Nieuwe echtgenote moet getuigen in een alimentatieprocedure

02 jul 2012

Wanneer iemand hertrouwt dan krijgt de nieuwe partner een onderhoudsverplichting ten opzichte van de bij hem of haar in het gezin wonende kinderen. Bij het bepalen van de hoogte van de alimentatie moet worden gekeken naar de inkomenspositie van de nieuwe gehuwde/geregistreerde partner. In alimentatiezaken kan het van belang zijn om een nieuwe partner op te roepen als getuige, wanneer deze weigert de financiële gegevens te verstrekken. Moet de stiefouder dan een verklaring onder ede afleggen bij de rechter? Of kan de stiefouder zich beroepen op het verschoningsrecht?

In een zaak bij de Rechtbank ‘s-Hertogenbosch werd de vraag voorgelegd of in dit geval de stiefmoeder kan ontkomen aan het afleggen van een getuigenverklaring op grond van artikel 165 Rv. In dit artikel is immers bepaald dat een aantal getuigen zich kan verschonen. Dit is mogelijk in twee gevallen. Het zogenaamde familiaal verschoningsrecht [onder meer de ex-echtgenoot of ex-geregistreerde partner alsmede de bloed- of aanverwanten van een van partijen] of het functioneel of professioneel verschoningsrecht [geheimhouding verplicht uit hoofde van hun ambt/beroep].

In deze zaak staat vast dat er sprake is van een stiefouder, immers de dame in kwestie is gehuwd met de man. Vanwege het huwelijk krijgt zij direct een familiaal verschoningsrecht. Het lijkt er dus op dat zij niet hoeft te getuigen. Een ander artikel [284 lid 3 Rv] geeft echter een uitzondering op het familiaal verschoningsrecht;

“het verschoningsrecht komt aan de in artikel 165 lid 2 onder a genoemde personen niet toe in procedures betreffende de toepassing van de bepalingen van Boek 1 BW, vervat in de titels 5, 5a en 9- 20, of van die vervat in titel 6 voor zover het betreft procedures tussen echtgenoten of geregistreerde partners”.

De stiefmoeder stelt zich op het standpunt dat artikel 284 Rv niet van toepassing is, omdat deze zaak speelt tussen ex-echtelieden en niet tussen echtelieden. Zij zou dan toch gebruik kunnen maken van haar verschoningsrecht. Immers, artikel 284 Rv spreekt alleen over echtgenoten- of geregistreerde partners.
Uit de wetgeschiedenis van dit artikel blijkt dat geen aandacht is besteed aan de vraag of de beperking van het verschoningsrecht in familierechtelijke procedures ook betrekking heeft op procedures tussen ex-echtgenoten en geregistreerde partners.

De rechtbank stelt vast dat deze zaak is gebaseerd op boek I titel 17 BW. De rechtbank gaat uit van de letterlijke tekst van artikel 284 lid 3 Rv. In de eerste zin van dit artikel wordt niet aangeven of het moet gaan om een procedure tussen echtgenoten of ex-echtgenoten. In de tweede zin van het artikel wordt dit wel uitdrukkelijk aangegeven; “of van die vervat in titel 6 voor zover het betreft procedures tussen echtgenoten of geregistreerde partners”.

De rechtbank leidt uit de eerste zin van het artikel het volgende af; bij een procedure die gebaseerd is op boek I BW titel 5, 5a en 9-20, zowel tussen echtelieden als ex-echtelieden kan geen beroep worden gedaan op het [familiair] verschoningsrecht. Was dit niet de bedoeling, dan had de wetgever dat uitdrukkelijk aangegeven, net als in de tweede zin van het artikel, aldus het Gerechtshof.
Kortom, de stiefmoeder kan geen beroep doen op het verschoningsrecht. Zij mag als getuige onder ede worden gehoord. Ook al ben je getrouwd, soms kun je niet onder je plicht tot getuigen uit komen.

BG.legal