Publicatie
De klachtplicht van artikel 6:89 BW nader beschouwd

Auteur
Marc Heuvelmans
Gepubliceerd
26 nov. 2021

Wanneer op grond van een overeenkomst tussen twee partijen de ene partij een prestatie levert aan de andere partij, heeft degene die de prestatie ontvangt de plicht de geleverde prestatie te controleren op gebreken. Dat is ter bescherming van degene die de prestatie geleverd heeft. Die partij moet niet al te lang in onzekerheid blijven over de juistheid van zijn geleverde prestatie. Als de ontvangende partij een gebrek ontdekt, of redelijkerwijze had moeten ontdekken, dient hij daarover binnen “bekwame tijd” te protesteren bij zijn wederpartij. Doet hij dat niet, dan kan hij geen beroep meer doen op het gebrek in de geleverde prestatie. We noemen dat de klachtplicht, die geregeld is in artikel 6:89 BW. Regelmatig heeft de Hoge Raad in zijn uitspraken richting gegeven aan de interpretatie en toepassing van dit artikel, bijvoorbeeld door het begrip “bekwame tijd” in te vullen. Regelmatig duikt het artikel op in de rechtspraak, zo ook recent op 15 oktober 2021. Toen boog de Hoge Raad zich over de vraag of ook bij het uitblijven van een prestatie geklaagd moet worden, omdat anders de partij die de prestatie had moeten ontvangen, zijn rechten verspeelt. In deze bijdrage zal ik aan de hand van enkele uitspraken van de Hoge Raad de klachtplicht nader toelichten en de meest recente vraag behandelen, die overigens ontkennend beantwoord is.
Artikel 6:89 is pas in 1992, bij de invoering van het nieuwe BW in de wet gekomen. Voorheen kende het recht geen geregelde klachtplicht. Voor een gebrekkige prestatie bestond artikel 1547 BW (oud), wat verborgen gebreken bij koop regelde. Die regeling is vervallen en opgegaan in het conformiteitsvereiste, voor de koop geregeld in artikel 7:17 BW. In dezelfde afdeling staat overigens de evenknie van artikel 6:89 specifiek voor de koop geregeld in artikel 7:23 BW. In de parlementaire geschiedenis van het BW, werd uitgegaan van een beperkte klachtenregeling die aansloot bij de levering van een concrete prestatie. Een enkele maal wordt daarvoor verwezen naar het arrest van de Hoge Raad uit 1968 (Pekingeenden). Daarin verwerkte een koper van eenden zijn recht door eerst de eenden te verwerken en pas daarna te klagen over de kwaliteit. De positie van de verkoper werd daardoor bemoeilijkt, wat de weg naar rechtsverwerking open zette.
Hoge raad
Klachtplicht
Slachtoffer