Jurisprudentieoverzicht negende maand Omgevingswet

17 okt 2024

Inleiding

In onze jurisprudentie reeks bespreken wij maandelijks een aantal belangrijke uitspraken over de Omgevingswet. Eerder deze maand publiceerden wij al een artikel over een uitspraak die de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant deed over het niet langer bestaan van de bouwstop onder de Omgevingswet. In dit artikel komen enkele andere uitspraken uit september aan bod, onder andere is door de voorzieningenrechter bevestigd dat het onder de Omgevingswet niet langer mogelijk is een omgevingsvergunning van rechtswege te krijgen.

Overgangsrecht

  • Uitzondering op de eerbiedigende werking van het overgangsrecht bij aanvraag natuurvergunning [ECLI:NL:RVS:2024:3356]

Deze zaak draait om een verleende natuurvergunning om een varkenshouderij uit te breiden en de uitstoot van emissie uit de stalsystemen van deze varkenshouderij. Op grond van het overgangsrecht geldt dat wanneer een aanvraag voor een natuurvergunning vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet is gedaan, het oude recht (Wet natuurbescherming) van toepassing blijft (art. 2.9, lid 1, sub a Aanvullingswet natuur Omgevingswet). In dit geval gaat het om een aanvraag die is ingediend in 2019, wat betekent dat het oude recht van toepassing is.

Nadat een natuurstichting is opgekomen tegen de verleende natuurvergunning wordt het besluit waarbij de vergunning is verleend vernietigd door de ABRvS en oordeelt de ABRvS dat het college van burgermeester er wethouders een nieuw besluit dient te nemen. Het college dient hiervoor de relevante bepalingen voor het verlenen van een natuurvergunning uit het oude recht te gebruiken (Wet natuurbescherming, Besluit natuurbescherming en Regeling natuurbescherming). Om een natuurvergunning te verlenen moet de hoeveelheid emissie uit het stalsysteem worden vastgesteld. Op grond van het oude recht (Regeling natuurbescherming) dient dit te gebeuren met de AERIUS Calculator 2023, ook wanneer er al een nieuwere versie beschikbaar is (art. 2.1 Regeling natuurbescherming). Het gebruiken van een oudere versie sluit echter niet aan bij het uitgangspunt dat dient te worden gekeken naar de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Wanneer het overgangsrecht strikt gevolgd zou worden zou dit volgens de ABRvS niet in overeenstemming zijn met de Europese rechtspraak van het Hof van Justitie. De ABRvS oordeelt daarom dat er voor de toepassing van artikel 2.1 Regeling natuurbescherming een uitzondering dient te worden gemaakt op de eerbiedigende werking van het overgangsrecht. De eerbiedigende werking houdt in dat oud recht van toepassing blijft tot een al lopende procedure is afgerond, hierdoor geldt het nieuwe recht alleen voor nieuwe gevallen. De uitspraak van de ABRvS heeft als gevolg dat wanneer er een besluit dient te worden genomen over een aanvraag voor een natuurvergunning die is ingediend vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de versie van de AERIUS Calculator dient te worden gebruikt die geldt op grond van artikel 1.4, eerste lid, van de Omgevingsregeling in samenhang gelezen met Bijlage II van de Omgevingsregeling.

Inhoudelijk

Onder de Wabo kon een omgevingsvergunning van rechtswege worden verkregen indien er niet tijdig werd besloten op een aanvraag. Dit rechtsfiguur bestaat niet meer onder de Omgevingswet. De vergunning van rechtswege vormde onder de Wabo een belangrijk instrument dat zorgde voor de versnelling van besluitvorming, maar is door vernieuwingen onder de Omgevingswet niet meer mogelijk zonder complicaties te veroorzaken. In deze uitspraak werd door verzoeker ondanks het niet meer bestaan van het rechtsfiguur toch betoogd dat er een omgevingsvergunning van rechtswege was verleend. De voorzieningenrechter oordeelt dat dit niet langer wettelijk is bepaald en bevestigt daarmee expliciet in de rechtspraak dat de omgevingsvergunning van rechtswege niet langer mogelijk is.

In deze zaak draait het om een verleende omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt en hebben ze de voorzieningenrechter verzocht om het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening te schorsen. Verzoekers betogen onder andere dat er niet voldoende onderzoek is gedaan naar geschikte alternatieven. De voorzieningenrechter trekt de rechtspraak van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet door. Hieruit volgt dat als een bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, het bestaan van alternatieven alleen tot medewerking dwingt indien op voorhand duidelijk is dat het alternatief een gelijkwaardig resultaat bereikt met minder bezwaren. Dit is volgens de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt door verzoekers.

In het omgevingsplan van elke gemeente worden de waarden voor geluid door een activiteit op geluidgevoelige gebouwen of in geluidgevoelige ruimten vastgesteld. Uit artikel 5.73 Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) volgt dat deze waarden niet van toepassing is op onversterkt menselijk stemgeluid. Dit is in deze zaak bevestigd door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant.

Op 6 september 2024 deed de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste uitspraak waarbij een omgevingsvergunning werd ingetrokken als sanctie onder de Omgevingswet. Op grond van artikel 18.10 van de Omgevingswet kan een omgevingsvergunning worden ingetrokken door het bevoegd gezag, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een onjuiste opgave van gegevens. In deze zaak stond onder andere ter discussie of het college bevoegd was om de vergunning in te trekken. De voorzieningenrechter sluit aan bij de jurisprudentie van de ABRvS van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Hieruit volgt dat voor de intrekking van een omgevingsvergunning wegens een onjuiste of onvolledige opgave van gegevens noodzakelijk is dat vast staat dat de omgevingsvergunning wegens de onjuistheid in de overgelegde gegevens is verleend. De bewijslast hiervoor ligt bij het bevoegd gezag.

Deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Nederland is interessant omdat er wordt ingegaan op de wettelijke systematiek van een goedkeuringsbesluit van een faunabeheerplan onder de Omgevingswet. In juli 2024 heeft de provincie een Faunabeheerplan bij besluit goedgekeurd, dit is verplicht op grond van artikel 8.1, tweede lid, van de Omgevingswet. Tegen dit goedkeuringsbesluit is door verzoeksters verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, in het geschil is of het Faunabeheerplan terecht is goedgekeurd. De voorzieningenrechter heeft gerede twijfel of de toelichting en onderbouwing van vergunningsvrije gevallen in het Faunabeheerplan deugdelijk is. Dit betekent volgens de voorzieningenrechter dat er mogelijk een gebrek kleeft aan het bestreden besluit.

Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.

Rutger Boogers