Rechter mag niet toetsen aan rookbeleid zorginstelling

07 mrt 2023

Rookverbod in zorginstellingen

Sinds 1 juli 2021 geldt een rookverbod in (semi)publieke en openbare gebouwen op grond van de Tabaks- en Rookwarenwet. Dit geldt ook voor de gezondheidszorg. Het is echter niet verplicht om een rookverbod in te stellen in privéruimten van cliënten en in de open lucht. Toch voeren sommige zorginstellingen een rookverbod in dat ook roken op het terrein of in privéruimten verbiedt. In onderstaande zaak klaagden cliënten over het rookverbod.

Het geschil

In de huisregels van een GGzE-instelling was opgenomen dat in alle gebouwen een rookverbod geldt. Vanaf 1 juli 2022 is het tevens niet toegestaan om op het terrein van de zorginstelling en in de privéruimten te roken.

Verschillende cliënten dienden vervolgens een klacht in bij de klachtencommissie tegen het rookverbod.

Volgens de klachtencommissie valt het binnen de beleidsvrijheid van de GGzE om de verplichting uit de Tabaks- en Rookwarenwet ook in te voeren voor de cliënten. Hierdoor werden de bepalingen in de huisregels (die het voorheen mogelijk maakten om nog wel in de directe omgeving van de instelling te kunnen roken) niet langer van kracht, aldus de klachtencommissie.

De klachtencommissie heeft zichzelf hierdoor onbevoegd verklaard. Een klacht over de huisregels kan immers op grond van art. 10:3 Wvggz alleen aan de klachtencommissie worden voorgelegd, indien deze nog van kracht zijn. De cliënten verzoeken vervolgens de rechtbank om de klacht alsnog gegrond te verklaren.

Het oordeel van de rechter

Allereerst oordeelt de rechter dat hij op grond van deze procedure het rookbeleid niet kan terug draaien. De rechtbank kan namelijk op grond van de Wvggz alleen een oordeel geven over de klacht en niet over het beleid.

Het rookverbod voor roken in de open lucht is niet opgenomen in de huisregels. Het gevolg is dus dat de klacht niet ziet op het nakomen van een verplichting of beslissing op grond van de huisregels. De rechtbank kan dit onderdeel van de klacht dus niet inhoudelijk beoordelen op grond van art. 10:3 Wvggz.

Ten aanzien van het roken op de eigen kamer oordeelt de rechter als volgt. In art. 6.2 van het Tabaks- en Rookwarenbesluit is bepaald dat de verplichting voor een rookverbod niet geldt voor ruimten waar geen inbreuk mag worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer, zoals de privékamers van cliënten.

Dit leidt echter niet tot de conclusie dat op grond van de huisregels van de zorginstelling wel op de privékamers gerookt mag worden. Er zijn dus geen huisregels over roken op de privékamer, waardoor de rechtbank ook dit onderdeel van de klacht niet inhoudelijk kan beoordelen.

Rookvrije zorg

In het Nationaal Preventieakkoord is vastgelegd dat in 2030 de gehele zorg rookvrij is. Het afschaffen van (gemeenschappelijke) rookruimtes in alle sectoren is een van de maatregelen uit het Preventieakkoord. Dit krijgt ook onder meer vorm door het ondersteunen van werknemers en cliënten bij het stoppen met roken.

In bovenstaande zaak was het echter niet mogelijk voor de rechter om een inhoudelijk oordeel te geven over de klacht. Het rookverbod van de zorginstelling blijft van kracht.

Heeft u als zorginstelling vragen over een klacht of over huisregels? Of heeft u een meer algemeen (zorg)vraagstuk? Neem dan gerust contact met ons op!

ECLI:NL:RBOBR:2023:629

ECLI:NL:RBOBR:2023:634

Jody Esveldt 1