Redelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting
Inleiding
Op 29 april 2025 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over de termijnen voor elektriciteitsaansluiting. Het ging daarbij om de vraag of de netbeheerder Enexis aansprakelijk is voor schade ontstaan door het overschrijden van de 18-wekentermijn die voortvloeit uit artikel 23, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel bespreken wij de achtergrond van de zaak en het oordeel van het Gerechtshof.
Het geschil
ZT Netherlands heeft in 2020 een aanvraag voor een elektriciteitsaansluiting gedaan bij Enexis. Voor de aansluiting werd door Enexis een realisatietermijn van gemiddeld 45 weken gegeven in de offerte. De offerte is vervolgens getekend door ZT Netherlands. 25 weken na ondertekening is de aansluiting gerealiseerd. Tot aan de realisatie van de aansluiting maakte ZT Netherlands gebruik van dieselaggregaten om de bedrijfsvoering door te laten lopen. Voor de gemaakte kosten stelde ZT Netherlands vervolgens Enexis aansprakelijk vanwege het overschrijden van de termijn.
Wettelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting
In de Elektriciteitswet stond een wettelijke bepaling waaruit volgde dat een aansluiting op het elektriciteitsnet binnen redelijke termijn gerealiseerd moest worden. Deze redelijke termijn verstreek 18 weken na de aanvraag. Na uitspraken door het Europese Hof van Justitie in 2020 en 2021 werd echter bekend gemaakt door de ACM dat niet meer zou worden gehandhaafd op de wettelijke 18-wekentermijn en dat zou worden gekeken naar de norm van een ‘redelijke aansluittermijn, die afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval nader kan worden vastgesteld’. De 18-wekentermijn was namelijk in strijd met het Europese recht omdat deze had moeten worden vastgesteld door de nationale regulerende instantie in plaats van de wetgever. Ondanks het afzien van handhaving door de ACM is de 18-wekentermijn de afgelopen jaren wel toegepast door de rechters. Zo ook in de uitspraak in eerste aanleg over het geschil tussen ZT Netherlands en Enexis door de Rechtbank Oost-Brabant.
Uitspraak Gerechtshof
In 2023 oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant dus dat de 18-weken termijn verbindend was ondanks de uitspraken van het Europese Hof en het afzien van handhaving door de ACM. Enexis werd dus aansprakelijk gehouden voor de schade van ZT Netherlands als gevolg van de langere aansluittermijn.
In hoger beroep deed Enexis een beroep op het Europese recht. Uit de Elektriciteitsrichtlijn volgt dat netbeheerders in beroep moeten kunnen gaan over de nationale voorwaarden die worden gesteld door de nationale regulerende instantie (de ACM) over de toegang tot het net. De 18-wekentermijn volgt echter uit een wet in formele zin, namelijk de Elektriciteitswet en is dus niet vastgesteld door het ACM. Hierdoor kon Enexis de termijn niet ter discussie stellen. Het Gerechtshof gaat mee in het betoog van Enexis en oordeelt dat de 18-wekentermijn uit de Elektriciteitswet buiten toepassing moet worden gelaten omdat de totstandkoming strijd oplevert met het Europese recht.
Vervolgens moest het Gerechtshof beoordelen of sprake is van een ‘redelijke’ termijn. Dit is volgens het Gerechtshof het geval. Hierbij speelde onder andere een rol dat de gemiddelde aansluittermijn op het moment van de aanvraag van ZT Netherlands 35 weken bedroeg, dat Enexis meermaals heeft aangegeven dat de realisatie langer zou duren dan 18 weken, en dat het redelijk is dat Enexis een ‘first-come-first-served’ principe hanteerde en dus geen voorrang gaf aan ZT Netherlands.
Concluderend
De 18-wekentermijn waar het in deze zaak om draaide is niet in de nieuwe Energiewet opgenomen en is per 22 februari 2025 vervallen. In plaats daarvan moet de netbeheerder de aansluiting realiseren ‘binnen een redelijke termijn’. Duidelijk is geworden dat op grond van het Europese recht de ACM bevoegd is om aansluittermijnen vast te stellen. Deze termijnen zijn vastgelegd in de Netcode elektriciteit, waarin onder andere uitzonderingen zijn opgenomen wanneer sprake is van netcongestie of overmacht.