Mag dat nog wel, een bouwstop? De rechtspraak onder de Omgevingswet uitgelegd

14 okt 2025

Inleiding

Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de expliciete wettelijke bevoegdheid om een bouwstop op te leggen vervallen. Dit betekent echter niet dat de bevoegdheid niet meer ingezet kan worden, ook onder de Omgevingswet wordt de bouwstop gebruikt om bouwwerkzaamheden stil te kunnen leggen.

Ruim anderhalf jaar na inwerkingtreding zijn er enkele uitspraken gedaan, waarin onder andere is ingegaan op de kwalificatie en de grondslag van de bouwstop. Ook heeft de Rechtbank Gelderland recent een uitspraak gedaan waarin is ingegaan op legaliseringsonderzoek en de vereiste belangenafweging. In dit artikel bespreken we de uitspraak en plaatsen we deze in het kader dat is gevormd in de eerdere rechtspraak.

De bouwstop: van Wabo naar Omgevingswet

De bouwstop is een bevoegdheid waarmee bouwwerkzaamheden stil kunnen worden gelegd. Dit is nodig wanneer er bijvoorbeeld een gevaarlijke situatie is ontstaan op de bouwplaats of wanneer bouwwerkzaamheden permanente gevolgen hebben.

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet was de grondslag voor de bouwstop neergelegd in artikel 5.17 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wabo komen te vervalen. Onder de Omgevingswet is de bevoegdheid tot het opleggen van een bouwstop niet expliciet opgenomen. Uit de

Memorie van Toelichting volgt dat de wetgever het opnemen van een expliciete bevoegdheid overbodig achtte. Artikel 5:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarin de sancties van het bestuursrecht zijn neergelegd, is voldoende ruim gedefinieerd om te dienen als grondslag voor het opleggen van een bouwstop (Memorie van Toelichting, Tweede Kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 962, nr. 3).

Eerdere jurisprudentie: verschillende kwalificaties van de bouwstop

In eerdere rechtspraak over de bouwstop onder de Omgevingswet is het opleggen van een bouwstop zowel als een last onder dwangsom als een last onder bestuursdwang gekwalificeerd.

Zo stelde het college van burgemeester en wethouders in een zaak dat een bouwstop kon worden gekwalificeerd als een last onder dwangsom. Hier ging de voorzieningenrechter in mee. Een last onder dwangsom kan echter niet zoals de bouwstop onder de Wabo mondeling worden opgelegd. In deze zaak werd daarom door de rechtbank geoordeeld dat een opgelegde bouwstop pas drie dagen later is ingegaan toen deze ook schriftelijk werd bevestigd [ECLI:NL:RBZWB:2024:6167]. Zie ook een eerder artikel dat wij hierover schreven, waarin wij concludeerden dat de last onder dwangsom niet geschikt is voor situaties waarbij de bouw onmiddellijk stil dient te worden gelegd.

In andere zaken werd de bouwstop door de voorzieningenrechter gekwalificeerd als een bijzondere vorm van een last onder bestuursdwang [ECLI:NL:RBMNE:2024:5927 en ECLI:NL:RBLIM:2024:9005]. Waar in de laatste zaak werd benoemd dat het ook mogelijk zou zijn geweest om de bouwstop als een last onder dwangsom op te leggen. Een belangrijk verschil hierbij is dat het bij de last onder bestuursdwang wel mogelijk is om onmiddellijk de bouw stil te leggen wanneer sprake is van een spoedeisende situatie als bedoeld in artikel 5:31, tweede lid, van de Awb [ECLI:NL:RBLIM:2024:9005].

Uitspraak van de Rechtbank Gelderland

[ECLI:NL:RBGEL:2025:8094]

In de meest recente zaak over de bouwstop draait het om een perceel waarop werkzaamheden zijn en worden uitgevoerd om een paardenpension te realiseren en exploiteren, dit terwijl dat niet is toegestaan volgens de huidige bestemming van het perceel. Hiermee begaat de eigenaar van het perceel een overtreding van de Omgevingswet. Daarom heeft het college van burgemeester en wethouders de aanwezige uitvoerenden mondeling gelast om de werkzaamheden stil te leggen. Drie dagen later is dit schriftelijk bevestigd en is er een last onder dwangsom opgelegd om de werkzaamheden te beëindigen.

De Rechtbank Gelderland zet uiteen dat de grondslag voor de bouwstop nu ligt in artikel 18.1 van de Omgevingswet, en in dit geval artikel 125 van de Gemeentewet met het college als bevoegd gezag. Hierbij wordt aangesloten bij eerdere uitspraken zoals die van de Rechtbank Limburg [ECLI:NL:RBLIM:2024:9005], de Rechtbank Den Haag [ECLI:NL:RBDHA:2025:7265] en de Rechtbank Oost-Brabant [ECLI:NL:RBOBR:2025:1296]. Als aan de bouwstop een last onder dwangsom wordt verbonden is de grondslag hiervoor artikel 5:32 Awb.

Verder oordeelt de rechtbank dat voor het opleggen van een bouwstop niet hoeft te worden onderzocht of de bouwwerkzaamheden kunnen worden gelegaliseerd (bijvoorbeeld door middel van een vergunningaanvraag). Deze lijn van jurisprudentie van vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet was al eerder toegepast op de bouwstop onder de Omgevingswet door de Rechtbank Midden-Nederland [ECLI:NL:RBMNE:2024:5927]. Daarnaast herhaalt de rechtbank dat de bouwstop een ordemaatregel is. Dit betekent dat er slechts een beperkte belangenafweging hoeft te worden gemaakt voorafgaand aan het opleggen van een bouwstop.

Concluderend

Ondanks het ontbreken van een expliciete bevoegdheid wordt de bouwstop ook onder de Omgevingswet ingezet. Tot nu toe is de bouwstop in de rechtspraak gekwalificeerd als een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang, waarbij de laatste meer mogelijkheden biedt indien de bouw onmiddellijk stil dient te worden gelegd. Ook zijn verschillende jurisprudentielijnen voortgezet, waardoor onder andere is bevestigd dat alleen een beperkte belangenafweging hoeft te worden gemaakt en dat er geen legaliseringsonderzoek hoeft te worden uitgevoerd.

Deze blog is mede geschreven door Anne Verberne.

Rutger Boogers