Kantonrechter: overgangspremie VPL geen WNT-bezoldiging indien topfunctionaris niet onder overgangsregeling VPL valt
Op gezamenlijk verzoek van een woningcorporatie en haar directeur-bestuurder (topfunctionaris in de zin van de WNT) heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 augustus jl. (ECLI:NL:RBMNE:2018:3869) geoordeeld over de vraag of de door de woningcorporatie voor de topfunctionaris betaalde overgangspremie VPL is aan te merken als bezoldiging in de zin van de WNT, ook indien deze topfunctionaris te zijner tijd zelf geen gebruik kan maken van het vroegpensioen ingevolge de VPL-regeling. De Rechtbank is de topfunctionaris tegemoet gekomen door te oordelen dat in deze specifieke situatie de overgangspremie VPL inderdaad niet valt onder de bezoldiging.
Achtergrond
Partijen verzochten gezamenlijk om een oordeel hierover van de Rechter (daarbij gebruikmakend van de procedure via artikel 96 Rv), nadat dit in het kader van een accountantscontrole in 2016 tot discussie leidde. Hieraan voorafgaand had de ingeschakelde Autoriteit Woningcorporatie (AW) geoordeeld dat het nog in het Accountantsverslag 2015 ingenomen standpunt om het werkgeversaandeel VPL niet mee te nemen als bezoldigingsbestanddeel voor de WNT, tot een onrechtmatige bezoldiging leidde. Zoals ook uit dit Accountantsverslag bleek zou immers – indien deze premie wel werd meegenomen - het WNT-maximum zijn overschreden. De Raad van Commissarissen van de Woningcorporatie besloot vervolgens de bezoldiging van de topfunctionaris eenzijdig naar beneden bij te stellen met het bedrag van de VPL-premie en tot een verrekening van het teveel betaalde over te gaan. Omdat – naar ik aanneem – de topfunctionaris zich niet zonder slag of stoot bij deze salarisverlaging wenste neer te leggen, werd door partijen gezamenlijk voor deze procedure gekozen. Wellicht ook omdat de reden van de topfunctionaris om het met deze salarisverlaging niet eens te zijn, begrijpelijk is. Vaststaand feit in deze casus is namelijk dat de door de werkgever verplicht te betalen overgangspremie VPL er niet toe kan leiden dat deze topfunctionaris (vanwege de geboortedatum) zelf ooit aanspraak zou hebben op vroegpensioen op grond van deze VPL-regeling. Deze topfunctionaris zal dus ook geen “inkomen op termijn” krijgen als gevolg van deze door werkgever betaalde VPL-premie.
Oordeel Rechtbank
De kantonrechter is – in tegenstelling tot de AW – wel gevoelig voor de argumentatie van de topfunctionaris. Vooropgesteld wordt dat de doelstelling van de WNT is het normeren van het inkomen of de bezoldiging van de topfunctionaris. Uit de Memorie van Toelichting leidt de kantonrechter verder af dat de doelstelling van de WNT niet is dat een instelling niet meer mag uitgeven dan de norm, maar dat een topfunctionaris niet meer mag ontvangen dan de norm. Omdat deze topfunctionaris geen voordeel behaalt uit de afdracht van de overgangspremie VPL door zijn werkgever, acht de kantonrechter in beginsel de conclusie gerechtvaardigd dat de overgangspremie VPL geen deel uitmaakt van de bezoldiging; in beginsel, omdat ook getoetst moet worden of deze conclusie niet in tegenspraak is met hetgeen in de Uitvoeringsregeling WNT is weergegeven. In de toelichting op deze Uitvoeringsregeling is opgenomen dat de overgangspremie VPL dient te worden meegeteld. Er is bovendien in deze toelichting geen uitzondering gemaakt voor topfunctionarissen die geen voordeel verkrijgen uit de afdracht van die overgangspremie. Hoewel de kantonrechter opmerkt dat dit er op lijkt te duiden dat de overgangspremie VPL in alle gevallen deel uitmaakt van de bezoldiging, luidt het eindoordeel toch anders. Dit vanwege de tekst van de Memorie van Toelichting bij de WNT. Uit de hierin opgenomen specifieke bepalingen op dit punt leidt de kantonrechter af dat de wetgever (in ieder geval voor topfunctionarissen in dienst van de overheid) niet heeft bedoeld de overgangspremie VPL in alle gevallen deel uit te laten maken van de bezoldiging. De verwijzing naar het overgangsrecht van de FPU (vroegpensioen) duidt erop dat bij de vaststelling van de hoogte van de bezoldiging alleen rekening gehouden moet worden met de overgangspremie VPL bij die topfunctionarissen die vallen onder het overgangsrecht van de FPU. De kantonrechter is vervolgens van oordeel dat de overgangsregeling van het Pensioenfonds voor de Woningcorporaties in dit verband gelijk gesteld moet worden aan het overgangsrecht van de FPU.
Conclusie: de VPL-premie behoort in het specifieke geval dat de topfunctionaris hier geen materieel voordeel van gaat krijgen, niet tot de bezoldiging. De topfunctionaris kan opgelucht ademhalen, zijn salaris mag niet eenzijdig door zijn werkgever met de betaalde VPL-premie worden verlaagd.
Belang voor de praktijk
Naast uiteraard het belang van het feit dat er nu een oordeel ligt van een Kantonrechter op dit specifieke punt waarmee andere topfunctionarissen in een zelfde situatie hun voordeel kunnen doen, is mijns inziens ook de gezamenlijk gestarte artikel 96 Rv-procedure van belang. Een mooi alternatief bij een arbeidsrechtelijk geschil tussen partijen waarover weliswaar een rechtelijke uitspraak gewenst is, maar beide partijen gebaat zijn bij een meer harmonieuze wijze van procederen dan de reguliere procedure op tegenspraak. Bovendien leidt deze procedure tot een spoedige uitspraak en lagere proceskosten voor partijen.