Uitspraak van de week; Provincie laat spierballen zien bij gemeentelijk bestemmingsplan

05 aug 2015

Bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [verder: ‘de Afdeling’] van 26 augustus 2015 [zaaknummer 201405958/1/R3], zie uitspraak, is geoordeeld over een besluit van 10 juni 2014 van het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant [verder: ‘het college’] waarbij het college heeft besloten om de raad van de gemeente Bergen op Zoom een aantal aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 3.8, zesde lid, van de Wet ruimtelijke ordening (verder: ‘Wro’’) met betrekking tot het door de raad bij besluit van 10 april 2014 vastgestelde bestemmingsplan "Buitengebied Noord".

Tegen dit besluit is onder meer door het gemeentebestuur beroep ingesteld.

Waarom deze uitspraak?

In deze uitspraak komt de rol van het provinciaal bestuur duidelijk tot uiting als het gaat om gemeentelijke bestemmingsplannen. Waar het provinciaal bestuur een bestemmingsplan moest goedkeuren, heeft het nu instrumenten om ervoor te zorgen dat bestemmingsplannen die afwijken van de provinciale regelgeving de eindstreep niet ongewijzigd halen.

Bij de toetsing van de het optreden van de provincie stelt de rechter zich terughoudend op, hetgeen past in het denken van de machtenscheiding.

Waar gaat het om?

De Afdeling overweegt dat het college de bevoegdheid heeft om een zogenoemde reactieve aanwijzing te geven die het ter bescherming van provinciale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk acht. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het college in redelijkheid van de noodzaak van het geven van een reactieve aanwijzing heeft kunnen uitgaan. De Afdeling toetst de beslissing van het college om van de bevoegdheid gebruik te maken terughoudend. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Vervolgens zoomt de Afdeling in op de concrete punten waarom het provinciaal toezicht aan de bel trekt. Het gaat te ver om deze nu hier uitgebreid te bespreken en leid af van de rode draad. Vandaar dat ik de geïnteresseerden daarvoor verwijs naar de uitgebreide uitspraak, te vinden op de website van de Raad van State.

Het college heeft bij het bestreden besluit een aanwijzing gegeven met betrekking tot bepaalde percelen. Het college heeft aan deze aanwijzing strijd met artikelen in de provinciale Verordening ruimte 2014 (hierna: Verordening 2014) ten grondslag gelegd.

Wat zegt de rechter?

De Afdeling gaat mee in het betoog van het provinciaal bestuur.

Het gemeentebestuur heeft bij de vaststelling op een aantal punten gehandeld in strijd met de provinciale Verordening 2014 en kon het provinciebestuur met recht een reactieve aanwijzing geven.

Vervolgens komt de Afdeling toe aan de belangenafweging, maar doet dit kort af als volgt: ‘Naar het oordeel van de Afdeling heeft het college na afweging van de betrokken belangen in redelijkheid een groter belang kunnen toekennen aan het door de Verordening 2014 beschermde belang om nieuwe bouwmogelijkheden in het buitengebied te voorkomen dan aan het belang van de betreffende appellant.’ Met andere woorden: de Verordening 2014 vertegenwoordigt het algemeen belang en prevaleert in beginsel ten opzichte van een individueel belang.

Er is nog een aspect waar ik aandacht voor vraag: vaak wordt gedacht dat rechten op basis van een verleende milieuvergunning automatisch recht geeft op planologische rechten. De Afdeling overweegt met verwijzing naar de eigen uitspraak van 20 mei 2015, in zaaknr. 201403596/1/R1, dat aan een milieuvergunning geen planologische rechten kunnen worden ontleend. Het college heeft in dit verband terecht geen rekening gehouden met deze milieuvergunning, aldus de Afdeling.

Bespreking en conclusie

Niet alleen de opstellers van bestemmingsplannen en de verantwoordelijken binnen het gemeentehuis moeten rekening houden met provinciale regelgeving, dat geldt ook voor derden die overwegen een inspraakreactie in te dienen of een omgevingsvergunning wensen aan te vragen die mogelijk strijd zou kunnen opleveren met het bestemmingsplan waardoor afwijking nodig is en ook dan getoetst wordt aan provinciale regelgeving. Dat geldt zeker voor de verordening die in deze zaak wordt aangehaald. Het is het Streekplan nieuwe stijl. Handelt u in strijd daarmee, dan heeft u ongetwijfeld een probleem met de provincie. En zoals u ziet is de kans op succes dan niet bijzonder groot, zeker ook omdat de rechterlijke toetsing terughoudend is.

BG.legal