Jurisprudentieoverzicht zevende maand Omgevingswet

26 aug 2024

Inleiding

Ook voor de maand juli bespreken wij weer een aantal uitspraken van de afgelopen weken. Onder andere aan bod gekomen zijn uitspraken over de rechterlijke toetsing van een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit en het overgangsrecht van handhavingsbesluiten waarvoor de ABRvS een stroomschema heeft gepubliceerd. Ook schreven wij eerder een blog over de eerste uitspraak over concreet zicht op legalisering onder de Omgevingswet.

Overgangsrecht

  • Overgangsrecht handhavingsbesluiten [ECLI:NL:RVS:2024:2645]Met het oog op de rechtsvorming en de rechtspraktijk heeft de Afdeling in deze uitspraak veelvoorkomende situaties uiteengezet waarvoor extra uitleg gewenst is over het overgangsrecht van de artikelen 4.22 en 4.23 Invoeringswet Omgevingswet (handhavingszaken). Onder andere de situatie wanneer een materiële normstelling na 1 januari 2024 is gewijzigd en de situatie wanneer er concreet zicht is op legalisatie komen aan bod. Een stroomschema is gepubliceerd waarin het overgangsrecht voor handhavingsbesluiten is uitgewerkt. Daarnaast is de Afdeling in deze uitspraak ingegaan op ex tunc toetsing van handhavingsbesluiten in bezwaar in relatie tot de Omgevingswet. Wanneer er een nieuw besluit moet worden genomen op bezwaar is in beginsel het oude recht van toepassing als de bestuurlijke sanctie is opgelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
  • Toetsing overtreding onder oud recht én onder de Omgevingswet [ECLI:NL:RBOBR:2024:3341]In ECLI:NL:RVS:2024:2645 (hierboven besproken) bevestigt de Afdeling ook dat wanneer oud recht op een zaak van toepassing is, er alsnog getoetst moet worden of er onder het nieuwe recht ook sprake is van een overtreding. Indien er onder het nieuw recht geen sprake is van een overtreding betekent dit dat handhavend optreden onevenredig is en dat het bestuursorgaan het primaire besluit moet herroepen. Dit is in deze uitspraak van 15 juli dan ook getoetst door de Rechtbank Oost-Brabant. Het gaat hier om de toets of een kassa-unit bij een parkeerterrein onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) en Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) (oud recht) vergunningvrij kan worden gerealiseerd, daarnaast wordt er dus gekeken hoe dit zit onder de Omgevingswet. Onder het oude recht is de kassa-unit géén vergunningvrij bouwwerk, en ook onder de Omgevingswet is dit het geval.
  • Geen zorgplichten Omgevingswet indien overgangsrecht van toepassing is [ECLI:NL:RBNHO:2024:7505]
    Deze uitspraak ziet op een geschil waarop volgens het overgangsrecht het oude recht van toepassing is, omdat het gaat om een aanvraag voor een natuurvergunning die vóór 1 januari 2024 is ingediend. Ter zitting stellen eisers dat er strijd is met specifieke geldende zorgplichten die onder de Omgevingswet gelden. De rechtbank oordeelt echter dat de zorgplichten van de Omgevingswet niet gelden omdat het oude recht van toepassing is, de zorgplichten onder de Omgevingswet zijn hierdoor ook niet van toepassing.

Inhoudelijk

  • Omgevingsvergunningvrij [ECLI:NL:RBNHO:2024:6906]In deze zaak gaat het om een verleende omgevingsvergunning om een mestsilo te bouwen. In het geding is of de mestsilo vergunningvrij gebouwd kan worden. Volgens de voorzieningenrechter kan de mestsilo zowel voor de omgevingsplanactiviteit en de technische bouwactiviteit vergunningvrij gerealiseerd worden. Het verzoek tot schorsing van de omgevingsvergunning heeft dus geen effect, het zal de bouw van mestsilo niet stoppen omdat deze vergunningvrij is. Dit betekent ook dat er geen ruimte is voor belangenafweging en dat er geen verplichting is tot participatie.
  • Te veel gebouwen en dieren op bestemming ‘wonen’ [ECLI:NL:RBLIM:2024:4218]Deze uitspraak gaat over lasten onder dwangsom die zijn opgelegd wegens overtreding van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet. Er is sprake van een overtreding doordat op gronden waarop een woonbestemming rust verschillende bouwwerken worden gebruikt, ook is er een buitenopslag en zijn er hekwerken aanwezig, daarnaast worden er meer dan 50 dieren gehouden van verschillende soorten. Hiervoor is geen omgevingsvergunning verleend. Om te voldoen aan de lasten onder dwangsom moeten bijna alle bouwwerken worden verwijderd en moeten alle dieren weg. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze lasten te ver strekken. Er is niet duidelijk gemotiveerd waarom alle bouwwerken verwijderd dienen te worden, aan de bestemming ‘wonen’ kan namelijk worden voldaan ook wanneer er bijbehorende gebouwen zijn, zolang het gebruik daarvan in overeenstemming is met de woonbestemming. Daarnaast mogen er wel een aantal dieren op het perceel worden gehouden om aan de bestemming ‘wonen’ te voldoen, in de last onder dwangsom had daarom het aantal en soort dieren moeten worden gespecificeerd.
  • Handhaving van een Apv-bepaling onder de Omgevingswet [ECLI:NL:RBGEL:2024:4351]Onder de Omgevingswet is het verboden om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit te verrichten [art. 5.1 lid 1 onder a Ow]. Het geschil betreft een verleende omgevingsvergunning voor een omgevingsplanactiviteit om een tweede uitweg realiseren op een perceel. Dat er om een uitweg te realiseren een vergunning vereist is volgt uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv). Uit artikel 2.7, eerste lid, Omgevingswet volgt echter dat deze regel moet zijn opgenomen in het omgevingsplan. In casu is dit nog niet het geval. Op grond van artikel 22.8 van de Omgevingswet geldt de bepaling in de Apv wel als een verbod om zonder een omgevingsvergunning een omgevingsplanactiviteit uit te voeren.
  • Rechterlijke toetsing intrekking omgevingsvergunning jachtgeweeractiviteit [ECLI:NL:RBMNE:2024:4486]Onder de Omgevingswet is de term jachtakte uit de Wet natuurbescherming veranderd in de term ‘jachtweeractiviteit’. De rechtbank toetst in deze zaak of een omgevingsvergunning voor een jachtgeweeractiviteit terecht is ingetrokken op grond van de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving. De omgevingsvergunning is ingetrokken omdat bij een controle is gebleken dat het jachtgeweer onverpakt en met munitie in een horecagelegenheid lag, hierdoor kan het hebben van een wapen volgens de korpschef niet langer aan de persoon worden toevertrouwd. Volgens de korpschef veroorzaakte dit een potentieel onveilige situatie, het ging namelijk om een publiekelijk toegankelijke plaats waardoor onbevoegden mogelijk de beschikking hadden over het wapen. Verzoeker is het hier niet mee eens. Uit het toetsingskader volgt dat de vergunning wordt ingetrokken indien er misbruik is gemaakt van het in bezit hebben van een wapen of het bezit niet langer kan worden toevertrouwd, geringe twijfel is hiervoor voldoende. De voorzieningenrechter oordeelt dat de korpschef terecht de vergunning heeft ingetrokken.

Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne.

Rutger Boogers