Aanrijding in zorginstelling, wie is aansprakelijk?

28 jan 2022

Een verpleegkundige verlaat de kamer van een patiënt  in een verpleeghuis. Zij wordt bij het betreden van de gang aangereden door een man in een elektrische rolstoel en loopt hierbij letsel op. Zij spreekt de instelling aan en de verzekeraar van de elektrische rolstoel.

Het gebeuren

De verpleegkundige stelt dat zij uit een kamer kwam met een dienblad in haar handen en op het moment dat zij de gang opliep werd aangereden. Zij was hierdoor hard op haar knieën terechtgekomen. Een medebewoner heeft het ongeval niet gezien, maar wel gehoord en is naar de plek gegaan waar het geluid vandaan kwam. De betreffende medebewoner heeft de verpleegkundige daar op de grond aangetroffen met de bewoner in de rolstoel ernaast.

Zowel de aangesproken zorginstelling, als de verzekeraar van de rolstoel stellen zich op het standpunt dat de toedracht van het ongeval niet vast staat en dat nadere bewijslevering noodzakelijk is.

Aansprakelijkheid

 

 

 

 

 

 

Oordeel rechtbank

Aansprakelijkheid zorginstelling

Dit betreft werkgeversaansprakelijkheid. Hierbij hoeft de verpleegkundige de exacte toedracht niet te bewijzen. Het is voldoende duidelijk dat de verpleegkundige ten val is gekomen tijdens de uitvoering van haar werk. Conform eerdere uitspraak van de Hoge Raad kan van de werknemer niet worden verlangd dat de werknemer ook aantoont hoe het ongeval heeft plaatsgevonden of wat daarvan de [exacte] oorzaak is.

De zorginstelling is aansprakelijk voor de schade van de verpleegkundige, tenzij de zorginstelling aantoont dat zij al de maatregelen heeft genomen en al de aanwijzingen heeft gegeven die redelijkerwijs nodig zijn om schade te voorkomen.

Algemene maatregelen niet voldoende

De zorginstelling heeft aangevoerd dat zij een aantal algemene maatregelen heeft genomen, zoals het laten opstellen van een RI&E. Dit is een Risico Inventarisatie en Evaluatie, voor werkgevers verplicht om de gezondheid en veiligheid op de werkplek te bevorderen.  De zorginstelling heeft een training voor rolstoelgebruikers gegeven en daarbij de medewerkers betrokken.

Ondanks deze algemene maatregelen heeft de zorginstelling niet concreet gemaakt dat zij maatregelen heeft getroffen om een ongeval als het onderhavige te voorkomen, aldus de rechter. Gesteld noch gebleken is dat personeel en de gebruikers van een elektrische rolstoel zijn gewaarschuwd voor het rijden vlak langs openstaande deuren. Evenmin is aangevoerd dat het gebruik van deze rolstoelen, in relatie met de snelheid (tot 10 kilometer per uur) en de beperkte ruimte in de gangen, aan de orde is geweest in het RI&E dan wel bij de genoemde trainingen.

De rechtbank oordeelt aansprakelijkheid aan de zijde van de zorginstelling nu zij niet aan haar zorgplicht heeft voldaan.

Aansprakelijkheid verzekeraar rolstoel

Ten aanzien van de aansprakelijkheid van de verzekeraar van de rolstoel wijst de rechter het verzoek af omdat hiervoor wel onderzoek naar de exacte toedracht moet plaatsvinden.

Conclusie

Uit deze uitspraak blijkt dat zorginstellingen haar rolstoelgebruikers en personeel duidelijk moeten instrueren [en controle uitoefenen op nakoming van de instructies] inzake het gebruik van  de rolstoelen.  Mede gelet op mogelijke smalle gangen, openslaande deuren moeten zorginstellingen een soort van ‘verkeersplan’ maken om dergelijke ongevallen te voorkomen en wettelijk te voldoen aan haar zorgplicht.

Volledige uitspraak: ECLI:NL:RBOVE:2021:56

Edith de Koning