De termen merk en handelsnaam worden in de praktijk regelmatig door elkaar gehaald. Toch zijn het juridisch gezien twee verschillende begrippen. In een eerdere blog gingen wij hier al op in. In deze blog zoomen we verder in op het ontstaan van een handelsnaamrecht. Ook leggen we uit hoe u een ouder recht op een bepaalde handelsnaam kunt aantonen.
Wat is een merk en wat is een handelsnaam?
Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming of een onderdeel daarvan wordt gedreven. Het recht op een handelsnaam ontstaat niet door registratie. Het ontstaat door feitelijk gebruik in het economisch verkeer, op een manier die voor het publiek kenbaar is. De naam moet zodanig worden gebruikt dat deze een beschermenswaardige bekendheid krijgt. Een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel is dus niet vereist voor het verkrijgen van een handelsnaamrecht.
Een merkrecht moet daarentegen wél geregistreerd zijn. Het kan dan gaan om een naam, logo, kleur of geluid ter onderscheiding van producten of diensten. Om merkbescherming te krijgen, moet het merk worden ingeschreven. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het Benelux merkenbureau (BOIP) of het Europese merkenbureau (EUIPO).
Een handelsnaam wordt meestal slechts in een beperkt geografisch gebied beschermd. Een merk biedt daarentegen bescherming binnen het volledige gebied waarvoor het is geregistreerd.
Welke gaat voor: merk vs. handelsnaam?
Wanneer twee bedrijven dezelfde naam gebruiken, geldt als uitgangspunt dat het oudste recht voorgaat. Een merkhouder kan zich niet verzetten tegen een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis. Dit geldt ook als het merk is geregistreerd.
De houder van een ouder handelsnaamrecht kan zich in sommige gevallen wél verzetten tegen het gebruik van het merk. Dit heet een ouder recht van plaatselijke betekenis, zoals bedoeld in artikel 2.23 BVIE. Maar wanneer ontstaat zo’n handelsnaam nu precies? En hoe toont u aan dat u een ouder recht bezit? We leggen het uit aan de hand van een recent voorbeeld.
Illustratie: de zaak ‘Cocon Parfumerie’
In mei 2025 deed de rechtbank Gelderland uitspraak in een geschil tussen twee ondernemers uit Zutphen. Beiden wilden parfums verkopen onder de naam Cocon. Aanvankelijk was sprake van een voorgenomen samenwerking onder deze naam. Uiteindelijk gingen beide partijen zelfstandig verder. Beiden claimden de naam als eerste te hebben bedacht.
De ene ondernemer had de naam als merk gedeponeerd (Cocon Parfumerie). De ander begon maanden later met het gebruik van de naam Cocon Perfume op Instagram en op haar website. De merkhouder trad hiertegen op. Zij deed een beroep op haar merkrecht.
De aangesproken ondernemer verweerde zich met een beroep op eerder gebruik van de handelsnaam. De rechtbank oordeelde echter dat zij niet voldoende kon aantonen dat zij vóór de merkregistratie daadwerkelijk onder die naam actief was in het economisch verkeer. Domeinnaamregistraties en voorbereidende gesprekken vormden daarvoor onvoldoende bewijs. De rechter stelde vast dat het merk eerder en rechtsgeldig was ingeschreven. Daarom genoot het merkrecht voorrang.
Het verschil tussen “Perfume” en “Parfumerie” deed er niet toe. Dit verschil was te minimaal.
Twee belangrijke lessen
1. Voorbereidende handelingen kunnen tellen, maar moeten concreet onderbouwd worden
De gedaagde verwees naar verschillende voorbereidingshandelingen. Denk aan correspondentie met leveranciers, het aanvragen van offertes, registratie van domeinnamen, overleg met de bank en inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Zij stelde dat deze activiteiten allemaal onder de naam Cocon Perfume plaatsvonden.
De rechtbank oordeelde dat deze voorbereidingen onvoldoende waren onderbouwd. Ze waren betwist door de eiser en vonden bovendien pas na de merkdepotdatum plaats. Het beroep op een ouder handelsnaamrecht werd daarom verworpen.
De rechter benadrukte dat er vóór de merkregistratie geen aantoonbare economische activiteit onder de naam had plaatsgevonden. Pas daarna ging gedaagde de naam daadwerkelijk voeren in het handelsverkeer. Voor een geldig beroep op een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis is overtuigend bewijs nodig. U moet het gebruik in het economisch verkeer vóór het merkdepot kunnen aantonen. Omdat dat bewijs ontbrak, werd het bestaan van een ouder handelsnaamrecht uitgesloten.
2. Minimale verschillen nemen een merkinbreuk niet weg
Hoewel de namen Cocon Perfume en Cocon Parfumerie niet identiek zijn, oordeelde de rechtbank dat het verschil te klein was. De gemiddelde consument zou dit verschil niet opmerken.
Omdat gedaagde het teken Cocon – dan wel Cocon Perfume – gebruikte ter aanduiding van haar producten, was sprake van merkinbreuk. Dit is een belangrijk aandachtspunt. Ondernemers denken soms dat een subtiele variatie op een merknaam voldoende is om problemen te voorkomen. Dit is echter niet zo. Dit zien we vaker misgaan, bijvoorbeeld bij Lancôme vs. Ninôme.
Conclusie
De zaak Cocon laat zien hoe belangrijk daadwerkelijk gebruik van een handelsnaam is voor het ontstaan van handelsnaamrecht. In tegenstelling tot een merk, dat vanaf inschrijving bescherming biedt (mits binnen vijf jaar in gebruik genomen), ontstaat een handelsnaamrecht pas bij concreet en aantoonbaar gebruik in het economisch verkeer.
Enkel plannen vastleggen, domeinnamen registreren of inschrijven bij de Kamer van Koophandel is daarvoor niet genoeg. Wilt u uw bedrijfsnaam effectief beschermen? Dan is merkregistratie vaak de veiligste weg.
Wilt u zich kunnen beroepen op een ouder handelsnaamrecht tegenover een later geregistreerd merk? Dan moet u uw voorbereidende handelingen goed documenteren. En vooral: aantonen dat u de naam daadwerkelijk vóór de merkregistratie in gebruik heeft genomen.