Ouder verliest recht op omgang met autistisch kind

18 mrt 2013

In de wet staat uitdrukkelijk bepaald dat een kind recht heeft op omgang met zijn ouders.
Slechts in een beperkt aantal gevallen kan de rechter [een van] de ouders het recht op omgang ontzeggen. Een rechter zal dit niet snel doen, ook al heeft de andere ouder of het kind problemen met die omgang.
In een zaak waarin een jongen van 12 jaar lijdt aan een autistische stoornis heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 5 februari jl. echter uitdrukkelijk bepaald dat de vader een jaar lang geen omgang met zijn zoon mag hebben. Het gerechtshof vindt dat de vader niet in staat is zijn zoon te benaderen op een manier die in het belang is van zijn zoon.

De vader en de moeder hebben uit hun inmiddels verbroken relatie twee zonen, een van 12 en een van 9. Sinds 2005 woonden de kinderen bij hun moeder en hadden zij ook een redelijk uitgebreide omgang met hun vader.
De moeder had de rechtbank gevraagd om de vader het recht op omgang met zijn 12-jarige zoon te ontzeggen. Dat had de rechtbank ook bepaald, maar de vader was in hoger beroep gegaan.
De Raad voor de Kinderbescherming was ook bij de kwestie betrokken en had een onderzoek gedaan.
Bij de 12-jarige zoon was de diagnose van PDD-NOS gesteld, een autistische stoornis.
Het hof constateert dat de moeder, bij wie de zoon woont, verschillende maatregelen heeft genomen om haar zoon te laten helpen en begeleiden. Verder heeft zij ook hulp voor zichzelf gezocht, onder meer voor haar vraag hoe zij om dient te gaan met haar zoon gezien zijn autisme.
Het hof vindt dat de vader geen aantoonbare maatregelen heeft genomen om meer inzicht te krijgen in de belevingswereld van zijn autistische kind. Het hof vindt het noodzakelijk dat de vader eerst meer inzicht krijgt in de zeer ernstige problematiek van zijn zoon, en dat de vader eerst in staat zou moeten zijn, zijn zoon te benaderen op een manier die in het belang is van de zoon. Pas als de vader aan die voorwaarden zou hebben voldaan, kan worden onderzocht of en zo ja op welke wijze omgang tussen de vader en de zoon mogelijk is.
Het hof vindt dat de houding van de vader een negatieve uitwerking heeft gehad op de zoon. De vader mag daarom een jaar geen omgang hebben.
Dit is een uitspraak die ver gaat. Het gerechtshof heeft op grond van het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming geoordeeld dat omgang met de vader op dit moment in strijd is met “de zwaarwegende belangen van de zoon”.

BG.legal