Onteigening onder de Omgevingswet: eerste uitspraak over bekrachtiging door bestuursrechter
Inleiding
Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op het toetsingskader van de bekrachtigingsprocedure en verwijst daarbij naar de wettekst, de parlementaire geschiedenis en literatuur. In dit artikel bespreken wij de overgang van het oude systeem van onteigening naar het systeem onder de Omgevingswet en gaan wij in op de uitspraak van de rechtbank.
Onteigening
Onteigening is een instrument onder de Omgevingswet waarmee de overheid het eigendom op een onroerende zaak (gedwongen) kan ontnemen. Het instrument onteigening bestond al in het ‘oude’ omgevingsrecht, maar de procedure is met de inwerkingtreding wel veranderd. In het oude systeem werd bij Koninklijk Besluit door de Kroon bepaald of onteigening in het algemeen belang én noodzakelijk was. De rechtmatigheid van het Kroonbesluit kon vervolgens door de civiele rechter worden getoetst, waarna de civiele rechter ook de hoogte van de schade moest vaststellen.
Onder de Omgevingswet neemt het bestuursorgaan een onteigeningsbeschikking (art. 11.4 Ow). De onteigeningsbeschikking moet dan worden bekrachtigd door de bestuursrechter op basis van een ambtshalve toets. Pas na bekrachtiging treedt de onteigeningsbeschikking in werking (art. 16.33e Ow). De civiele rechter oordeelt vervolgens over de hoogte van de schadeloosstelling (art. 11.14 Ow).
Onteigening is alleen mogelijk wanneer aan drie voorwaarden is voldaan. Er moet een onteigeningsbelang zijn (te vinden in het ontwikkelen, gebruiken of beheren van de fysieke leefomgeving), het moet noodzakelijk zijn en het moet urgent zijn (art. 11.5 Ow). Naast deze drie voorwaarden moet sprake zijn van een onteigeningsgrondslag. Dit betekent dat de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving is opgenomen in een vastgesteld omgevingsplan, of is mogelijk gemaakt in een verleende bopa-omgevingsvergunning of in een vastgesteld projectbesluit (art. 11.6 Ow). Als laatste moet zijn voldaan aan de wettelijke vormvoorschriften die zien op de totstandkoming van de onteigeningsbeschikking (art. 16.107 Ow).
Uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant
De gemeenteraad van Gemeente Gilze en Rijen wil het stationsgebied herontwikkelen door onder andere een onderdoorgang naar de perrons en de fietsenstalling te realiseren. Voor de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente de grond van twee percelen nodig. Voor de twee percelen is daarom een onteigeningsbeschikking vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente een verzoek tot bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank moet altijd ambtshalve toetsen of aan de voorwaarden voor onteigening is voldaan, of er een grondslag voor onteigening is, en of aan de formele vormvoorschriften is voldaan (art. 16.107 Ow). Daarnaast kunnen belanghebbenden eventuele bedenkingen indienen (art. 16.97 Ow).
Voor perceel 1 wijst de rechtbank het bekrachtigingsverzoek toe, maar voor perceel 2 wordt het verzoek afgewezen. Op basis van de volgende overwegingen komt de rechtbank tot dit oordeel.
-
Grondslag
De grondslag voor onteigening is terug te vinden in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In een bestemmingsplan opgenomen in het tijdelijk deel zijn de functies ‘verkeer-railverkeer’, ‘fietsenstalling’ en ‘verkeer’ aan de percelen toegekend. De belanghebbende voert aan dat dit niet voldoet als grondslag omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dus wel voldaan aan een grondslag voor onteigening. Wel is het zo dat pas wanneer het bestemmingsplan (opgenomen in het omgevingsplan) onherroepelijk is geworden, de onteigeningsakte door de notaris kan worden opgesteld (art. 11.16 Ow). Dit was door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak in de Raad van State al eerder vorig jaar bevestigd.
-
Wettelijke vormvoorschriften
De onteigeningsbeschikking moet voldoen aan de vormvoorschriften die volgen uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit volgt onder andere dat de ontwerponteigeningsbeschikking en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage moeten worden gelegd. Een van de verplichte stukken die betrekking heeft op de onteigeningsbeschikking is het logboek waarin de pogingen tot minnelijk overleg zijn opgenomen. Volgens de belanghebbende had het logboek ter inzage moeten zijn gelegd. Hier gaat de rechtbank niet in mee vanwege de persoonsgegevens en financiële gegevens die in het logboek zijn opgenomen. Wel had de gemeente de belanghebbenden de mogelijkheid moeten geven het logboek op te vragen. Omdat het logboek tijdens de rechterlijke procedure alsnog is overgelegd wordt het gebrek door de rechtbank gepasseerd.
-
Onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie
Het onteigeningsbelang volgt uit het omgevingsplan waarin de beoogde ontwikkeling is mogelijk gemaakt. Het belang bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de bereikbaarheid van het station en het verhelpen van knelpunten bij het spoor. Ook is sprake van urgentie. Er is namelijk voldaan aan de wettelijke urgentie-eis dat de gronden binnen drie jaar nodig zijn. De gemeente heeft hiervoor voldoende gemotiveerd toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden binnen drie jaar van start zullen gaan. Voor perceel 1 is ook aan het noodzaak-criterium voldaan omdat de gemeente een redelijke poging heeft gedaan om het perceel te verwerven door minnelijk overleg. Voor perceel 2 is er echter geen noodzaak meer omdat inmiddels overeenstemming is bereikt om de grond te verkopen in ruil voor een ander stuk grond. Hierdoor bekrachtigt de rechtbank alleen voor perceel 1 de onteigeningsbeschikking.
Concluderend
In deze uitgebreide uitspraak is het toetsingskader voor bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking duidelijk uiteengezet door de rechtbank. Het toetsingskader dat volgt uit de Omgevingswet wordt nauw gevolgd door de rechtbank en er wordt ook uitgebreid verwezen naar de relevante wettelijke bepalingen. Daarnaast is duidelijk geworden dat het bestuursorgaan de eigenaar van de betreffende grond zal moeten wijzen op de mogelijkheid het logboek in te zien, maar dat deze niet voor een ieder ter inzage hoeft te worden gelegd.
Dit artikel is geschreven door Kim Albert en Anne Verberne.