WHOA en pensioenpremies (II)
Inmiddels is de Wet Homologatie Onderhands Akkoord (de WHOA) enige tijd van kracht en kunnen bedrijven gebruik maken van deze regeling om een dwangakkoord aan hun schuldeisers aan te bieden. Aan verschillende partijen kan een dergelijk dwangakkoord niet worden opgelegd, waaronder aan de werknemers. De rechten van werknemers uit arbeidsovereenkomsten zijn namelijk uitgesloten van de WHOA (artikel 369 lid 4 Faillissementswet).
We schreven al eerder over de prejudiciële vraag die de rechtbank Amsterdam heeft gesteld aan de Hoge Raad. Voor de praktijk was namelijk onduidelijk of pensioenpremies voor bedrijfstakpensioenfondsen ook vielen onder de ‘rechten van werknemers uit arbeidsovereenkomsten’. De Hoge Raad heeft op 25 februari 2022 bevestigend op deze vraag geantwoord.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad valt terug op de memorie van toelichting op de WHOA, waarin is opgenomen dat een onderhands akkoord geen wijzigingen kan aanbrengen in de rechten van werknemers op basis van de arbeidsovereenkomst. Ook kan de rechtspositie van werknemers niet worden gewijzigd door een onderhands akkoord, waardoor die positie geborgd blijft. Dat zou ook niet eerlijk zijn, omdat werknemers immers niet mogen stemmen over het onderhandse akkoord.
Daarbij acht de Hoge Raad de vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen (de achterstallige pensioenpremies) gelijk aan de vorderingen van werknemers. Als de achterstallige premies wel in een onderhands akkoord zouden kunnen worden betrokken dan zou afbreuk worden gedaan aan het recht dat de werknemer heeft, namelijk het recht dat de werkgever de verschuldigde pensioenpremies afdraagt. Het bedrijfstakpensioenfonds moet immers ook het pensioen uitkeren als de premies niet zijn betaald. Dit kan vervolgens leiden tot een te lage dekkingsgraad en kortingen op pensioenen, of het achterwege blijven van indexering. Een dergelijke afbreuk van de rechten van werknemers strookt niet met de bedoeling van de WHOA, zo oordeelt de Hoge Raad. Ook wordt verwezen naar een wetsvoorstel dat op dit moment aanhangig is bij de Tweede Kamer, waarin wordt verduidelijkt dat de betaling van pensioenpremies ook onder de rechten van werknemers valt.
Wat zijn de gevolgen?
De Hoge Raad komt aldus tot een eenvoudige maar voor de praktijk mogelijk problematische conclusie: achterstallige premies van een bedrijfstakpensioenfonds kunnen niet worden betrokken in een WHOA-traject. Ook de afkoelingsperiode geldt niet voor deze vorderingen van bedrijfstakpensioenfondsen.
Deze conclusie was, mede gelet op het aanhangige wetsvoorstel en het eerdere advies van de advocaat-generaal, niet geheel onverwacht. Afbreuk aan de rechten van werknemers wordt voorkomen, maar afbreuk aan de effectiviteit van de WHOA is een feit. Voor bedrijven aangesloten bij een bedrijfstakpensioen en pensioenachterstanden geldt dat de WHOA minder interessant is geworden als instrument om te herstructureren. Bij bedrijven met hoge pensioenschulden zal opnieuw het faillissement meer in beeld komen, waar de pensioenfondsen als concurrent schuldeiser achteraan in de rij aansluiten. Het is dus maar de vraag of dit uiteindelijk tot een beter resultaat voor de pensioenfondsen (en de werknemers) gaat leiden.
Vooralsnog zal de praktijk om moeten gaan met deze uitspraak en zullen bedrijven met aanzienlijke schuld aan bedrijfspensioenfondsen, als zij een WHOA-traject overwegen, er rekening mee moeten houden dat herstructurering van deze schuld vooralsnog niet mogelijk is. Mogelijk komt de Tweede Kamer bij de behandeling van het voorliggende wetsvoorstel tot andere conclusies. Ook daarover houden we u op de hoogte!