. De Hoge Raad sluit met zijn oordeel aan bij het systeem van het Burgerlijk Wetboek. Heel verassend is het oordeel van de Hoge Raad dan ook niet, maar voor de praktijk is het wel van belang om hierover duidelijkheid te hebben.

Praktijklessen

Als partijen willen uitsluiten dat vorderingen over en weer verpand kunnen worden, dan kan volstaan worden met een goederenrechtelijk cessieverbod. Voor financiers (met pandrechten op vorderingen) is van belang dat zij hier scherp op, want dergelijke verboden kunnen dus grote gevolgen hebben voor de waarde van hun zekerheden.

Remco de Jong nieuw 1