Voorlopige voorziening en omgevingsplanwijziging: geen automatische schorsing meer


Op 13 november heeft de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) een uitspraak gedaan over de aanwezigheid van spoedeisend belang bij een voorlopige voorziening voor schorsing van een wijzigingsbesluit van het omgevingsplan. De Afdeling stipt in haar uitspraak het verschil tussen het huidige systeem onder de Omgevingswet en het oude regime van de Wet ruimtelijke orde aan. In dit artikel bespreken wij het geschil en de uitspraak van de Afdeling.
Het geschil
Op een locatie waar voorheen een veehouderij was gevestigd wordt de bouw van drie woningen beoogd. Met een wijziging van het omgevingsplan door de gemeenteraad is de veehouderij wegbestemd en is de bouw van de woningen mogelijk gemaakt. Vervolgens is er een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een van de woningen.
Tegen het besluit tot wijziging is een omwonende (bewoner van het aangrenzende perceel) in beroep gegaan en is er aan de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen: het schorsen van het besluit tot wijziging. Om een voorlopige voorziening te treffen is het vereist dat er sprake is van een spoedeisend belang. Het is aan de voorzieningenrechter van de Afdeling om te oordelen of dit het geval is.
Uitspraak Afdeling
Op de zaak is de systematiek van de Omgevingswet van toepassing. Onder de Omgevingswet heeft het instellen van beroep in combinatie met het aanvragen van een voorlopige voorziening tegen een besluit tot wijziging van een omgevingsplan géén automatische schorsende werking. Onder het oude regime van de Wet ruimtelijke orde (Wro) was dit wel het geval. Uit artikel 3.8, vijfde lid, van de Wro volgde namelijk dat een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan pas in werking trad nadat de beroepstermijn was afgelopen, en een verzoek om een voorlopige voorziening had op grond van artikel 8.4 van de Wro een schorsende werking. Dit betekende dat de werking van het besluit werd opgeschort totdat op het verzoek een besluit was genomen.
Doordat het verzoek om een voorlopige voorziening geen schorsende werking heeft, kan de situatie ontstaan dat de wijziging van het omgevingsplan in werking treedt voordat de beroepstermijn is afgelopen. Op grond van artikel 16.78, eerste lid, van de Omgevingswet treedt een omgevingsplan namelijk in werking vier weken na bekendmaking. Door de inwerkingtreding van het gewijzigde omgevingsplan kunnen vervolgens ook vervolgbesluiten worden genomen, waardoor bijvoorbeeld ook de aangevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend.
Vanwege de werking van het nieuwe systeem en de mogelijkheid dat het omgevingsplan al in werking treedt terwijl de beroepstermijn nog loopt is er volgens de voorzieningenrechter dus spoedeisend belang voor een voorlopige voorziening. Door middel van een voorlopige voorziening kan de voorzieningenrechter overwegen of (een deel van) het besluit tot wijziging van het omgevingsplan geschorst dient te worden. In deze zaak oordeelt de voorzieningenrechter dat er geen aanleiding is om het verzoek toe te wijzen en volgt er dus geen schorsing.
Concluderend
Met deze uitspraak laat de voorzieningenrechter van de Afdeling zien wanneer er sprake kan zijn van spoedeisend belang als er om een voorlopige voorziening tot schorsing van een besluit tot wijziging van het omgevingsplan wordt verzocht. Dit is van belang omdat er onder de Omgevingswet niet langer automatisch (oftewel van rechtswege) schorsende werking volgt wanneer er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend. In plaats van automatische schorsing oordeelt de voorzieningenrechter dus of (er een deel van) het wijzigingsbesluit geschorst moet worden
Contact met Rutger BoogersRutger Boogers
