Lage drempel modelrechtelijke bescherming kleding

05 aug 2014

Karen Millen Fashion (KMF) ontwerpt in 2005 een gestreepte bloes en een zwart topje. Dunes Stores, een Ierse kledingketen, koopt een exemplaar en laat deze namaken. Dunes verkoopt de bloes vervolgens in haar winkels. KMF stelt dat Dunes inbreuk maakt op haar niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Dunes betwist niet dat zij het model heeft nagemaakt. Zij stelt dat KMF geen gemeenschapsmodel heeft omdat de kleding geen eigen karakter heeft en dat KMF moet bewijzen dat de kleding een eigen karakter heeft.

Eigen karakter
De vraag was waar een model mee moet worden vergeleken: de fictieve indruk die gebaseerd is op een combinatie van alle oudere modellen tezamen die dan het vormgevingserfgoed vormen of steeds één of één met oudere modellen. Het hof kiest voor het laatste en overweegt dat  ‘bij de beoordeling van het eigen karakter van een model moet worden uitgegaan van een of meer precieze, individueel beschouwde, welbepaalde en omschreven modellen binnen het geheel van eerder voor het publiek beschikbaar gestelde modellen’. Een gebruiker zal modellen zo mogelijk rechtstreeks vergelijken. Een dergelijke vergelijking ziet op ‘de indruk die bij deze gebruiker wordt gewekt niet door een geheel van specifieke kenmerken of onderdelen van oudere modellen, maar door individueel beschouwde en welbepaalde oudere modellen’. En dus een één op één vergelijking.

Bewijs niet-ingeschreven gemeenschapsmodel
Omdat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel niet is ingeschreven is de beschermingsomvang minder. De beschermingsduur is beperkt tot drie jaar met ingang van de datum waarop het model voor het eerst binnen de Europese Unie voor het publiek beschikbaar is gesteld. Een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel wordt als rechtsgeldig beschouwd indien de houder ervan het bewijs levert dat is voldaan aan de voorwaarden om een gemeenschapsmodel te kunnen zijn en bovendien aangeeft in welk opzicht dit model een eigen karakter heeft.

Er wordt uitgegaan van een vermoeden van rechtsgeldigheid van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel. Het hof overweegt dat dat de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel niet hoeft te bewijzen dat dit model een eigen karakter heeft, maar enkel moet aangeven in welk opzicht dat model een eigen karakter heeft, dat wil zeggen dat hij moet aangeven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven.

Met deze uitspraak is het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2013 in de zaak Apple/Samsung (over het modelrecht op de iPad) [ECLI:NL:HR:2013:BZ1983] is op het belangrijkste punt achterhaald door dit arrest van het HvJ EU. De Hoge Raad was van oordeel dat bij de bepaling van het ‘eigen karakter’ van een model gekeken mag/moet worden naar alle oudere modellen tezamen (het vormgevingserfgoed).

HvJ EU 19 juni 2014, zaak C-345/13 (Karen Millen Fashions)

Zie Arrest 

Wat betekent dit voor de praktijk:

  • bij de vraag of een model [kleding, maar ook andere 2D en 3D gebruiksvoorwerpen] een eigen karakter heeft en dus een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel kan zijn, moet één op één vergeleken worden met oudere modellen en niet met een fictieve combinatie van oudere modellen. Dit betekent dat eerder zal worden aangenomen dat een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel bestaat.
  • de houder van een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel hoeft te stellen dat hij een niet-ingeschreven gemeenschapsmodel heeft en hoeft daarbij alleen aan te geven welk kenmerk of welke kenmerken van het betrokken model, volgens hem, dat model een eigen karakter geven.
  • degene die betwist dat het model een eigen karakter heeft zal dat moeten bewijzen. 

advocaat te Boxtel, Den Bosch, Eindhoven en Tilburg