Eerste uitspraak over wijziging Omgevingsplan

15 mei 2025

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 30 april 2025 voor het eerst de wijziging van een omgevingsplan beoordeeld. In de uitspraak gaat de ABRvS onder andere in op de ontvankelijkheid van het beroep en de systematiek van het wijzigingsbesluit. In dit artikel bespreken wij achtergrondinformatie over het omgevingsplan, het wijzigingsbesluit en het oordeel van de ABRvS.

Het omgevingsplan

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft iedere gemeente één omgevingsplan gekregen. In het omgevingsplan zijn de algemene regels voor de fysieke leefomgeving vastgelegd.

Omgevingsplannen bestaan uit een tijdelijk deel (‘omgevingsplan van rechtswege’) en een nieuw deel. De gemeentes hebben tot eind 2031 de tijd om de inhoud van het tijdelijke deel om te zetten naar het nieuwe deel. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet hadden gemeentes meerdere bestemmingsplannen, deze zijn opgegaan in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Daarnaast zijn ook regels vanuit het Rijk onderdeel geworden van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, deze zijn in de ‘bruidsschat’ in het omgevingsplan opgenomen.

Omgevingsplan gemeente Amsterdam

In september 2024 heeft gemeente Amsterdam een besluit tot wijziging van het omgevingsplan vastgesteld. Met deze wijziging wordt een aantal regels van de bruidsschat overgedragen naar het nieuwe deel van het omgevingsplan en zijn er andere regels toegevoegd aan het nieuwe deel van het omgevingsplan.

Bij het vaststellen van de nieuwe regels heeft de gemeente Amsterdam een interessante systematiek gebruikt. Ten eerste zijn in het wijzigingsbesluit nieuwe regels vastgesteld die een geografisch werkingsgebied hebben van één vierkante millimeter. Met deze aanpak introduceert de gemeente nieuwe regels in het omgevingsplan die feitelijk nog nergens gelden. In de toekomst hoeft dan alleen het geografisch werkingsgebied te worden aangepast om de regels te laten gelden. Daarnaast zijn er ook regels die direct overal zijn gaan gelden opgenomen in het wijzigingsbesluit. Maar voor deze regels kan de toepasselijkheid zijn uitgesteld op sommige locaties door daar alsnog de ‘oude’ regels uit het tijdelijke deel te laten gelden. Dit is aangegeven met de aanduiding “ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen”. Met deze systematiek beoogt de gemeente Amsterdam een basisregeling te introduceren op basis waarvan de komende jaren een geharmoniseerde transitie naar het nieuwe deel van het omgevingsplan kan plaatsvinden.

Ontvankelijkheid

Tegen het besluit tot wijziging is appellant (eigenaar van verschillende panden in Amsterdam) in beroep gegaan. Tijdens de wijzigingsprocedure kon al een zienswijze worden ingediend, dit heeft appellant echter niet gedaan. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat geen beroep kan worden ingesteld indien geen zienswijze is ingediend. Maar, op grond van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie kan artikel 6:13 echter niet worden tegengeworpen aan belanghebbenden in omgevingsrechtelijke zaken. De ABRvS oordeelt dat een besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan moet worden beschouwd als een omgevingsrechtelijke zaak in de zin van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie. Omdat appellant belanghebbende is, is zijn beroep dus wel ontvankelijk.

Oordeel ABRvS

In de uitspraak benoemt de ABRvS het toetsingskader: een besluit tot wijziging van een omgevingsplan moet worden genomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit wordt getoetst aan de hand van de beroepsgronden.

Appellant vreest dat de direct geldende regels in het wijzigingsbesluit nadelige gevolgen hebben voor de gebruiksmogelijkheden van zijn panden. De locaties waar het om gaat hebben in het wijzigingsbesluit echter de aanduiding “ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” gekregen. De direct geldende regels waar het om gaat zien dus op een onderwerp waarvoor nog een geldend ruimtelijk besluit (zoals een bestemmingsplan) bestaat. Deze ‘oude’ regels zijn nog niet vervallen. Omdat aan alle panden van appellant de aanduiding “ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” is toegekend zijn er nog geen nadelige gevolgen voor appellant. Pas na het schrappen van de aanduiding kan er sprake zijn van nadelige gevolgen, hiervoor is een nieuw wijzigingsbesluit nodig. Indien dit gebeurt kan appellant daartegen beroep indienen, oordeelt de ABRvS.

Concluderend

Het wijzigingsbesluit van de gemeente Amsterdam laat zien hoe gemeentes bezig zijn met het omgevingsplan dat eind 2031 af moet zijn. De systematiek van de gemeente Amsterdam om zowel regels vast te stellen die geografisch gezien nog nergens gelden als direct geldende regels die ‘toch’ nog niet werken doordat ‘oude’ regels nog niet zijn vervallen illustreert verschillende manieren om op geharmoniseerde wijze het tijdelijke deel van het omgevingsplan te vervangen.

Rutger Boogers