Concurrentiebeding in akte overdracht tankstation in strijd met mededingingsrecht

04 nov 2013

De Hoge Raad oordeelt dat een concurrentiebeding, dat als gevolg heeft dat een perceeleigenaar geen tankstation mag oprichten of geen motorbrandstof mag afnemen van een andere partij dan de Texaco verkoper op Texel, in strijd is met het kartelverbod uit de Mededingingswet.

De feiten:
In een akte voor de overdracht van grond op Texel was de bepaling opgenomen:

  • dat het de koper of diens rechtsopvolgers verboden is om in het door hem aangekochte onroerend goed, in enigerlei vorm een verkooppunt van autobrandstoffen te vestigen, of te doen vestigen, hetzij direct, als ook financieel in welke vorm ook bij een dergelijk bedrijf belang te hebben;
  • op verbeurte van een boete.

Het is de koper wel toegestaan de onroerende zaak te gebruiken als verkooppunt van motorbrandstoffen, mits de toelevering van dergelijke brandstoffen geschiedt via BV A te Texel.

Op Texel zijn 7 tankstations gevestigd, waarvan er 5 eigendom zijn van BV A althans de motorbrandstoffen van BV A [Texaco] afnemen. Het marktaandeel van deze vijf tankstations in de Texelse markt ligt rond de 63%.

De eigenaar van de onroerende zaak heeft aan BV A aangegeven dat hij op het perceel motorbrandstoffen wil gaan verkopen en heeft verzocht om hem te ontheffen van de (eventuele) uit het beding voortvloeiende verplichtingen. BV A heeft aangegeven de eigenaar te houden aan het concurrentiebeding.
Daarop vordert de eigenaar dat de rechter het concurrentiebeding vernietigt als zijnde in strijd met het kartelverbod van artikel 6 Mededingingswet. Daarnaast zou sprake zijn van misbruik van een economische machtspositie zoals bedoeld in artikel 24 Mededingingswet.
De rechtbank wijst de vorderingen van de eigenaar af. Het gerechtshof vernietigt het vonnis van de rechtbank en verklaart voor recht dat het concurrentiebeding nietig is wegens strijd met art. 6 lid 1 Mededingingswet.

Bij de Hoge Raad wordt geklaagd over het arrest van het hof.
Zo stelt BV A dat het hof ten onrechte overweegt dat het concurrentiebeding in de gegeven omstandigheden daadwerkelijk het (merkbaar) effect heeft dat de mededinging wordt beperkt .
De HR is het daar niet mee eens.
De overweging van het hof is begrijpelijk, in aanmerking genomen enerzijds dat de mogelijkheid ontbreekt om elders op Texel een concurrerend tankstation te exploiteren, en anderzijds dat het beding naar zijn aard de eigenaar bij gebruik van de onderhavige percelen elke mogelijkheid ontneemt om bij andere leveranciers van motorbrandstoffen betere condities te bedingen dan BVA aanbiedt, hetgeen haar kan belemmeren in haar concurrentiepositie op de Texelse markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen.

BV A klaagt er verder over dat het hof ten onrechte althans onbegrijpelijk Texel heeft aangemerkt als de relevante (geografische) markt.
De HR is het daar niet mee eens.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomst met een mededingingsbeperkende strekking, moet onder meer acht worden geslagen op het functioneren en de structuur van de betrokken markt of markten. Onder de relevante (geografische) markt moet worden verstaan het gebied waarbinnen de betrokken ondernemingen een rol spelen in de vraag naar en het aanbod van goederen en diensten, waarbinnen de concurrentievoorwaarden voldoende homogeen zijn en dat van aangrenzende gebieden kan worden onderscheiden doordat daarin duidelijk andere concurrentievoorwaarden heersen (HR 18 december 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ9439, NJ 2010/140).

De HR is het eens met het oordeel van het hof dat Texel als aparte (geografische) markt moet worden beschouwd, waarbij het klaarblijkelijk het oog had op de markt voor de detailhandel in motorbrandstoffen. Het hof overweegt dat het niet voor de hand ligt dat op het eiland verblijvende automobilisten (louter) voor het tanken de reis naar het vasteland ondernemen, gelet alleen al op de daarmee gepaard gaande kosten en/of gemoeide tijd. Het hof geeft daarmee aan dat op het eiland andere concurrentievoorwaarden heersen dan op het vasteland.
Het hof is voor de bepaling van de geografische markt niet alleen uitgegaan van de inwoners van Texel, maar van alle op het eiland verblijvende automobilisten, onder wie ook toeristen. Texel heeft circa 14.000 inwoners, 47.000 toeristische slaapplaatsen, 4 miljoen toeristische overnachtingen en 750.000 dagjesmensen per jaar, aldus BV A . BV A had gesteld dat “veel Texelaren dagelijks (en/of wekelijks) naar het vaste land forensen”, De HR overweegt dat dit niets afdoet aan het oordeel van het hof dat het voor veel (andere) op het eiland verblijvende automobilisten niet rendabel is om de overtocht naar het vasteland te maken louter om te tanken.
HR, 25 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA374
Zie uitspraak

Wat betekent dit voor de praktijk:

  • Voordat het marktaandeel berekend kan worden moet allereerst de relevant geografische markt bepaald worden. Ga bij het bepalen van die markt uit van de klant: wat vindt de klant het gebied waarbinnen hij het betreffende product / dienst koopt.
  • Wanneer een partij een marktaandeel van meer dan 50% heeft dan is het interessant om te kijken of deze een economische machtspositie heeft. Zo ja, dan de mededingingswet meebrengen dat deze partij een leveringsverplichting heeft of dat een concurrentiebeding met deze partij nietig is.
  • Wat voor een verkoper met een dominante marktpositie geldt, geldt ook voor een inkoper met een dominante marktpositie. Ook deze kan in zijn concurrentiemogelijkheden beperkt worden door de mededingingswet.