Vorderen van proceskosten na een schikking in een IE-geschil
In een recente rechtszaak tussen Bayer en Viatris c.s. kwamen de partijen tot een schikking over de inhoudelijke aspecten van de zaak. Echter, ze bleven twisten over de vraag wie van hen de proceskosten moest dragen.
Bayer was houdster van Europees octrooi EP 1 261 606 B1 (hierna “EP’606”) voor “Gesubstitueerde oxazolidinonen en toepassing daarvan op het terrein van de bloedstolling”. Octrooicentrum Nederland heeft aan Bayer op basis van EP’606 een aanvullend beschermingscertificaat met nummer 300370 (hierna “ABC’370”) verleend voor “rivaroxaban”. Het is een werkzame stof voor het geneesmiddel Xarelto. Viatris c.s. heeft een generieke versie van Xarelto met werkzame stof rivaroxaban opgenomen in de G-Standaard voor afloop van ABC’370.
De zaak
In de hoofdzaak stelde Bayer dat Viatris c.s. inbreuk had gemaakt op ABC’370. De partijen schikten echter voordat de hoofdzaak ter zitting kwam. In de schikking voldeed Viatris c.s. aan de vorderingen van Bayer. In de schikking werden echter geen afspraken gemaakt over de gemaakte kosten in de procedure. De partijen konden ook achteraf geen overeenstemming bereiken over welke partij verantwoordelijk is voor de gemaakte kosten.
Dus, Bayer vorderde de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, omdat Viatris c.s. vrijwillig had voldaan aan de vorderingen in de procedure. Volgens vaste rechtspraak geldt Viatris c.s. daarmee als de in het ongelijk gestelde partij die moet worden veroordeeld in de proceskosten.
Viatris c.s. voert verweer ten aanzien van de gevorderde proceskosten en verzoekt Bayer te veroordelen in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Rv, dan wel de proceskosten te compenseren. Dit is onder meer gebaseerd op het feit dat, volgens Viatris c.s., Bayer deze kosten overbodig zijn gemaakt. Volgens Viatris c.s. waren ze niet geïnformeerd over Bayer voornemen om een procedure te starten.
Verantwoordelijk voor de kosten?
De rechter oordeelde dat Viatris c.s. had moeten weten dat Bayer haar rechten zou handhaven. Hierdoor was het niet nodig dat Bayer Viatris c.s. vooraf in kennis had gesteld. De voorzieningenrechter zag in de enkele omstandigheid dat partijen een schikking hadden getroffen ook geen reden om de proceskosten te compenseren, met name niet omdat Viatris c.s. vrijwillig aan de vordering had voldaan. De voorzieningenrechter oordeelde dus dat Viatris c.s. de kosten voor de procedure aan de zijde van Bayer moest voldoen.
Relevantie
Deze zaak laat zien dat zelfs na een schikking, een partij alsnog succesvol vergoeding van de proceskosten kan vorderen op grond van artikel 1019h Rv. Kortom, de rechter hoeft geen uitspraak te doen over de handhaving van een octrooi om alsnog kosten te kunnen toewijzen op grond van artikel 1019h Rv.
Heeft u vragen? Neem dan contact op.