Het waterschap en de zoektocht naar de dader
Uitspraak van 3 juni 2015
Op 3 juni 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zaaknummer 201406766/1/A4) nog eens duidelijk gemaakt dat het voor een waterschap/hoogheemraadschap niet eenvoudig is om te bepalen wie aangesproken kan worden vanwege een illegale situatie.
Casus
In dit geval had het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (verder: het college) bij besluit van 6 juli 2012 aan appellant een last onder bestuursdwang opgelegd wegens overtreding van de Keur.
De rechter geeft eerst aan dat het op grond van de Keur verboden is zonder vergunning van het college een oppervlaktewaterlichaam aan te leggen, geheel of gedeeltelijke te dempen of in de afmetingen of constructies daarvan veranderingen aan te brengen of oppervlaktewaterlichamen met elkaar te verbinden. Ook is het verboden zonder vergunning van het college gebruik te maken van een oppervlaktewaterlichaam en beschermingszone door daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder werken of opgaande (hout)beplantingen te plaatsen, te behouden of te verwijderen.
Het college heeft aan de last ten grondslag gelegd dat op 5 januari 2012 door een toezichthouder is geconstateerd dat ter hoogte van het perceel, waarvan appellant eigenaar is, zonder vergunning beschoeiing werd geplaatst in het natte profiel van de Kromme Rijn. Bij brief van 21 maart 2012 is appellant gewezen op deze constatering en op het feit dat voor de in 2009 aangebrachte steiger evenmin vergunning is verleend. Appellant is daarbij in de gelegenheid gesteld binnen drie weken een vergunning aan te vragen voor zowel de beschoeiing als de steiger. Dat heeft hij niet gedaan.
Tijdens hercontroles op 23 april 2012 en 24 mei 2012 is geconstateerd dat de nieuwe beschoeiing gereed was en niet op dezelfde locatie als de oude beschoeiing was geplaatst, maar verder in de watergang. Hierdoor is de watergang volgens het college deels gedempt, hetgeen een vernauwing van het doorstroomprofiel betekent. Verder is geconstateerd dat de steunpalen van de steiger in het natte profiel van de watergang zijn geplaatst. Appellant heeft derhalve de Keur overtreden, aldus het college. De last houdt in dat appellant voor 30 juli 2012 het profiel van de watergang in oorspronkelijke staat dient te herstellen, waarbij de overtollige grond dient te worden afgevoerd en maatregelen dienen te worden getroffen ter voorkoming van afkalving van het talud, en de steiger dient te verwijderen en verwijderd te houden. Indien op 30 juli 2012 wordt geconstateerd dat de beschoeiing en de steiger niet verwijderd zijn, zal het college een aannemer opdracht geven dit te doen. De kosten daarvan zullen op appellant worden verhaald, aldus het college.
Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij in zijn hoedanigheid van eigenaar van het perceel als overtreder van de Keur kan worden aangemerkt. Daartoe voert hij aan dat hij geen eigenaar is van de grondstrook langs de Kromme Rijn, grenzend aan de achterzijde van zijn perceel, waar de toenmalig huurder van zijn villa een verbetering aan de reeds bestaande vlonder en aanlegplek voor boten heeft aangebracht zonder zijn toestemming of opdracht. Verder voert hij aan dat die huurder ook maatregelen heeft genomen om afkalving van de oever van de Kromme Rijn te voorkomen, waar het waterschap zelf in gebreke bleef.
Het college heeft de stelling van appellant dat de huurder van zijn villa veranderingen aan de steiger heeft aangebracht en opdracht heeft gegeven tot het plaatsen van de nieuwe beschoeiing niet betwist. Wel heeft het erop gewezen dat voor de beschoeiing benodigd materiaal is besteld op naam van de stichting waarvan appellant bestuurder is. Het college stelt verder dat appellant het via de huurovereenkomst in zijn macht had om aan de overtreding een einde te maken. Hoewel hij strikt formeel geen eigenaar is van de strook grond langs de Kromme Rijn, gedraagt hij zich volgens het college wel als eigenaar. De strook is bij de tuin achter zijn woning getrokken en de steiger kan door hem worden gebruikt. Zo nodig geeft de provincie Utrecht, ten tijde van belang eigenaar van de strook grond, toestemming om de grond te betreden, de steiger weg te halen en het profiel van de watergang te herstellen, aldus het college.
Zoals de Afdeling heeft overwogen in de uitspraak van 15 oktober 2008 in zaak nr. 200707345/1, is degene die het desbetreffende wettelijke voorschrift schendt in de eerste plaats degene die de verboden handeling fysiek verricht; daarnaast kan in bepaalde gevallen degene die de overtreding niet zelf feitelijk begaat, doch aan wie de handeling is toe te rekenen, voor de overtreding verantwoordelijk worden gehouden en derhalve als overtreder worden aangemerkt.
En nu komt de Afdeling tot de volgende constateringen en conclusie: vaststaat dat de huurder van de villa de steunpalen van de steiger in het natte profiel van de watergang heeft geplaatst en behouden en dat hij tevens opdracht heeft gegeven om de nieuwe beschoeiing in het natte profiel van de Kromme Rijn aan te brengen. Appellant heeft derhalve niet fysiek de handelingen verricht waardoor, zoals tussen partijen niet in geschil is, de Keur is overtreden. Niet gebleken is dat appellant zijn huurder opdracht heeft gegeven tot het verrichten van deze handelingen dan wel dat deze hem anderszins kunnen worden toegerekend. Dit kan niet worden afgeleid uit het enkele feit dat benodigd materiaal is besteld op naam van de stichting waarvan hij bestuurder is. De omstandigheid dat tussen appellant en zijn huurder een huurovereenkomst bestond, is daarvoor eveneens onvoldoende. Overigens is, zoals het college heeft bevestigd, appellant geen eigenaar van de strook grond waarop de overtreding heeft plaatsgevonden, zodat hij geen zeggenschap over of invloed op het gebruik daarvan heeft. De rechtbank heeft niet onderkend dat het college appellant derhalve ten onrechte als overtreder heeft aangemerkt op wie de kosten van het toepassen van bestuursdwang kunnen worden verhaald. De omstandigheid dat de provincie toestemming heeft gegeven om de strook grond te betreden, is hierbij niet van belang.
Kortom
Het is al met al dus een flinke klus voor een waterschap/hoogheemraadschap om een mogelijke overtreder daadwerkelijk ter verantwoording te kunnen roepen en op zijn kosten de illegale situatie ongedaan te maken. In dit geval zou diegene die is aangesproken niet de eigenaar zijn en bovendien onvoldoende zeggenschap hebben. Ook een huurovereenkomst zou onvoldoende zijn. Voor een waterschap/hoogheemraadschap is het derhalve van belang om de interne werkwijze zodanig in te richten dat het dossier niet alleen door de vakafdeling wordt ‘gemaakt’ maar ook door de juridische afdeling scherp wordt geanalyseerd en begeleid.
Zie ook branche Water & Energie