ABRvS overzichtsuitspraak over het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen en gronden
Inleiding
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 17 juli 2024 een overzichtsuitspraak gepubliceerd waarin duidelijk uiteen wordt gezet wat de mogelijkheden zijn voor het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen en het aanvoeren van nieuwe gronden tijdens een bestuursrechtelijke procedure. In dit artikel bespreken wij de zaak en de belangrijkste punten uit de overzichtsuitspraak.
Feiten
Deze zaak draait om een hekwerk op een perceel. Voor dit hekwerk is door het college van een omgevingsvergunning verleend. Hiertegen is appellante in bezwaar en beroep gegaan. Het beroep is door de rechtbank ongegrond verklaard. Hiertegen heeft appellante hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep verwijst appellante naar een civiel vonnis Dit civiele vonnis is door de rechtbank in beroep buiten beschouwing gelaten wegens strijd met de goede procesorde. Dit gaf voor de Afdeling aanleiding om een overzicht te creëren van de mogelijkheden om tijdens een bestuursrechtelijke procedure bewijsmiddelen en beroepsgronden in te brengen.
Overzicht van de ABRvS
Het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen
Hoofdregel
Gedurende een procedure mogen partijen nieuwe bewijsmiddelen indienen. Dit betekent bijvoorbeeld dat in hoger beroep een bewijsmiddel mag worden ingediend dat in bezwaar en beroep niet naar voren is gekomen. Deze hoofdregel beschermt het recht op gelijke proceskansen en sluit aan bij het belang van materiële waarheidsvinding. Oude rechtspraak waarin de Afdeling oordeelde dat onder bepaalde omstandigheden geen bewijsstukken mochten worden ingediend omdat deze al in de bestuurlijke fase naar voren hadden moeten worden gebracht, verlaat de Afdeling hiermee expliciet.
Begrenzing van het inbrengen van nieuwe bewijsmiddelen door de eis van goede procesorde
Twee oriëntatiepunten zijn van belang om te beoordelen of het indienen van een nieuw bewijsmiddel in strijd is met de goede procesorde.
Ten eerste moet er voor de overige partijen voldoende tijd zijn om zich inhoudelijk over het nieuwe bewijs uit te kunnen laten.
Ten tweede is van belang of de zaak door het nieuwe bewijsmiddel moet worden aangehouden, waardoor een onwenselijke of onaanvaardbare vertraging van de procedure in het licht van de belangen van de overige partijen en een goede rechtspleging kan ontstaan. Hierbij is van belang of het bewijsmiddel eerder had kunnen worden ingediend, de omvang en complexiteit van het bewijsmiddel en de benodigde deskundigheid.
Beperkte mogelijkheid om later nieuw bewijs in te brengen door de aard van de procedure, procedurevoorschriften of wettelijke voorschriften
In deze gevallen kunnen bewijsmiddelen slechts worden aangebracht tot aan de aanvraag- of bezwaarfase, dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gaat om een tenderprocedure in een subsidieregeling.
Het aanvoeren van nieuwe gronden
Een nieuwe grond in de beroepsfase (grond is niet aangevoerd tijdens bestuurlijke fase)
In de beroepsfase mogen nieuwe gronden worden aangevoerd die niet tijdens bezwaar of zienswijze naar voren zijn gekomen. Een nieuwe grond kan ook worden aangevoerd nadat de beroepstermijn is verstreken, maar dit mag niet strijdig zijn met de goede procesorde of wettelijke voorschriften. Hiervoor gelden dezelfde oriëntatiepunten als hierboven uiteengezet.
Een nieuwe grond in de hoger beroepsfase (grond is niet aangevoerd tijdens beroepsfase)
In het omgevingsrecht geldt een grondentrechter, dit houdt in dat er in hoger beroep géén nieuwe gronden mogen worden aangevoerd. Uitzondering op deze regel is mogelijk wanneer de nieuwe grond geen nadeel brengt aan derde-belanghebbenden. Belangrijk om te weten is dat het grondentrechter expliciet ziet op het aanvoeren van nieuwe gronden. Wat wel is toegestaan is het aanvoeren van nadere argumenten om eerder ingebrachte gronden te onderbouwen.
Het grondentrechter geldt niet voor geschillen die niet van omgevingsrechtelijke aard zijn. Buiten het omgevingsrecht mogen dus wel nieuwe gronden worden aangevoerd. Er gelden wel enkele beperkingen. Indien een grond na afloop van de hoger beroepstermijn wordt aangedragen en dit strijdig is met de goede procesorde wordt deze buiten beschouwing gelaten. Ook geldt de mogelijke beperking door wettelijke voorschriften. Daarnaast blijven gronden die in beroep uitdrukkelijk zijn prijsgegeven en opnieuw worden aangevoerd in hoger beroep buiten beschouwing.
Oordeel ABRvS in ECLI:NL:RVS:2024:2853
De rechtbank liet het civiele vonnis buiten beschouwing omdat het in strijd met de goede procesorde zou zijn om tijdens de zitting het vonnis pas te overhandigen. Volgens de ABRvS kon de rechtbank deze keuze terecht maken. Omdat het vonnis pas tijdens de zitting werd overhandigd hadden de andere partijen slechts kort de tijd om zich over het bewijsmiddel uit te laten. Appellante beschikte al langer over het vonnis en had dus de mogelijkheid om het bewijsmiddel eerder in te dienen.
De Afdeling neemt het vonnis echter wel in beschouwing. Het civiele vonnis dient ter ondersteuning voor het betoog dat appellante belanghebbende is. Dit heeft zij in elke fase van proces aangevoerd, hierdoor kan het civiele vonnis worden gezien als een ondersteuning van een eerder aangevoerde grond.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.