Blog van medewerkers
- het gezamenlijke marktaandeel van de bij de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging betrokken ondernemingen of ondernemersverenigingen op geen van de relevante markten waarop de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging van invloed is, groter is dan 10%, en
- de overeenkomst, het besluit of de onderling afgestemde feitelijke gedraging de handel tussen lidstaten niet op merkbare wijze ongunstig kan beïnvloeden.
Het is aan partijen zelf om deze analyse te maken. De Nederlandse Mededingingsautoriteit [NMa] geeft geen beoordeling vooraf.
Maar ook indien niet aan de eisen van artikel 7 is voldaan, kan een overeenkomst of feitelijke gedraging toch zijn toegestaan. Dan moet de overeenkomst per saldo een positief effect hebben. Dat moeten partijen zelf vaststellen aan de hand van de eisen van artikel 6 lid 3:
“Het eerste lid geldt niet voor overeenkomsten, besluiten en onderling afgestemde feitelijke gedragingen die bijdragen tot verbetering van de productie of van de distributie of tot bevordering van de technische of economische vooruitgang, mits een billijk aandeel in de daaruit voortvloeiende voordelen de gebruikers ten goede komt, en zonder nochtans aan de betrokken ondernemingen
- beperkingen op te leggen die voor het bereiken van deze doelstellingen niet onmisbaar zijn, of
- de mogelijkheid te geven, voor een wezenlijk deel van de betrokken goederen en diensten de mededinging uit te schakelen.
Indien de overeenkomst hier niet aan voldoet, dan is deze van rechtswege nietig.
[post_title] => Non-concurrentiebeding in franchiseovereenkomst niet strijdig met mededigingswet [post_excerpt] =>Ex-franchisenemer gebonden aan non-concurrentiebeding voor geheel Nederland. Beding is niet strijdig met de Mededingingswet. Beroep op een vrijstellingsbepaling in de Mededingingswet mogelijk.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => non-concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-niet-strijdig-met-mededigingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-23 09:52:50 [post_modified_gmt] => 2015-12-23 09:52:50 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/14/non-concurrentiebeding-in-franchiseovereenkomst-niet-strijdig-met-mededigingswet/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 7013 [post_author] => 26 [post_date] => 2012-06-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-14 00:00:00 [post_content] =>Op 20 december 2011 heeft het gerechtshof Den Bosch een arrest gewezen inzake de bestuurdersaansprakelijkheid van een voorzitter van een stichting. Dit arrest biedt aardige afwegingen over het delegeren van werkzaamheden aan derden en de taakverdeling binnen het bestuur van een stichting.
De voorzitter van een [non-profit]stichting werd in deze kwestie door een onbetaald gebleven crediteur aansprakelijk gehouden uit hoofde van onrechtmatige daad. Het ging daarbij om een stichting die zich bezig hield met de uitgave van een schoolkrant. Het bestuur van de stichting bestond uit een drietal personen. Een ander persoon was de initiatiefnemer, en verzorgde als vrijwilliger feitelijk de uitgave van de schoolkrant. Voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden was de stichting leaseverplichtingen aangegaan, welke overeenkomsten waren getekend door de voorzitter en de penningmeester van de stichting. Achteraf bleek dat deze facturen nooit betaald waren, maar dat degene die feitelijk de uitgave van de schoolkrant verzorgde, en geen onderdeel was van het bestuur van de stichting, de bedragen op de bankrekening van zijn eigen bedrijf had gestort.
In eerste instantie had de leasemaatschappij alle bestuursleden gedagvaard tot betaling van de openstaande facturen en kosten. Naar de mening van de leasemaatschappij zouden de bestuursleden onrechtmatig hebben gehandeld doordat zij hadden toegelaten dat de bewuste persoon zich als feitelijke bestuurder gedroeg en malversaties binnen de stichting pleegde, hetgeen het bestuur lijdzaam zou hebben toegelaten. Hierdoor bleven de vorderingen van de leasemaatschappij onbetaald. De rechtbank had hierover geoordeeld dat het enkele feit dat het bestuur had toegestaan dat namens de stichting rechtshandelingen werden verricht en dat deze persoon als ware als bestuurder kon optreden van de stichting op zichzelf nog niet onrechtmatig was, waardoor de vorderingen van de leasemaatschappij werden afgewezen.
Tegen deze uitspraak is de leasemaatschappij in hoger beroep gegaan. Bij het hof had de leasemaatschappij de grondslag van haar vorderingen gewijzigd en stelde zich op het standpunt dat de voorzitter van de stichting bij het aangaan van de leaseovereenkomst wist, althans had moeten weten dat de stichting haar verplichtingen niet zou kunnen nakomen, omdat de voorzitter van de stichting een onderneming was gestart zonder deugdelijke basis, geen leiding had gegeven aan het bestuur en bijna alle bestuurstaken had overgelaten aan een derde, waardoor een situatie was gecreëerd waarin fraude gepleegd kon worden.
Deze grondslag had alleen kans van slagen indien vast zou komen te staan dat het voor de voorzitter van de stichting objectief gezien op enig moment na het sluiten van de leaseovereenkomsten voorzienbaar moest zijn geweest dat de leasemaatschappij benadeeld zou worden tengevolge van een door de voorzitter van de stichting bewerkstelligde of toegelaten handelswijze van de stichting.
Het verweer van de voorzitter van de stichting hiertegen was dat de betreffende persoon, die geen onderdeel uitmaakte van het bestuur van de stichting, achter de schermen alle externe contacten verzorgde en diverse afspraken en overeenkomsten was aangegaan zonder daarvan het bestuur op de hoogte te brengen. Naar aanleiding van vragen van het bestuur van de stichting hieromtrent gaf de bewuste persoon telkens aan dat zij zich geen zorgen hoefde te maken. Naar de mening van de voorzitter van de stichting had hij nooit geweten dat sprake was van fraude. Het misbruik van aan derden verstrekte volmachten ligt overigens ook niet zonder meer in de risicosfeer van de bestuurders. Zolang er geen tekenen zijn dat er bevoegdheden worden overschreden hoeft het bestuur op voorhand niet met misbruik rekening te houden.
Het hof stelde vast dat de voorzitter van de stichting als hoofdverantwoordelijke binnen de stichting, de feitelijke werkzaamheden had overgelaten aan een derde en voor wat betreft de financiële aspecten aanvankelijk afging op zijn verklaringen en op de verklaringen van de penningmeester. Het hof is daarbij van mening dat de voorzitter van de stichting achteraf bezien naïef is geweest om geheel op deze afgegeven informatie te vertrouwen en deze informatie niet te controleren. Deze naïviteit wordt de voorzitter van de stichting echter niet door het hof aangerekend, hetgeen gelet op de aard en de activiteit van de stichting - het uitgeven van een schoolkrant - terecht voorkomt. Het hof was dan ook van oordeel dat de voorzitter van de stichting niet wist dat sprake was van benadeling van een schuldeiser waardoor de vordering werd afgewezen.
Met naïviteit zal overigens een beroepsbestuurder van een professionele onderneming immers niet snel wegkomen. Deze uitkomst is dan ook wenselijk om de vele vrijwilligers die [onbezorgde] bestuurstaken verrichten het leven mogelijk te maken. Met de inzet en beschikbaarheid van dergelijke bestuurders zou het snel gedaan zijn als aansprakelijkheidsrisico’s om het minste op de loer liggen. Van de bestuurder/vrijwilliger kan niet dezelfde mate van kennis en betrokkenheid worden gevergd als van een beroepsbestuurder.
[post_title] => Naïviteit bestuurder stichting leidt niet tot bestuurdersaansprakelijkheid [post_excerpt] =>Op 20 december 2011 heeft het gerechtshof Den Bosch een arrest gewezen inzake de bestuurdersaansprakelijkheid van een voorzitter van een stichting. Dit arrest biedt aardige afwegingen over het delegeren van werkzaamheden aan derden en de taakverdeling binnen het bestuur van een stichting.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => naiviteit-bestuurder-stichting-leidt-niet-tot-bestuurdersaansprakelijkheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2012-06-14 00:00:00 [post_modified_gmt] => 2012-06-14 00:00:00 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/14/naiviteit-bestuurder-stichting-leidt-niet-tot-bestuurdersaansprakelijkheid/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 7014 [post_author] => 26 [post_date] => 2012-06-14 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-14 00:00:00 [post_content] =>De Hoge Raad heeft recent een arrest gewezen dat van belang is voor financiers met zekerheden en ondernemers met meerdere vennootschappen die borg staan voor elkaar. Als gevolg van dit nieuwe arrest worden de mogelijkheden voor een financier tot het rechtsgeldig verpanden van regresvorderingen aanzienlijk beperkt.

Regelmatig verstrekt een bank een financiering aan meerdere partijen waarbij deze hoofdelijk jegens de bank verbonden zijn. In vrijwel alle gevallen vestigt de bank pandrechten op debiteuren van de hoofdelijke aansprakelijken. Indien een partij de verplichtingen jegens de bank niet nakomt kan de bank beide partijen aanspreken en die zekerheden uitwinnen. Indien één van de partijen door de bank wordt uitgewonnen tot een bedrag groter dan het bedrag waarvoor deze intern draagplichtig is jegens de ander, ontstaat een regresvordering van B op A boven het bedrag wat hem niet aanging.
De banken en tot voor kort de Hoge Raad gingen ervan uit dat ook deze regresvordering, derhalve voor hetgeen B heeft betaald aan de bank wat hem niet aanging, ook verpand was aan de bank. Dit zou een voorwaardelijke regresvordering zijn van B op A.
De Hoge Raad komt echter terug op een eerder arrest van hemzelf. De Hoge Raad is nu van oordeel dat de regresvordering pas ontstaat indien de hoofdelijk verbonden schuldenaar de schuld voldoet voor meer dan het gedeelte dat hem aangaat. Dus pas bij de betaling van de hoofdelijk verbonden schuldenaar ontstaat de regresvordering. Er is dus geen sprake van een voorwaardelijke vordering, die verpand had kunnen zijn aan de bank. De bank kan dus niet met een beroep op haar pandrecht vorderingen jegens mede hoofdelijke schuldenaren instellen. Dit kan alleen B zelf doen of – indien deze gefailleerd is – de curator.
Hierdoor komt de bank in een andere positie te verkeren. De verwachting is echter gerechtvaardigd dat banken [en andere financiers] zich tegen dit arrest gaan wapenen. Dit kan mijns inziens plaatsvinden door de vordering van B op A, die vaak groepsvennootschappen zijn, achter te stellen bij al hetgeen de bank/financier te vorderen heeft van de groep.
Indien hierover verdere vragen zijn kunt u contact met mij opnemen.
[post_title] => Verpanding regresvorderingen ingepakt! [post_excerpt] =>
De Hoge Raad heeft recent een arrest gewezen dat van belang is voor financiers met zekerheden en ondernemers met meerdere vennootschappen die borg staan voor elkaar. Als gevolg van dit nieuwe arrest worden de mogelijkheden voor een financier tot het rechtsgeldig verpanden van regresvorderingen aanzienlijk beperkt.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => verpanding-regresvorderingen-ingepakt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 10:15:57 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 10:15:57 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/14/verpanding-regresvorderingen-ingepakt/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 6896 [post_author] => 26 [post_date] => 2012-06-12 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-12 00:00:00 [post_content] =>

- Het minimumkapitaal van € 18.000,- wordt afgeschaft.
- De crediteurenbescherming wordt gebaseerd op een uitkeringstest in combinatie met aansprakelijkheidssancties voor bestuurders en aandeelhouders.
- Benoeming van een 'eigen' bestuurder door een aandeelhouder wordt mogelijk.
- De verplichte blokkering van de overdraagbaarheid van aandelen vervalt.
- De mogelijkheden om besluitvorming buiten de algemene vergadering te laten plaatsvinden worden verruimd.
- Stemrechtloze of winstrechtloze aandelen kunnen worden ingevoerd.
- De statuten kunnen voorzien in een flexibele verdeling van stemrecht.
- De wettelijke geschillenregeling wordt verbeterd.
De Hoge Raad heeft zich recent in een aanbestedingszaak moeten uitlaten over de vraag of en wanneer tussen een aanbesteder en de laagste inschrijver [verder: de aannemer] een overeenkomst tot stand is gekomen.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => bij-uar-2001-schriftelijke-opdracht-vereist [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-25 16:43:45 [post_modified_gmt] => 2021-11-25 15:43:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/05/bij-uar-2001-schriftelijke-opdracht-vereist/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 6895 [post_author] => 26 [post_date] => 2012-06-05 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-05 00:00:00 [post_content] => Recent heeft de Rechtbank Rotterdam een oordeel moeten vellen of bij het digitaal indienen van de inschrijving sprake is geweest van een besteksconforme ondertekende inschrijving. De inschrijver had volstaan met een naar zijn zeggen elektronische handtekening omdat de inlogprocedure van de digitale aanbestedingsportal voorzien was van een zodanige beveiliging en authentificatie dat er sprake was een elektronische handtekening. De rechtbank wees die stelling af omdat de inlogprocedure niet voldeed niet aan de vereisten die artikel 3:15a lid 4 BW stelt aan een elektronische handtekening. Daarnaast betekent het feit dat de wijze van indiening digitaal moet zijn, nog niet dat daarmee de inschrijver ook daadwerkelijk in staat voor hetgeen zij aanbiedt. Voor dit laatste is in het handelsverkeer [zowel schriftelijk als digitaal] een handtekening nodig. Uit het bestek volgde dat een handtekening vereist was. De inschrijving diende te bestaan uit “volledig ingevulde en/of alle gevraagde en waarnodig rechtsgeldig getekende bijlagen” alsmede een rechtsgeldig ondertekende begeleidende brief waarmee de inschrijving werd aangeboden. Er werd ook uitleg gegeven dat een tekenbevoegde moest tekenen. In het bestek en in de nota van inlichtingen werd niet voorzien in een elektronische handtekening. Voor een normaal oplettende inschrijver had het derhalve duidelijk moeten zijn dat ondanks de digitale indiening van de inschrijving, de “natte”[handgeschreven]handtekening [ingescand] vereist was. [post_title] => Digitale aanbesteding en toch “natte “ handtekening vereist [post_excerpt] =>Recent heeft de Rechtbank Rotterdam een oordeel moeten vellen of bij het digitaal indienen van de inschrijving sprake is geweest van een besteksconforme ondertekende inschrijving.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => digitale-aanbesteding-en-toch-natte-handtekening-vereist [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2021-11-29 13:58:12 [post_modified_gmt] => 2021-11-29 12:58:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/05/digitale-aanbesteding-en-toch-natte-handtekening-vereist/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 6893 [post_author] => 19 [post_date] => 2012-05-29 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-05-28 22:00:00 [post_content] =>Op 15 mei 2012 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven zich uitgelaten over de vraag of het college van B&W te Wassenaar een ontheffing voor onbepaalde tijd mocht verlenen aan een supermarkt. Het betrof een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet. Er waren meerdere supermarkten geïnteresseerd in deze ontheffing. Gelet op het feit dat er slechts een beperkt aantal ontheffingen verleend mag worden, doet de situatie zich al snel voor dat er meerdere gegadigden zijn voor een ontheffing. Om die reden worden er zware eisen gesteld aan de besluitvorming van een dergelijke ontheffing.
Het college van B&W had de enige ontheffing verleend aan supermarkt A voor de periode van september 2009 tot september 2010. Vervolgens werd wederom een ontheffing aan A verleend voor de periode tot en met december 2010. Supermarkt B had ten aanzien van deze ontheffing-verlening geen bezwaren geuit. Vervolgens wordt er door supermarkt A opnieuw om een ontheffing verzocht voor de periode na december 2010. Deze keer verzoekt ook Supermarkt B om een ontheffing. Gelet op het dan geldende beleid wordt de ontheffing echter toegekend aan het eerst binnengekomen ontheffingsverzoek. Dat betrof het verzoek van supermarkt A. In plaats van een ontheffing te verlenen voor de duur van één jaar, verleent het college van B&W een ontheffing voor onbepaalde tijd. Dit terwijl het college wist dat ook supermarkt B een verzoek had ingediend tot verlening van een ontheffing.
De rechtbank zet een streep door deze handelswijze van het college van B&W. Gelet op het feit dat er slechts één ontheffing kon worden verleend, had ook supermarkt B de gelegenheid moeten krijgen om mee te dingen naar een ontheffing. Door de ontheffing voor onbepaalde tijd te verlenen heeft het college van B&W de belangen van supermarkt B om in de toekomst mee te kunnen dingen naar de ontheffing miskend. Aangezien Supermarkt A een ontheffing heeft gekregen voor onbepaalde tijd, sluit dat immers uit dat supermarkt B nog een ontheffing kan krijgen. De rechter geeft aan dat het voor de hand ligt dat de ontheffing aan supermarkt A voor bepaalde tijd wordt verleend zodat in de toekomst ook andere supermarkten aanspraak kunnen maken op een onthef-fing.
Deze uitspraak onderstreept nogmaals de problematiek ten aanzien van de zogenaamde ‘schaarse ontheffingen’. Veel gemeenten worstelen met de vraag hoe zij om moeten gaan met dergelijke ont-heffingen. De bovenstaande uitspraak maakt echter duidelijk dat met ongewijzigd beleid een ontheffing voor onbepaalde tijd niet (meer) toelaatbaar is.
[post_title] => Ontheffing winkeltijdenwet voor onbepaalde tijd houdt geen stand [post_excerpt] =>Op 15 mei 2012 heeft het College van Beroep voor het bedrijfsleven zich uitgelaten over de vraag of het college van B&W te Wassenaar een ontheffing voor onbepaalde tijd mocht verlenen aan een supermarkt. Het betrof een ontheffing in het kader van de Winkeltijdenwet. Er waren meerdere supermarkten geïnteresseerd in deze ontheffing. Gelet op het feit dat er slechts een beperkt aantal ontheffingen verleend mag worden, doet de situatie zich al snel voor dat er meerdere gegadigden zijn voor een ontheffing. Om die reden worden er zware eisen gesteld aan de besluitvorming van een dergelijke ontheffing.
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontheffing-winkeltijdenwet-voor-onbepaalde-tijd-houdt-geen-stand [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2016-05-31 14:48:30 [post_modified_gmt] => 2016-05-31 12:48:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/05/29/ontheffing-winkeltijdenwet-voor-onbepaalde-tijd-houdt-geen-stand/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 7006 [post_author] => 26 [post_date] => 2012-06-26 00:00:00 [post_date_gmt] => 2012-06-26 00:00:00 [post_content] =>In deze crisistijd gaan diverse ondernemingen failliet. De curator ontslaat meestal in de eerste weken van het faillissement alle personeelsleden. Mag een curator dat of heeft de individuele werknemer ook nog rechten?
Indien een onderneming niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen jegens haar crediteuren kan zij door de rechtbank failliet worden verklaard. Een faillissement kan worden uitgesproken op verzoek van meerdere crediteuren of op aanvraag van het bedrijf zelf. In beide gevallen wordt een curator aangesteld om namens de gezamenlijke crediteuren de boedel te vereffenen. In de meeste faillissementen zijn personeelskosten een grote post. Indien de curator moet constateren dat de boedel niet toereikend is om de lopende verplichtingen van de personeelsleden te voldoen, heeft de curator de mogelijkheid [of eigenlijk de verplichting] om de personeelsleden te ontslaan. Hierbij doet de curator een beroep op artikel 40 Faillissementswet. In dit artikel staat opgenomen dat de curator, na toestemming van de rechter-commissaris, werknemers mag ontslaan met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal 6 weken. Deze termijn wordt enkel in uitzonderlijke gevallen verlengd.
Na ontslag gaat de zogenaamde “Loongarantieregeling” van het UWV in werking, waardoor werknemers aanspraak kunnen maken op achterstallig loon van 13 weken voorafgaand aan het faillissement. Tevens neemt het UWV conform bovengenoemde regeling het loon over van de opzegtermijn, alsmede andere emolumenten [vaardigheden, opgebouwde vakantiegeld etc.]. Het UWV schiet deze bedragen voor. Het UWV dient immers deze vorderingen in bij de curator, die de vorderingen deels zal noteren als boedelvordering en deels als preferente vordering.
Aangezien de curator voorafgaand aan het ontslag toestemming moet krijgen van de rechter-commissaris, is tegen de machtiging van de rechter-commissaris hoger beroep mogelijk door de werknemer. De wetgever heeft bepaald dat hoger beroep slechts mogelijk is gedurende 5 dagen na het afgeven van de beschikking door de rechter-commissaris. De werknemer wordt echter door de wetgever beter beschermd, doordat deze 5 dagen termijn “pas” gaat lopen op het moment dat de werknemer heeft kennis kunnen nemen van de machtiging. De curator dient ook in zijn ontslagbrief de werknemer op deze mogelijkheid te wijzen [artikel 67 lid 2 Fw.].
In de praktijk wordt zelden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de machtiging van de rechter-commissaris door een werknemer. Een belangrijke reden daarvoor is dat het UWV anders geen uitkeringen gaat doen aan de werknemer of die in geval uitstelt. Tevens kan de curator vaak niet anders. Er is in vrijwel alle gevallen geen geld om de lopende verplichtingen van werknemers te voldoen. Dit wordt anders indien sprake is van misbruiksituaties. Op dat moment kan het voor werknemers lonen om, met redenen omkleed, een beroep in te stellen tegen de machtiging van de rechter-commissaris.
Indien u hierover nog verdere vragen heeft kunt u contact met mij opnemen.
[post_title] => Ontslag na faillissement, hoe gaat dat? [post_excerpt] =>
In deze crisistijd gaan diverse ondernemingen failliet. De curator ontslaat meestal in de eerste weken van het faillissement alle personeelsleden. Mag een curator dat of heeft de individuele werknemer ook nog rechten?
[post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ontslag-na-faillissement-hoe-gaat-dat [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2015-12-19 10:26:49 [post_modified_gmt] => 2015-12-19 10:26:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => http://bgadvocaten.nl/2012/06/26/ontslag-na-faillissement-hoe-gaat-dat/ [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1446 [max_num_pages] => 145 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 90b054c6e637e724811aa1b29cbef7ae [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )