Ook na aanbesteding is bestek leidend voor aanvang werk 

09 nov 2020

Ook na aanbesteding is bestek leidend voor aanvang werk. Het bestek en de daarmee samenhangende documenten waaronder een nota van inlichtingen zijn leidend voor de vraag wat tussen partijen ten aanzien van de aanvang van het werk is overeengekomen.

Feiten in het kort

Opdrachtgever A. is een niet-openbare aanbestedingsprocedure gestart in overeenstemming met het Aanbestedingsreglement werken 2016 (ARW 2016) voor de realisatie van een werk volgens een bestek. In het bestek staat dat in afwijking van het ARW 2016 als datum van aanvang van het werk zal worden aangemerkt de datum als genoemd in de schriftelijke opdrachtbevestiging.

Tijdens de aanbesteding is door een potentiële inschrijver navraag gedaan over de mogelijke aanvangsdatum van het werk. Opdrachtgever A. heeft via de nota van inlichtingen aangegeven dat rekening moest worden gehouden met een aanvangsdatum in het tweede kwartaal van 2018. Opdrachtgever A. heeft daarna een planning gepubliceerd waarin de definitieve gunning voorzien was voor 15 maart 2018 en de publicatie van de gegunde opdracht voor 12 april 2018.

Op 20 februari 2018 is er voorlopig gegund aan aanneemster B. De opdracht is vervolgens met enige vertraging op 16 april 2018 verstrekt aan de aanneemster B. waarbij door opdrachtgever A. is medegedeeld dat op 1 juni 2018 kon worden gestart met de werkzaamheden.

aanbesteding
Geschil

Aanneemster B. beklaagt zich erover dat opdrachtgever A. de aanvangsdatum van het werk (eenzijdig) heeft gewijzigd. Volgens de planning zou de opdracht op 15 maart 2018 worden verstrekt en zouden de werkzaamheden vanaf die datum kunnen aanvangen, aldus de aanneemster B. Doordat aanneemster B. later is moeten starten heeft zij extra kosten moeten maken.

Oordeel Raad van Arbitrage voor de Bouw

De arbiters overwegen dat het bestek en de daarmee samenhangende documenten (waaronder de nota van Inlichtingen) leidend zijn voor de vraag wat tussen partijen ten aanzien van de aanvang van het werk is overeengekomen. Daaruit volgt dat de aanvangsdatum van het werk bij de opdrachtbevestiging bekend zou worden gemaakt en dat deze naar verwachting in het tweede kwartaal van 2018 zou zijn gelegen. Opdrachtgever A. is daarvan niet afgeweken. Hij heeft immers bij de opdrachtbevestiging meegedeeld dat aanneemster B. op 1 juni 2018 kon aanvangen met haar werkzaamheden.

Dat partijen door middel van de publicatie door opdrachtgever van de planning een exacte aanvangsdatum van het werk, op 15 maart 2018, zijn overeengekomen, zien arbiters niet in. Deze planning ziet louter en alleen op de te volgen stappen in de aanbestedingsprocedure tot en met gunning, en niet ook op de start van de uitvoering van het werk. Dat opdrachtgever A. tijdens de aanbestedingsprocedure telkens heeft verwezen naar die planning, maakt het voorgaande niet anders.

Conclusie 

Naar het oordeel van de arbiters is er niet sprake van een tekortschieten in een contractuele verplichting door opdrachtgever A. De vorderingen van aanneemster B. worden afgewezen.

Advies

De volgens een indicatieve planning tijdens een aanbestedingsprocedure voorziene definitieve gunning is niet gelijk te stellen aan de aanvangsdatum van het werk. Als inschrijver doet u er goed aan bij de inschrijving en de daarbij te hanteren eigen planning van de voorbereidende werkzaamheden (inkoop/contracteren onderaannemers) het bestek en de daarmee samenhangende documenten zoals een nota van inlichtingen nadrukkelijk in ogenschouw te nemen.

Voor de volledige uitspraak zie Raad van Arbitrage voor de Bouw, 36.755, 28 juli 2020

Rik Wevers