Onder welke omstandigheden zijn banken verplicht om een zakelijke rekening te openen?

23 nov 2023

Toegang tot een bankrekening is van essentieel belang om deel te kunnen nemen aan het economische verkeer. Uit artikel 4:71f Wft volgt dat op banken een verplichting rust om consumenten een betaalrekening aan te bieden. Er is echter geen wettelijke regel die banken verplicht om een zakelijke betaalrekening te verstrekken aan niet-consumenten. Het staat banken daardoor in principe vrij om een zakelijke cliënt te weigeren op grond van de contractsvrijheid. Een zakelijke bankrekening is ook voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Uit het ‘Yin Yang’-arrest van de Hoge Raad in 2021 volgt dat banken daardoor onder bijzondere omstandigheden toch verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening aan te bieden. Eerder schreven wij hierover al deze blog. De belangenafweging uit het ‘Yin Yang’-arrest is de afgelopen twee jaar al een aantal keer door rechters toegepast. In dit artikel worden deze uitspraken nader toegelicht.

‘Yin Yang’-arrest

In 2021 oordeelde de hoge raad in het 'Yin Yang'-arrest dat de verplichting die voortvloeit uit artikel 4:71f Wft onder bepaalde omstandigheden ook kan gelden ten aanzien van niet-consumenten. In beginsel kunnen banken een gerechtvaardigd belang hebben om zakelijke cliënten te weigeren met een beroep op hun contractsvrijheid. Zonder zakelijke betaalrekening wordt het bestaansrecht van een onderneming echter in gevaar gebracht. Aan de hand van de omstandigheden van het geval dient daardoor te worden bekeken of het gerechtvaardigde belang van banken daadwerkelijk in de weg staat aan een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening. De rechter moet hierbij een belangenafweging maken en kijken of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden.

Recente jurisprudentie

In 2022 had een ondernemer met een aantal BV’s bij veertien banken geprobeerd om een zakelijke betaalrekening te openen. Zijn verzoek was door elke bank afgewezen, waaronder door de ING. De ondernemer bankierde privé bij de ING en had daar ook een betaalrekening voor één van zijn andere BV’s. Het hof oordeelde dat de contractsvrijheid van ING beperkt kon worden doordat de bank op grond van haar maatschappelijke positie ook ten aanzien van zakelijke consumenten de verplichting kon hebben om een betaalrekening aan te bieden, zoals volgde uit het ‘Yin Yang’-arrest. Volgens de rechter woog het belang van de ondernemer om een betaalrekening te openen in dit geval zwaarder dan het belang van de ING. Doordat bij veertien banken een aanvraag voor een betaalrekening was ingediend, was voldoende duidelijk gemaakt dat deelname van het maatschappelijke verkeer voor de vennootschap van de ondernemer echt was uitgesloten. Hierdoor kon de ING verplicht worden om een zakelijke bankrekening te verstrekken.

Eerder dit jaar oordeelde de rechtbank in een geschil tussen Triodos bank en een zakelijke cliënt. Triodos weigerde een onderneemster een zakelijke rekening te verstrekken, omdat zij niet aan de acceptatiecriteria voldeed. De aandeelhouder van de onderneming had een belang in de sector zakelijk vastgoed en Triodos accepteerde dit soort ondernemingen niet. De rechtbank beantwoordde de vraag of Triodos kon worden verplicht om een betaalrekening te openen aan de hand van de maatstaf uit het ‘Yin Yang’-arrest. De onderneemster had wel een duidelijk en zwaarwegend belang om een betaalrekening te hebben, maar werd bij Triodos uitgesloten door de acceptatiecriteria die de bank hanteerde op basis van haar missie. Bij andere banken kon zij waarschijnlijk wel gewoon een betaalrekening openen, Triodos werd daarom niet verplicht om een zakelijke bankrekening te verstrekken. De rechter stelde hierbij dat de belangenafweging waarschijnlijk anders uitgepakt had als alle Nederlandse banken de onderneemster uit zouden sluiten.

Daarnaast oordeelde de rechter eerder dit jaar ook in een geschil tussen een bouwbedrijf en ABN AMRO. De bank had de rekening van het bouwbedrijf geblokkeerd wegens een fraudeonderzoek. Kort daarna had ABN AMRO de relatie met het bouwbedrijf opgezegd op grond van artikel 35 van de Algemene Bankvoorwaarden. Het bouwbedrijf vorderde bij de rechter om ABN AMRO te veroordelen om alsnog een bankrekening ter beschikking te stellen. De rechter maakte een belangenafweging en die viel uit in het nadeel van het bouwbedrijf. Het vertrouwen van ABN AMRO was ernstig geschaad en de risico’s voor hervatting van de relatie met het bouwbedrijf waren groot en evident. Tegenover dit zwaarwegende belang kon hervatting met de ABN AMRO niet opwegen. Daarnaast bleek ter zitting ook dat het bouwbedrijf elders een rekening had geopend, waardoor zij alsnog toegang had tot het betalingsverkeer. Dat het bouwbedrijf liever bij ABN AMRO bankierde, hoefde hierbij niet mee te wegen.

Conclusie

De uitspraak uit het ‘Yin Yang’-arrest maakt het voor bedrijven mogelijk onder omstandigheden een bank te dwingen een zakelijke betaalrekening te openen. Toch is de uitkomst van dit arrest geen vrijbrief en zeker geen hosanna. Rechters maken op basis van het arrest een belangenafweging om te bekijken hoe het gerechtvaardigde belang van banken om een zakelijke rekening te weigeren, zich verhoudt tot een verplichting tot het aanbieden van een betaalrekening aan zakelijke cliënten. Uit recente jurisprudentie volgt dat de bank hiertoe vrijwel alleen maar gedwongen kan worden als de ondernemer aan kan tonen dat het bij geen enkele bank, althans niet bij de systeembanken, mogelijk is een zakelijke rekening te openen. In dat geval wordt deelname aan het betalingsverkeer volledig uitgesloten en zal de rechter een bank kunnen verplichten om alsnog een zakelijke rekening te verschaffen. Als dit niet aangetoond kan worden, is de kans groot dat de belangenafweging uitvalt in het voordeel van de bank. Banken kunnen zich in dat geval beroepen op hun contractsvrijheid en de zakelijke cliënt weigeren.

Heeft u nog vragen? Neem dan contact op met één van onze specialisten van de afdeling Ondernemingsrecht.

Karlijn van der Meule nieuw 1