Inschrijving in aanbesteding door verkeerde vennootschap is fataal

29 sep 2021

Inschrijving in aanbesteding

Het in een aanbestedingsprocedure inschrijven met de verkeerde vennootschap is geen fout dat zich leent voor een eenvoudig herstel, aldus de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 15 september 2021. De inschrijving is terecht terzijde gelegd.

Casus

De Gemeente Den Haag heeft een niet-openbare aanbesteding georganiseerd voor de renovatie van de Utrechtsebaan. BNRS (Ballast Nedam Road Specialties) heeft zich in de selectiefase aangemeld om een inschrijving te mogen doen en is hiervoor geselecteerd.

Het ingediende inschrijvingsbiljet is ingediend en ondertekend door een andere vennootschap dan BNRS namelijk Ballast Nedam Intra B.V. (BNI). Onder verwijzing naar de inschrijvingsleidraad en het ARW (Aanbestedingsreglement Werken) waarin staat dat een inschrijving dient te zijn voorzien van een inschrijvingsbiljet dat is ondertekend door de inschrijver, wordt door de gemeente de inschrijving van BRNS als ongeldig terzijde gelegd.

BBRS vordert dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag de gemeente zal gebieden de voorlopige gunningsbeslissing in te trekken en de inschrijving van BNRS alsnog geldig te verklaren.

Beoordeling

Het toetsingskader laat zich als volgt omschrijven. Een aanbestedende dienst moet bij de beoordeling van de inschrijvingen uitgaan van de inschrijvingen zoals deze bij het sluiten van de inschrijvingstermijn zijn ontvangen. De beginselen van gelijke behandeling en transparantie verzetten zich ertegen dat een inschrijver daarna nog zijn inschrijving mag wijzigen of aanvullen. In uitzonderlijke gevallen kan op dit uitgangspunt een uitzondering worden gemaakt, als een inschrijving klaarblijkelijk een eenvoudige precisering behoeft of om kennelijke materiële fouten recht te zetten. Deze wijziging of aanvulling mag er niet toe leiden dat in werkelijkheid een nieuwe inschrijving wordt ingediend. De verbetering mag slechts betrekking hebben op gegevens waarvan objectief kan worden vastgesteld dat zij dateren van voor het einde van de inschrijvingstermijn om deel te nemen aan een aanbestedingsprocedure en het mag niet gaan om stukken of informatie die op straffe van uitsluiting bij de inschrijving moest(en) worden verstrekt.

Hoewel uit jurisprudentie een lijn valt te ontwaren dat aanbestedende diensten geen extreem formalistische houding aan de dag mogen leggen, baat dat BBRS hier niet. De fout die is gemaakt leent zich niet voor eenvoudig herstel. De Gunningsleidraad schrijft voor dat onder meer het inschrijvingsbiljet door de inschrijver moeten worden ingediend. Aan dat voorschrift is door het indienen van dit stuk op naam van BNI niet voldaan. In de Gunningsleidraad staat dat het ontbreken van onder meer het Inschrijvingsbiljet leidt tot uitsluiting van de Inschrijving.

De rechter volgt BNRS niet in de stelling dat aan de zijde van de gemeente sprake is van ‘doorgeschoten formalisme’. De vorderingen van BNRS worden afgewezen.

Voor de volledige uitspraak zie: ECLI:NL:RBDHA:2021:10157

Rik Wevers