Jurisprudentieoverzicht twaalfde maand Omgevingswet
In deze twaalfde editie van ons maandelijkse jurisprudentieoverzicht bespreken wij de laatste belangrijke jurisprudentie van het eerste jaar van de Omgevingswet. We bespreken overgangsrechtelijke en inhoudelijke uitspraken. Onder andere aan bod komt een uitspraak over het TAM-IMRO omgevingsplan en een uitspraak over het verlies van procesbelang doordat een instrument niet meer bestaat onder de Omgevingswet.
Overgangsrecht
Oud recht van toepassing op herstelbesluit [ECLI:NL:RBDHA:2024:19799]
Deze zaak draait om een herstelbesluit dat is genomen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Er doet zich daarom de vraag voor of de Omgevingswet van toepassing is op het herstelbesluit. Dit is niet het geval omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning waarop het primaire besluit en het herstelbesluit zien vóór 1 januari 2024 gedaan. Uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing blijft totdat het besluit op een aanvraag onherroepelijk is geworden.
Verlies procesbelang doordat instrument niet meer bestaat onder Omgevingswet [ECLI:NL:RBLIM:2024:814]
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een ingetrokken omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm), met als doel deze vergunning te herstellen. Het instrument van de obm bestaat echter niet meer onder de Omgevingswet. De eiser heeft hierdoor geen procesbelang meer omdat het doel van het beroep niet langer mogelijk is. Wanneer procesbelang ontbreekt wordt een beroep niet meer inhoudelijk behandeld.
Bouwstop en voortzetting van de jurisprudentie onder de Wabo [ECLI:NL:RBLIM:2024:9005]
In eerdere jurisprudentieoverzichten en artikelen bespraken wij al dat de bouwstop geen eigen grondslag meer heeft onder de Omgevingswet. De bouwstop wordt onder de Omgevingswet gekwalificeerd als een last onder bestuursdwang. Doordat er sprake is van een andere wettelijke grondslag kan niet met zekerheid worden gesteld dat de jurisprudentie onder de Wabo altijd kan worden voortgezet onder de Omgevingswet.
Niet anticiperen op de Omgevingswet [ECLI:NL:RVS:2024:5429]
Appellante in deze zaak betoogt dat er een vooroverleg had moeten plaatsvinden voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Ter ondersteuning van dit argument wordt er verwezen naar de memorie van toelichting op Omgevingswet. Op grond van het overgangsrecht is echter het oude recht van toepassing en heeft het volgens de Afdeling dus geen zin om te verwijzen naar de Omgevingswet.
Inhoudelijk
Gedoogplicht [ECLI:NL:RBZWB:2024:8905]
In deze uitspraak gaat het om de gedoogplicht uit artikel 10.20 van de Omgevingswet. De gedoogplicht is een instrument dat kan worden opgelegd aan een eigenaar of rechthebbende van een onroerende zaak, waardoor deze persoon activiteiten of werk moet toelaten. De gedoogplicht is opgelegd zodat er een onderzoek kan worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om een hoogspanningsstation te bouwen. De eigenaar van het perceel is het niet met de gedoogplicht eens en heeft daarom om een voorlopige voorziening verzocht. Een gedoogplicht moet voldoen aan de criteria opgesomd in artikel 10.11 van de Omgevingswet. In het geschil is of er een redelijke poging is gedaan om schriftelijke overeenstemming te bereiken, zoals is vereist op grond van artikel 10.11 Ow. Vaste jurisprudentie op grond van het oude recht vereist dat de minister zich ervan moet vergewissen dat er een serieuze en redelijke poging is geweest om overeenstemming te bereiken. Deze rechtspraak is van toepassing op werken van een algemeen belang en waarbij de werkzaamheden zullen leiden tot een permanent resultaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze jurisprudentie ook onder de Omgevingswet toepasselijk is omdat de criteria uit het oude recht zijn overgenomen in de Omgevingswet. Er zal bij de toepassing wel rekening moeten worden gehouden met het mogelijke tijdelijke karakter van een gedoogplicht.
TAM-IMRO omgevingsplanwijziging [ECLI:NL:RVS:2024:5222]
Een TAM-IMRO-omgevingsplan kan worden ingezet wanneer een activiteit niet past binnen een omgevingsplan. Dit is een alternatief voor bijvoorbeeld het vergunnen door middel van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), waarover al meerdere uitspraken voorbij zijn gekomen in onze jurisprudentiereeks. Bij een wijziging van het omgevingsplan moet het college van burgemeester en wethouders kijken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). De Afdeling maakt in deze uitspraak duidelijk dat zij niet zelf oordeelt of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, maar dat er zal worden beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden of het in overeenstemming is met het recht. Bij de beoordeling kan betrokken worden of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Hiermee geeft de Afdeling het toetsingskader voor een wijziging van het omgevingsplan.
Handhaving milieubelastende activiteit [ECLI:NL:RBZWB:2024:8061]
Deze uitspraak draait om een handhavingsbesluit genomen voor een overtreding van een milieubelastende activiteit (MBA). Het gaat om een bouwproject waarbij immobilisaat is toegepast (een bewerking waarmee de chemische en fysische eigenschappen van de grond worden gewijzigd). Als immobilisaat correct wordt toegepast kan dit worden gebruikt als werkvloer bij een bouwproject. Wordt de stof echter niet correct toegepast, kan dit leiden tot milieuverontreiniging. Voor het toepassen van immobilisaat gelden daarom toepassingsvoorschriften. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt immobilisaat gedefinieerd als een bouwstof en wordt het toepassen van bouwstof aangewezen als een MBA, er is echter géén omgevingsvergunning nodig omdat moet worden voldaan aan de toepassingsregels. Tijdens controles blijkt verkeerd toegepast immobilisaat aanwezig te zijn, dit wordt door het college van B&W aangewezen als afvalstof op grond waarvan een last onder dwangsom is opgelegd. Voor afvalstoffen is namelijk wel een omgevingsvergunning vereist om de MBA uit te voeren. De voorzieningenrechter verduidelijkt in deze uitspraak dat er slechts sprake is van het toepassen van een bouwstof als de immobilisaat correct wordt toegepast zoals is vereist in de toepassingsvoorschriften en het correct is uitgehard. Als de immobilisaat dus verkeerd is toegepast, kan er dan ook worden vastgesteld dat het gaat om een afvalstof en is een omgevingsvergunning dus wel vereist.
Participatie bij verlening omgevingsvergunning [ECLI:NL:RBAMS:2024:7981]
Tegen twee verleende omgevingsvergunningen voor het kappen van bomen is een omwonende in beroep gegaan op de grond dat er onvoldoende aan participatie is gedaan. Er worden in de Omgevingswet geen criteria gegeven waaraan participatie moet voldoen, maar participatie is wel verplicht en er moet worden aangegeven hoe het heeft plaatsgevonden en wat het resultaat is. In dit geval is er een enquête afgenomen waarvan de resultaten zijn verwerkt in een schets, op deze schets kon worden gereageerd, daarna is er een ontwerpplan vastgesteld waarop ook kon worden gereageerd, is er een bewonersavond georganiseerd en waren alle plannen vindbaar op een website. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat er ruim is voldaan aan participatie. Ook bevestigt de voorzieningenrechter opnieuw dat het niet zo is dat participatie tot het gewenste resultaat moet leiden van degenen die inspraak hebben gegeven.
Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.