Publicatie

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => publicatie
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => publicatie
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => publicatie
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => publicatie
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 28
            [name] => Publicatie
            [slug] => publicatie
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 28
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 158
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 28
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (28)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 42774
                    [post_author] => 7
                    [post_date] => 2024-07-08 14:37:00
                    [post_date_gmt] => 2024-07-08 12:37:00
                    [post_content] => Als partijen een overeenkomst sluiten, moeten zij zich ook daadwerkelijk aan die overeenkomst houden, het zogenoemde “pacta sunt servanda”-beginsel. Het komt in de praktijk echter regelmatig voor dat cliënten te maken krijgen met een contractpartij die de gemaakte afspraken niet of slechts gedeeltelijk nakomt. In dat geval staan zij in de meeste gevallen niet met lege handen, maar kunnen zij hun schade vergoed krijgen als er aan de zijde van de wederpartij sprake is van wanprestatie. Voordat er daadwerkelijk sprake is van wanprestatie moet de wederpartij wel in verzuim zijn en moet er in de meeste gevallen een ingebrekestelling verstuurd worden. Er ontstaat echter regelmatig onduide­lijkheid over de vraag of en wanneer verzuim is ingetreden, zo ook in een recent arrest van de Hoge Raad.2

Het betrof een zaak over de omvang van de schade die een koper van een bedrijventerrein had geleden als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de verkoper, die had nagelaten om het perceel te leveren. Daarbij stond de vraag centraal op welk tijdstip het verzuim van de verkopers was ingetreden.

Nakoming van een overeenkomst

Verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst, moeten door partijen worden nagekomen. Op grond van het “pacta sunt servanda”-beginsel strekt een overeen­komst partijen namelijk tot wet. Komt één van beide partijen de verplichtingen uit de overeenkomst niet, niet geheel of niet correct na, is er daarom sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis. In het algemeen geldt daarbij de hoofdregel uit het eerste lid van artikel 6:74 BW. Uit dat artikel volgt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die partijen zijn overeengekomen, leidt tot een vergoeding van de schade die daaruit volgt. Er is in dat geval name­lijk sprake van wanprestatie. Om een beroep te kunnen doen op wanprestatie, moet de tekortkoming wel aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend. Zo moet er sprake zijn van schuld, of moet het risico op wanpres­tatie voor rekening van de schuldenaar komen. Is er sprake van overmacht, spreekt men van een niet-toere­kenbare tekortkoming en is de schuldenaar niet scha­deplichtig.

Verzuim

Uit lid 2 van artikel 6:74 BW volgt aanvullend dat er sprake moet zijn van verzuim voordat de gevolgen van de wanprestatie intreden. Volgens artikel 6:81 BW is de schuldenaar in verzuim gedurende de tijd dat hij in gebreke blijft in de nakoming van zijn verplichtingen uit een overeenkomst, behalve voor zover de vertra­ging hem niet kan worden toegerekend of de nakoming blijvend onmogelijk is. Verzuim treedt in de meeste gevallen niet automatisch in, over het algemeen is daar­voor een ingebrekestelling vereist. Er is een aantal gevallen waarbij het verzenden van een ingebrekestel­ling niet vereist is, deze uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 6:83 BW. De hoofdregel volgt uit artikel 6:82 BW, namelijk dat een schuldenaar in gebreke wordt gesteld middels een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Nakoming dient vervolgens uit te blijven, waardoor het verzuim intreedt. Als blijkt dat de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanma­ning nutteloos is, kan een ingebrekestelling ook plaats­vinden door een schriftelijke mededeling waaruit dient te volgen dat de schuldenaar voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Het tijdstip waarop verzuim daadwerkelijk intreedt is echter regel­matig een onderwerp dat ter discussie staat, zo blijkt ook uit een recent arrest van de Hoge Raad.

De feiten

Door partijen wordt op 10 september 2016 een koop­overeenkomst gesloten voor de levering van een bedrij-venterrein. Op het bedrijventerrein staan acht units die kunnen worden verhuurd, ook staat er een loods aan het toegangspad van het perceel. In de koopovereen­komst is door partijen opgenomen dat de verkopers het perceel ‘plusminus’ 20 december 2016 zouden leveren aan de koper. Op 16 januari 2017 stelt één van de verko­pers tijdens een gesprek met de notaris dat de loods niet bij de koop is inbegrepen, waarna de koper aanbiedt om €20.000,- meer te betalen voor het perceel als de loods daarbij inbegrepen wordt. Dat aanbod wordt door de verkopers echter afgewezen. Op 19 januari 2017 deelt één van de verkopers aan de koper mede dat op 16 januari 2017 geen overeenstemming over de verkoop van de loods is bereikt, waardoor de verkopers afzien van verkoop van het perceel aan de koper. Kort daarna, op 1 februari 2017, wordt door de advocaat van de koper tot nakoming van de koopovereenkomst verzocht. De advocaat geeft de verkopers een termijn tot 3 februari 2017 om te bevestigen dat de koopovereenkomst wordt nagekomen en stelt de verkopers aansprakelijk voor de door koper geleden schade. De koper start een aparte procedure waarin de verkopers worden veroordeeld om mee te werken aan de levering van het perceel (inclu­sief de loods), waarna het perceel op 31 mei 2018 aan de koper geleverd wordt.

Het eerdere procesverloop

De koper meent dat hij recht heeft op schadevergoeding en start een procedure, waarin discussie ontstaat over de datum waarop het verzuim is ingetreden. Volgens de rechtbank is het verzuim van de verkopers op 3 februari 2017 ingetreden, aangezien zij op 1 februari 2017 een brief hebben ontvangen waarin zij twee dagen de tijd krijgen om te bevestigen dat de koopovereen­komst wordt nagekomen. Na het uitblijven van deze bevestiging is het verzuim ingetreden. De koper is echter van mening dat het verzuim eerder in is getreden en gaat in hoger beroep. Volgens het hof is voor het intreden van verzuim vereist dat de schuldenaar in gebreke wordt gesteld, maar nakoming binnen de gegeven termijn uitblijft. Dat volgt uit het eerste lid van artikel 6:82 BW. Het hof stelt daarbij dat de ingebre­kestelling achterwege kan blijven in gevallen die voort­vloeien uit artikel 6:83 BW. Aangezien de verkopers op 19 januari 2017 een brief hebben verstuurd waarin bevestigd werd dat geen overeenstemming was bereikt en dat werd afgezien van verdere verkoop, was het op dat moment voor de koper duidelijk dat de verkopers in de nakoming tekort zouden schieten. Doordat deze mededeling door de verkopers zelf gedaan werd, was het verzuim op grond van artikel 6:83 BW ingetreden zonder dat een ingebrekestelling vereist was. De koper heeft echter nagelaten om deze gevolgen aan de situ­atie te verbinden, nu hij op 20 januari 2017 nog een brief gestuurd heeft waarin het aanbod verlengd werd. Daarna volgde nog de ingebrekestelling van de advocaat van de koper op 1 februari 2017, waarbij de verkopers een termijn tot 3 februari 2017 werd geboden om na te komen. Omdat nakoming vervolgens uitbleef, is het verzuim volgens het hof dan ook pas ingetreden op 3 februari 2017.3

De beoordeling in cassatie

De koper kan zich niet vinden in het arrest van het hof, waardoor de zaak bij de Hoge Raad terecht komt. Het oordeel van het hof dat het verzuim van de verkopers is ingetreden op 3 februari 2017 is volgens de koper onbe­grijpelijk of geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad gaat mee in dit verweer en is van mening dat het verzuim op 19 januari 2017 van rechtswege inge­treden is. Volgens de Hoge Raad bepaalt artikel 6:83 onderdeel c BW dat het verzuim zonder ingebrekestel­ling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mede­deling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Als de desbetreffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim in dat geval dus van rechtswege in. Voor het intreden van verzuim is dan niet vereist dat de koper aan de verkoper te kennen geeft dat hij aan diens mede­deling het in artikel 6:83 BW bedoelde gevolg verbindt. Het hof stelde eerder al vast dat de brief van 19 januari 2017 een duidelijke mededeling bevat waaruit de koper af kon leiden dat de verkopers tekort zouden schieten in de nakoming van hun verbintenis. Daarmee is het verzuim van rechtswege ingetreden. Dat de koper het aanbod dat hij aan de verkopers had gedaan vervolgens heeft verlengd, doet daar niets aan af. Ook de brief van 1 februari 2017, waarmee de verkopers in de gelegen­heid zijn gesteld om alsnog na te komen, zorgt er niet voor dat de koper op het op 19 januari 2017 ingetreden verzuim geen beroep meer kon doen of dat dit recht is verwerkt. Het oordeel van het hof dat het verzuim pas op 3 februari 2017 zou zijn ingetreden geeft dan ook blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is onbegrijpelijk.

Conclusie

Komt een partij de verbintenissen die voortvloeien uit een bepaalde overeenkomst niet na, dan is er sprake van een tekortkoming in de nakoming. Als deze tekort­koming aan de desbetreffende partij (de schuldenaar) kan worden toegerekend, is er sprake van wanprestatie en heeft de wederpartij (de schuldeiser) recht op scha­devergoeding. Voordat de gevolgen van wanprestatie in kunnen treden, moet er wel sprake zijn van verzuim. In beginsel treedt verzuim in door het versturen van een ingebrekestelling, middels een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Blijft nakoming ook na de gegeven termijn uit, dan treedt het verzuim in. In bepaalde gevallen is een ingebrekestelling echter niet vereist en treedt het verzuim van rechtswege in. Daarvan is onder meer sprake wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar kan afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Indien de desbe­treffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim van rechtswege in. Recentelijk oordeelde de Hoge Raad dat het in dat geval niet vereist is dat de schuldeiser aan de schuldenaar te kennen geeft dat hij aan diens mede­deling het in artikel 6:83 BW bedoelde gevolg verbindt. Dat een schuldeiser na het intreden van het verzuim de schuldenaar in de gelegenheid stelt om alsnog na te komen, betekent niet dat de schuldeiser afstand doet van zijn recht om zich op het eerder ingetreden verzuim te beroepen of dat recht verwerkt.

Noten:

2. HR 12 april 2024; ECLI:NL:HR:2024:575. 3. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1195. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date. Marc Heuvelmans 1 [post_title] => De ingebrekestelling en het van rechtswege ingetreden verzuim [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-ingebrekestelling-en-het-van-rechtswege-ingetreden-verzuim [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-08 14:38:14 [post_modified_gmt] => 2024-07-08 12:38:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42774 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 42174 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-05-22 11:14:50 [post_date_gmt] => 2024-05-22 09:14:50 [post_content] => Het zonder toestemming gebruiken van teksten, afbeeldingen en artikelen van anderen gebeurt aan de lopende band. Het kan echter vaak leiden tot auteursrechtinbreuk, ondanks verschillende argumenten die inbreukmakers opwerpen ter verdediging. Een recente rechtszaak over persfoto’s illustreert dit probleem.

De rechtszaak

SP Media en een andere eiser hebben exclusieve samenwerkingsverbanden met persfotografen en hebben machtigingen om de auteursrechten van deze fotografen te handhaven. Ze daagden Onwise en een werknemer van Onwise voor de rechter, omdat er zonder toestemming vele foto’s van de betreffende persfotografen op de website www.denhaag-regionaal.nl van Onwise waren geplaatst. Dit was gebeurd via een geautomatiseerd systeem zonder menselijk tussenkomen, waarbij een deel van de foto’s via embedded hyperlinks op de website stonden en een deel van de foto’s via de server van Onwise waren geplaatst.

Embedding en auteursrecht

Embedding van materiaal via een hyperlink is onder bepaalde voorwaarden toegestaan en vereist geen toestemming van de rechthebbende. Echter, de rechtbank constateerde dat honderden foto’s eerst naar de server van Onwise waren gekopieerd voordat ze op hun site werden geplaatst. Dit is een verveelvoudiging of openbaarmaking volgens de Auteurswet en vereist daarom toestemming van de rechthebbende.

Uitzonderingen auteursrecht

Onwise stelt dat er geen sprake is van auteursrechtinbreuk en haalt daarbij twee vaak gebruikte argumenten van stal: 1) de persexceptie (art. 15 Auteurswet) en 2) het citaatrecht (art. 15a Aw). Je kunt je echter alleen op deze wetsartikelen beroepen als je voldoet aan meerdere voorwaarden. Voldoet Onwise daaraan?

Persexceptie

Artikel 15 van de Auteurswet stelt dat persberichten overgenomen mogen worden onder vier voorwaarden:
  • Alleen media kunnen zich hierop beroepen.
  • De persoonlijkheidsrechten van de maker moeten gerespecteerd worden (zoals het vermelden van de naam van de maker).
  • De bron, inclusief de naam van de maker, moet vermeld worden.
  • Het auteursrecht mag niet uitdrukkelijk zijn voorbehouden.
Onwise voldeed niet aan deze voorwaarden omdat de verschillende websites, die zij als bron gebruikten, een uitdrukkelijk voorbehoud hadden gemaakt.

Citaatrecht

Artikel 15a van de Auteurswet bepaalt dat citeren toegestaan is onder vier voorwaarden:
  • Het werk moet rechtmatig openbaar gemaakt zijn.
  • Het citaat moet functioneel zijn en van ondergeschikt belang aan de context.
  • De persoonlijkheidsrechten van de maker moeten gerespecteerd worden.
  • De bron, inclusief de naam van de maker, moet vermeld worden.
Onwise gaat in de fout bij het tweede punt. Bij citeren dient degene die niet de maker van een werk is, met dat werk een dialoog aan te gaan. Denk aan het illustreren van een opvatting, verdediging van een uitlating of een intellectuele confrontatie tussen het werk en de gebruiker ervan. Er moet dus sprake zijn van een bepaalde intellectuele gedachtegang. Onwise voldeed hier niet aan omdat de foto’s in de artikelen automatisch werden doorgeplaatst zonder nadere context of menselijke input.

Conclusie

De rechter oordeelde dat er sprake was van auteursrechtinbreuk. Deze zaak toont aan dat het beroep op het citaatrecht of de persexceptie vaak ingewikkelder is dan gedacht en vaak onterecht wordt gebruikt door inbreukmakers. Bij problemen met onrechtmatig gebruik van jouw werk, is het belangrijk je rechten te kennen en juridisch advies in te winnen. Auteursrecht kent vele specifieke bepalingen, en deskundige begeleiding kan helpen bij het handhaven van jouw rechten. Hierbij de link naar het artikel van Dutch Cowboys. Yvonne Vetjens [post_title] => Gebruik van persfoto’s zonder toestemming is auteursrechtinbreuk [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebruik-van-persfotos-zonder-toestemming-is-auteursrechtinbreuk [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-22 11:16:47 [post_modified_gmt] => 2024-05-22 09:16:47 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42174 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 41958 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-04-29 11:34:00 [post_date_gmt] => 2024-04-29 09:34:00 [post_content] => Als je kijkt naar merken zijn er enkele expliciete verboden die belangrijk zijn voor zowel ondernemers, als de creatieve geesten. In dit artikel bespreek ik de ‘taboes’ in het merkenrecht en geef ik advies over welke tekens je moet vermijden bij het creëren van een (nieuw) merk. Het merkenrecht beschermt een teken. Een ‘teken’ kan bestaan uit namen, logo’s, slogans, geluidsfragment en meer, zolang het een product of dienst kan onderscheiden. We spreken van een ‘teken’, omdat er nog geen sprake is van een ‘merk’ totdat het teken als merk is geregistreerd. Een teken kan ook een samenstelling zijn van meerdere woorden. Woorden met afbeeldingen, klanken, of zelfs animaties. Veel combinaties zijn denkbaar, maar niet elk teken kunnen we als merk registreren.

Tekens die geen merk kunnen vormen

Tekens die bestaan uit woorden, afbeeldingen (logo’s) en zelfs klanken die te kort of te eenvoudig zijn, kunnen geen merk vormen. Dit geldt ook voor te lange of te ingewikkelde tekens. Ook versieringen kunnen niet als merk geregistreerd worden. Maar wat betekent dit nu precies? Een blauwe stip, of alleen de letter ‘A’ is te eenvoudig. Die tekens zullen niet als merk geregistreerd kunnen worden. Daartegenover staat dat als een logo te ingewikkeld is, het niet als merk kan dienen. Denk bijvoorbeeld aan De Nachtwacht. Een langere zin (het is uiteraard subjectief wat lang is) wordt ook niet als merk geregistreerd. Een merk moet namelijk kunnen dienen als een herkenningsteken, dat herleidt naar een bepaalde onderneming. Als dit niet mogelijk is, zal het teken als merk worden afgewezen. Ook smaken en geuren kunnen we niet registreren als merk.

Tekens die onderscheidend vermogen missen en/of beschrijvend zijn

Een teken moet onderscheidend zijn voor de waren en/of diensten waarvoor het wordt geregistreerd. Het mag dus niet beschrijvend zijn. Een schoolvoorbeeld hiervan is ‘Apple’. Het wordt niet geregistreerd voor fruit, maar is een prima teken voor software en mobiele telefoons. Ook zuivere beelden kunnen beschrijvend zijn. Denk hierbij aan een silhouet van een appel voor fruit of een silhouet van een speen voor spenen. Dus ook een silhouet van een appel voor fruit wordt als beschrijvend bestempeld. Het wordt dan ook geweigerd als merk.

Gebruikelijk geworden tekens

Er zijn tekens die na loop van tijd een soortnaam worden. Denk aan ‘trampoline’. Ook namen voor een nieuwe productsoort zoals een kokend waterkraan hebben per definitie geen onderscheidend vermogen. Gebruikelijke termen zoals ‘euro’ en ‘netto’, of aanprijzende termen zoals ‘mega’ en ‘ultra’, komen an sich ook niet in aanmerking voor een merkregistratie. Alleen in combinatie met een niet-beschrijvend element erbij, of als logo. Als voorbeeld: ‘MegaActualGreen’, voor bouwmaterialen van metaal.

Goede zeden en openbare orde

Tekens die van belang zijn voor de openbare orde komen ook niet in aanmerking voor een merkregistratie. Dit is een objectieve toets. Het heeft geen betrekking op slechte smaak of de bescherming van de gevoelens van het individu. Het moet gaan om een teken die het relevante publiek ziet als een teken dat rechtstreeks indruist tegen de fundamentele morele waarden en normen van de samenleving. Denk hierbij aan het teken ‘bin Laden’ of ‘Paki’, wat een racistische uitlating is in het Engels.

Misleidende merken

Nog één van de taboes in het merkenrecht: misleidende tekens. Ook die registreren we niet als merk. Er is sprake van een misleidend teken als het een onjuiste indruk wekt over de herkomst of eigenschap van een product of dienst. Er moet wel sprake zijn van een daadwerkelijke misleiding. Een teken dat kán misleiden is niet voldoende. Denk hierbij aan ‘Lactofree’ voor lactoseproducten of ‘vegaburger’ voor vleesproducten. Hiertegenover staat wel dat je overdreven en brede omschrijvingen kunt gebruiken. Denk aan ‘Zuidpool’ voor diepvriesproducten.

Wapens, vlaggen, staatsemblemen

Wapens, vlaggen en staatemblemen kunnen ook niet als merk geregistreerd worden. Ook niet als we hier (figuratieve) elementen aan toevoegen. Dit betekent niet dat je de kleuren uit een vlag niet kunt of mag gebruiken. Als er voldoende afstand wordt gehouden van een vlag, kan het teken als merk geregistreerd worden. Zie dit voorbeeld van een Frans merk: Facebookscreen

Geografische aanduidingen

Geografische aanduidingen beschermen producten uniek voor bepaalde regio’s. Ook ondersteunen ze lokale economieën en informeren ze consumenten over authenticiteit. Er zijn 2 typen:
  • Beschermde Oorsprongsbenamingen (BOB): BOB eist dat alle productiestadia binnen een specifiek gebied plaatsvinden en verzekert dat producten unieke lokale kwaliteiten hebben.
  • Beschermde Geografische Aanduidingen (BGA): BGA eist dat minstens één productiefase in het aangeduide gebied moet zijn.
Het biedt flexibiliteit maar behoudt een sterke locatie verbondenheid. Dit is relevant voor merkaanvragen voor eten- en drinkenwaren.

Bijzondere merken

Ook voor het aanvragen van bijzondere merken zijn er taboes in het merkenrecht waar je rekening mee moet houden.

Aard van de waar

Als je een bepaalde vorm als merk wil registeren, mag de aard van het waar de vorm niet bepalen. Een bananendoos in de vorm van een banaan kan niet als merk worden geregistreerd. bananen

Technische functie

Als een vorm een technische functie heeft wordt het uitgesloten als merk. Deze uitzondering voorkomt dat technische oplossingen of functies, die noodzakelijk zijn voor het gebruik van een product, als merk worden geregistreerd. Een voorbeeld hiervan is het Lego blokje. Het blokje is technisch bepaald in die zin dat andere blokken op elkaar moeten passen. Gelet hierop komt het blokje zelf (zonder het Lego-logo) niet in aanmerking voor een merkregistratie. Lego blok

Wezenlijke waarde aan de waar

Vormen die een aanzienlijke waarde aan het product geven, worden uitgesloten om als merk te worden geregistreerd. Deze uitzondering zorgt ervoor dat exclusieve rechten niet kunnen worden verleend aan vormen die het esthetische of intrinsieke waarde aspect van een product aanzienlijk verhogen. Immers dient een merk voor de herkenbaarheid en ter onderscheiding van de waren met die van een ander. Denk hierbij aan een speaker die een hele bijzondere vorm heeft. Het publiek zal de speaker kopen, omdat de vorm een ‘wezenlijke waarde’ geeft aan de speaker en de vorm niet als een merk zal worden gezien.

Navigeren door het merkenrecht

Navigeren door het merkenrecht vereist kennis van onder andere specifieke uitsluitingen. Het bewustzijn van deze ‘taboes’ in het merkenrecht is essentieel voor het succesvol registeren van een merk. Daarnaast scheelt het om niet vanaf 0 een nieuw merk te moeten creëren, als je vooraf al weet dat het niet als merk kan dienen. Hopelijk heb ik je daar met dit artikel bij kunnen helpen. Hierbij de link naar het artikel van Frankwatching. Mustafa Kahya [post_title] => De don’ts bij merkregistratie: taboes in het merkenrecht [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-donts-bij-merkregistratie-taboes-in-het-merkenrecht [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-29 11:43:28 [post_modified_gmt] => 2024-04-29 09:43:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41958 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 41931 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-04-26 09:57:17 [post_date_gmt] => 2024-04-26 07:57:17 [post_content] => In de technologische industrie is het vaak vereist dat een werknemer problemen oplost. Dit kan af en toe leiden tot het creëren van nieuwe uitvindingen. De vraag rijst dan: wie mag een octrooi aanvragen voor deze nieuwe uitvinding? Het antwoord op deze vraag ligt in artikel 12(1) van de Rijksoctrooiwet 1995 (hierna te noemen "ROW") en de arbeidsovereenkomst. Deze twee bronnen worden hieronder kort besproken.

Artikel 12(1) ROW

Volgens artikel 12(1) van de ROW, wanneer een werknemer een uitvinding doet binnen het kader van zijn dienstverband, behoren de rechten op de uitvinding toe aan de werkgever. De overdracht aan de werkgever gebeurt daarom automatisch en er is geen verdere actie vereist. Als de werknemer echter is aangenomen voor een functie die niet gerelateerd is aan de uitvinding, behoudt de werknemer het eigendom van de uitvinding. Als bijvoorbeeld de werknemer is aangenomen als software-engineer voor medische apparatuur, valt een nieuw apparaat voor het reinigen van ramen buiten het kader van het dienstverband. Dan heeft de werkgever geen recht op de uitvinding en kan de werknemer een octrooi aanvragen voor het raamreinigingsapparaat.

Arbeidsovereenkomst

Van het recht van de werkgever op de uitvinding, zoals bepaald in artikel 12(1) ROW, kan worden afgeweken door middel van een arbeidsovereenkomst. In de overeenkomst kan bijvoorbeeld worden bepaald dat de werknemer alle rechten op de uitvinding behoudt of dat de rechten worden gedeeld tussen de werknemer en de werkgever. De arbeidsovereenkomst kan ook bepalen dat alle intellectuele eigendomsrechten automatisch aan de werkgever worden overgedragen door middel van de overeenkomst. Dit bevestigt dan ook het effect van artikel 12(1) ROW.

Moet de werknemer worden gecompenseerd?

Artikel 12(6) ROW bepaalt dat een werknemer redelijk moet worden gecompenseerd voor de uitvindingen. Over het algemeen wordt aangenomen dat een salaris voldoende compensatie biedt voor dergelijke uitvindingen. Bovendien is het belangrijk om te begrijpen dat de werknemer geen recht heeft op toekomstige inkomsten uit het octrooi. Hieronder vallen een verkoopprijs of royalties die voortvloeien uit het octrooi. Echter, de werknemer en werkgever kunnen hierover anders bepalen in een overeenkomst.

Conclusie

Het begrijpen van de rechten op een uitvinding is cruciaal om toekomstige misverstanden of geschillen te voorkomen. Bovendien is het belangrijk om het effect te begrijpen van de werkgever die de rechten heeft op de uitvindingen die door een werknemer zijn gecreëerd. Dit omvat dat de werknemer geen recht heeft op de uitvinding voor eigen gebruik als deze aan de werkgever toebehoort. Het is een mogelijkheid om dit te bespreken tijdens onderhandelingen over de arbeidsvoorwaarden. Hierbij de link naar het artikel van Engineersonline.nl Hierbij de Engelse versie Magdaleen Jooste 3 [post_title] => Kan een werknemer een uitvinding octrooieren? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kan-een-werknemer-een-uitvinding-octrooieren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-04-26 11:49:13 [post_modified_gmt] => 2024-04-26 09:49:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41931 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 41375 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-03-01 15:22:27 [post_date_gmt] => 2024-03-01 14:22:27 [post_content] => Een door partijen gesloten overeenkomst strekt hen tot wet, waardoor zij verplicht zijn om deze overeenkomst na te komen. Indien een van de partijen de afspraken of verplichtingen uit de overeenkomst niet nakomt, schiet deze in beginsel tekort. De wederpartij kan in dat geval nakoming vorderen middels een ingebrekestelling of door verzuim te laten intreden. Als partijen er onderling niet uitkomen, kan nakoming van het contract ook via de rechter afgedwongen worden. Hierbij kan de  rechter een schadevergoeding toewijzen of de overeenkomst ontbinden. Tijdens deze gerechtelijke procedure kan door de wanpresterende partij echter aangevoerd worden dat er sprake is van rechtsverwerking, waardoor de wederpartij geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Dit is het geval indien de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met het geldend maken van het recht.

Redelijkheid en billijkheid

Rechtsverwerking is gebaseerd op de werking van de redelijkheid en billijkheid. Uit artikel 6:2 BW volgt dat een schuldeiser en schuldenaar verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid. Deze norm geldt dus voor alle verbintenissen en kan zowel een aanvullende als een beperkende werking hebben. Door de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid worden er bepaalde verplichtingen voor partijen gecreëerd die niet direct uit de wet voortvloeien. Daarnaast kan de redelijkheid en billijkheid ook een beperkende werking kennen. In dat geval worden bepaalde regels of verplichtingen buiten werking gesteld indien toepassing hiervan onredelijk of onbillijk is. Op grond van artikel 6:248 BW heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar  ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien. De eisen van redelijkheid en billijkheid vormen in het overeenkomstenrecht dus ook een aanvulling op hetgeen partijen hebben geregeld of juist niet hebben afgesproken met elkaar. Ook hier kent de redelijkheid en billijkheid zowel een aanvullende als een beperkende werking.

Rechtsverwerking

Uit de wet volgt dat partijen zich in het rechtsverkeer over en weer moeten gedragen met inachtneming van de regels van de redelijkheid en billijkheid. In dit kader kan door een wanpresterende partij een beroep gedaan worden op rechtsverwerking, waardoor de wederpartij onder bepaalde omstandigheden geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Er is sprake van rechtsverwerking als de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht geldend te maken. Hierbij zijn meerdere voorwaarden van belang, die vervolgens door de rechtspraak verder worden ingekleurd.

Voorwaarden voor het aannemen van rechtsverwerking

Rechtsverwerking kan volgens de Hoge Raad worden aangenomen in een situatie waarbij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn als gevolg waarvan bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak op het recht niet meer geldend zal maken. Daarnaast is ook sprake van rechtsverwerking als de positie van de schuldenaar onredelijk wordt benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak op een recht alsnog geldend zou maken. Alleen tijdsverloop levert dus geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Stilzitten kan daardoor slechts tot rechtsverwerking leiden, indien op grond van de omstandigheden van het geval redelijkerwijs een bepaald handelen van de rechthebbende verwacht had mogen worden of de benadeelde onredelijk benadeeld wordt. Omdat een beroep op rechtsverwerking neerkomt op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, is terughoudendheid bij de toepassing van dit beginsel geboden.

Vergelijking met verjaring

Een beroep op rechtsverwerking dient niet te worden verward met een beroep op verjaring. Rechtsverwerking is gebaseerd op de redelijkheid en billijkheid en kan slechts worden ingeroepen indien de wederpartij zich heeft gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht geldend te maken. In het geval van verjaring heeft een schuldeiser te lange tijd geen actie ondernomen om een bepaalde vordering te innen, waardoor deze vordering na verloop van een deze termijn niet meer afgedwongen kan worden. De redelijkheid en billijkheid speelt bij verjaring dan ook geen rol, waardoor het over het algemeen minder discussie oplevert. Rechtsverwerking biedt wel een uitkomst in situaties waarbij een vordering nog niet verjaard is, maar het inroepen van het recht wel in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.

Actieve handeling of gedraging

Over het algemeen wordt in de rechtspraak aangenomen dat een schuldeiser een actieve handeling of gedraging moet verrichten voordat er sprake is van rechtsverwerking. Enkel tijdsverloop levert namelijk geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking. Een schuldeiser die weigert om een vordering te onderbouwen en deze niet inbrengt in de procedure, kan deze volgens de rechter dan ook niet meer verhalen op de schuldeiser. De schuldenaar mocht er in dat geval namelijk gerechtvaardigd op vertrouwen dat de schuldeiser het recht niet meer

Onduidelijkheid in de rechtspraak

Aangezien het aan de rechter is om te beoordelen in welke gevallen er sprake is van gerechtvaardigd vertrouwen of onredelijk nadeel, levert het begrip rechtsvergelijking regelmatig onduidelijkheid op. Zo vernietigde de Hoge Raad recentelijk een arrest van het Hof in Den Bosch, waarin was aangenomen dat een vordering in strijd was met de eisen van redelijk en billijkheid met het oog op rechtsverwerking. Volgens de Hoge Raad had het hof hierbij onvoldoende vastgesteld dat er sprake was van bijzondere omstandigheden op grond waarvan bij de wederpartij gerechtvaardigd vertrouwen was gewekt dat de rechthebbende zijn aanspraak niet meer geldend zou maken, of waardoor de positie van de wederpartij onredelijk verzwaard of benadeeld zou worden indien het recht of de bevoegdheid alsnog geldend zou worden gemaakt. 7G Hierdoor kon niet vastgesteld worden dat sprake was van rechtsverwerking en had het hof haar oordeel ten overvloede gegeven. De Hoge Raad verwees hierbij naar een arrest uit 2021, waarin geoordeeld werd dat de aangevoerde klachten die opkwamen tegen een oordeel van het hof om een beroep op rechtsverwerking toe te staan niet konden slagen.8G Bij de schuldenaar was namelijk het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat de schuldeiser geen aanspraak meer zou maken op het geldig maken van het recht.

Conclusie

In bepaalde gevallen kan een schuldeiser zich gedragen op een wijze die naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onverenigbaar is met de mogelijkheid om het recht dat hem toekomt geldend te maken. In dat geval kan rechtsverwerking ingeroepen worden, waardoor de schuldeiser geen beroep meer kan doen op een recht dat hem eerder wel toekwam. Rechtsverwerking kan volgens de Hoge Raad worden aangenomen in situaties waarbij er bijzondere omstandigheden aanwezig zijn als gevolg waarvan bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat de schuldeiser zijn aanspraak op het recht niet meer geldend zal maken. Daarnaast is ook sprake van rechtsverwerking als de positie van de schuldenaar onredelijk wordt benadeeld of verzwaard in het geval dat de schuldeiser zijn aanspraak op een recht alsnog geldend zou maken. Enkel tijdsverloop levert dus geen toereikende grond op voor het aannemen van rechtsverwerking, aangezien een schuldeiser in beginsel een actieve handeling of gedraging moet verrichten voordat er sprake is van rechtsverwerking. Omdat een beroep op rechtsverwerking neerkomt op een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, wordt het beginsel erg terughoudend toegepast.

Noten:

2. ECLI:NL:HR:1995:ZC1827, r.o. 3.3 3. ECLI:NL:HR:2005:AS4406, r.o. 5 4. ECLI:NL:RBROT:2018:3153, r.o. 4.9 5. ECLI:NL:PHR:2017:67, r.o. 3.10 6. ECLI:NL:HR:1997:ZC2381 7. ECLI:NL:HR:2024:24, r.o. 3.4 8. ECLI:NL:HR:2021:271, r.o. 3.3.9 9. ECLI:NL:GHDHA:2019:1530, r.o. 38 Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date. Marc juist [post_title] => Wanneer is er sprake van rechtsverwerking? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wanneer-is-er-sprake-van-rechtsverwerking [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-03-01 15:22:27 [post_modified_gmt] => 2024-03-01 14:22:27 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41375 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 41257 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-02-22 09:19:53 [post_date_gmt] => 2024-02-22 08:19:53 [post_content] => In een tijdperk waarin bijna alle uitvindingen op software leunen, blijft de vraag of software octrooieerbaar is een belangrijke vraag voor softwareontwikkelaars. Over het algemeen lijken computerprogramma's buiten de boot te vallen, maar er zijn uitzonderingen. Hoe en waarom kun je jouw software beschermen middels een octrooi?

Is het mogelijk om software te beschermen door een octrooi?

Kort gezegd: JAZEKER! Om bescherming aan te vragen, moet een softwareontwikkelaar aantonen dat de software een nieuwe en inventieve oplossing biedt voor een technisch probleem. De software moet echter ook een technisch effect teweegbrengen. Denk hierbij aan software die de controle van een robotarm verbetert of de ontvangst van radiosignalen optimaliseert. Aan de andere kant zal software die enkel helpt bij voorspellingen voor aandelenhandel waarschijnlijk geen technisch effect hebben en daardoor niet in aanmerking komen voor octrooibescherming. Uiteindelijk moet de functie van de software beoordeeld worden om te ontdekken of jouw software octrooieerbaar is. Als het een technische taak op een nieuwe en inventieve manier uitvoert, kan het waarschijnlijk worden geoctrooieerd.

Conclusie

Het goede nieuws? Jouw software kan beschermd worden door een octrooi. Het minder goede nieuws? Helaas kan niet alle software worden beschermd door een octrooi. De vraag wanneer software in aanmerking komt voor octrooibescherming kan heel complex zijn. Terwijl nieuwheid, inventiviteit en het oplossen van technische problemen cruciale factoren zijn, is het bepalen daarvan niet altijd een helder pad. In deze voortdurend evoluerende wereld van technologie en jurisprudentie is het dus essentieel om goed geïnformeerd te blijven en professioneel advies te zoeken voor degenen die deze juridische stap in de wereld van software willen zetten. Hierbij de link naar het artikel van Engineersonline.nl Magdaleen Jooste 3 [post_title] => Kan een octrooi mijn software beschermen? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => kan-een-octrooi-mijn-software-beschermen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-22 09:19:53 [post_modified_gmt] => 2024-02-22 08:19:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41257 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 41247 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-02-21 15:03:53 [post_date_gmt] => 2024-02-21 14:03:53 [post_content] => Rebranden is niets nieuws. Het komt vaak voor. De handelsnaam kan bijvoorbeeld niet meer ‘hip’ zijn, het logo is verouderd of de doelgroep is veranderd wegens groei en de behoefte om internationaal actief te zijn. Het bedenken van een nieuwe naam en het ontwerpen van een logo is een zekere klus. Het is dan natuurlijk zonde als achteraf blijkt dat je de nieuwe naam of het nieuwe logo niet kan gebruiken, omdat je hiermee inbreuk maakt op de rechten van een ander. In dit artikel licht ik een drietal aandachtspunten uit die je mee kunt nemen bij het kiezen van een nieuwe (handels)naam of een nieuw logo.

1. Check bestaande handelsnamen

Wanneer je een nieuwe naam kiest voor je onderneming, zal je moeten opletten dat je geen inbreuk maakt op de handelsnaam van een andere onderneming. De Handelsnaamwet biedt het recht op de handelsnaam aan de partij die een handelsnaam als eerst gebruikt. Wat is een handelsnaam? Vaak denkt men dat ze een handelsnaam moeten inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Dit is een misvatting. Een handelsnaam ontstaat door het gebruik van een naam in het economisch verkeer. Dat wil zeggen: het gebruik van de naam in reclame-uitingen, een e-mailhandtekening, op facturen, etc. Pas dan ontstaat het handelsnaamrecht. Registratie is dus geen vereiste, maar het kan wel een indicatie zijn om aan te tonen dat het gebruik van de handelsnaam op een bepaald moment is begonnen. De geregistreerde naam bij de Kamer van Koophandel kan dus afwijken van de daadwerkelijk gebruikte handelsnaam. Dit is belangrijk om te weten, omdat je slechts met een zoektocht in het register van de Kamer van Koophandel geen concrete conclusies kan trekken of een specifieke naam als handelsnaam in gebruik is of niet. Vergelijken Wat als de beoogde nieuwe naam al door een ander wordt gebruikt? Betekent dit dat je de beoogde naam niet kan gebruiken? Niet per se. Dit is afhankelijk van de omstandigheden. Meer specifiek is het afhankelijk van de omstandigheden waardoor er wel of geen verwarring bij het publiek kan ontstaan, wanneer beide partijen dezelfde handelsnaam gebruiken. Hierbij is het van belang welke diensten onder de handelsnaam worden aangeboden. Betreft het een kledingwinkel en een lingeriewinkel? Dan zal er mogelijk verwarring kunnen ontstaan. Betreft het een kledingwinkel en een marketingbureau? Dan zal de consument niet (snel) verward raken. In dat geval zullen beide partijen de handelsnaam kunnen gebruiken.

2. Check bestaande namen en logo’s als merkrecht

In tegenstelling tot een handelsnaamrecht, ontstaat een merkrecht pas na registratie. Het komt steeds vaker voor dat een onderneming haar handelsnaam ook als merk registreert. Dit wordt ook zeker geadviseerd. Een merkrecht biedt namelijk betere bescherming dan een handelsnaamrecht. Gelet hierop is het ook verstandig om de merkenregisters te gebruiken om te onderzoeken of de door jou beoogde nieuwe naam als merk is geregistreerd. Let er uiteraard op dat je niet alleen het Benelux merkenregister erop na slaat, maar ook het Europese merkenregister. Immers, een Europees merk biedt ook bescherming in Nederland. Vergelijken Stel: je hebt een merkregistratie van een andere onderneming gevonden. Betekent dit dan dat je weer een nieuwe naam moet bedenken? Ook in dit geval hoeft dat niet per se zo te zijn. Het is van belang om goed na te gaan waarvoor het merk is geregistreerd. Als het merk is geregistreerd voor snoepgoed, en jij wil de naam gebruiken voor een kledingwinkel, dan vormt dit geen probleem. Immers geldt ook hier weer: er kan (vrijwel) geen verwarring ontstaan bij de consument. Deze voorwaarden gelden ook voor een logo dat als merk is geregistreerd door een andere onderneming. Je zal dus moeten onderzoeken en beoordelen of er verwarringsgevaar ontstaat, vanuit het perspectief van de consument, door:
  • een vergelijking te maken van de namen en/of logo’s; en
  • een vergelijking te maken van de aangeboden waren en/of diensten onder de naam of het merk.

3. Check websites en domeinnamen

Tegenwoordig komt het steeds vaker voor dat ondernemingen geen fysieke winkels hebben, maar hun waren en diensten alleen online aanbieden. Hiervoor is een website en een domeinnaam noodzakelijk. Er bestaat niet zoiets als een ‘domeinnaamrecht’. Voor domeinnamen geldt: wie het eerst komt, het eerst maalt. In principe is iedereen vrij om een domeinnaam te registreren, ook als deze identiek is aan jouw handelsnaam of merk. Het is mogelijk om een domeinnaam die identiek is aan jouw handelsnaam of merk op te eisen, maar hier zijn strenge voorwaarden aan verbonden. Bijvoorbeeld dat de domeinnaam te kwader trouw zou zijn gekaapt. Voordelen Het checken of jouw beoogde naam al als domeinnaam is geregistreerd, kan voordelen met zich meebrengen. Ten eerste wordt het duidelijk of iemand onder de beoogde naam al actief is. Ten tweede zal ook duidelijk worden welke waren of diensten deze partij aanbiedt. Tot slot kan je je dan afvragen of het wel marketingtechnisch een handig keuze is om voor een naam te kiezen, waarvan de domeinnaam al is geregistreerd en door een ander wordt gebruikt. Mocht de beoogde naam online al in gebruik zijn, zal een daarmee samenhangend logo vaak ook te zien zijn. Wanneer je toch besluit om dezelfde naam als een ander te gebruiken, omdat je bijvoorbeeld actief bent in een andere sector, let er dan wel op dat jouw (nieuwe) logo niet lijkt op het bestaande logo van de andere partij. Social media Verder kunnen niet alleen domeinnamen, maar ook socialmedia-accounts aanwijzingen zijn om te achterhalen of de beoogde naam al wordt gebruikt. Het kan zo zijn dat een (kleine) onderneming in de Kamer van Koophandel is geregistreerd met zijn eigen naam als de naam van de onderneming, maar (online) een andere handelsnaam hanteert. Je ziet dit snel over het hoofd als je slechts een zoektocht in het register van de Kamer van Koophandel zou uitvoeren. Kortom: check niet alleen de registers, maar doe ook een online check of jouw beoogde naam al wordt gebruikt door anderen. Houd daarbij rekening met zowel handelsnamen als merken van anderen, en ga na voor welke producten en/of diensten deze namen worden gebruikt. Hierbij de link naar het artikel van Frankwachting. Mustafa Kahya [post_title] => Nieuwe handelsnaam? Houd rekening met 3 belangrijke punten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => nieuwe-handelsnaam-houd-rekening-met-3-belangrijke-punten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-21 15:03:53 [post_modified_gmt] => 2024-02-21 14:03:53 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41247 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 41207 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-02-19 16:25:26 [post_date_gmt] => 2024-02-19 15:25:26 [post_content] => Voor het tv-programma Stegeman op de Bres schiet Albert Stegeman mensen te hulp die bij officiële instanties geen gehoor vinden. Zo ook hielp hij voor het programma verschillende mensen tegen de eigenaren van bouwbedrijf LVL Industry Holding BV. Deze eigenaren, hierna LVL genoemd, waren het er niet mee eens dat ze zouden worden uitgezonden. Vanwege de spoed werd er een kort geding gehouden, waarin de voorzieningenrechter op 23 januari 2024 uitspraak deed.

Klachten

Het betreft meerdere al jaren slepende conflicten tussen LVL en klanten en oud-medewerkers. Volgens deze partijen is LVL te kort geschoten in de afspraken aangaande letterlijke dure   bouwwerkzaamheden en uitbetalingen van lonen. Omdat zij geen gehoor vonden, klopten ze in februari 2023 bij Stegeman aan met hun klachten over LVL. Stegeman nam vervolgens met LVL  contact op. Die was hier niet van gediend en eiste dat Noordkaap, de producent van Stegeman op de Bres, af zou zien van uitzending. Belangrijk voor wat volgt is dat een van de eigenaren van LVL eerder veroordeeld is wegens fraude, en dat de onderneming in 2022 gestopt is.

Onrechtmatigheid van de uitzending

Is de uitzending onrechtmatig? Hiervoor maakte de voorzieningenrechter een afweging tussen het belang van LVL bij bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer, eer en goede naam en het belang van Noordkaap bij vrijheid van meningsuiting. Omdat de voorzieningenrechter slechts een fragment van het uit te zenden programma heeft, moet hij voorzichtig zijn met een algeheel verbod tot uitzending. Hieronder worden kort de afwegingen besproken die de voorzieningenrechter maakte.

Vrijheid van meningsuiting

Wat betreft vrijheid van meningsuiting moet men zich kritisch kunnen uitlaten over misstanden die de samenleving raken. LVL zegt dat deze zaak de samenleving niet raakt, maar een regulier handelsgeschil is. Dat zal echter niet veel zin hebben nu de onderneming geliquideerd is. Failliete of ontbonden ondernemingen waarbij gedupeerden botvangen zijn wel degelijk een maatschappelijk probleem, zo oordeelt de rechter. Nu zich meerdere mensen over LVL hebben gemeld bij Noordkaap, is er belang om het publiek te waarschuwen, zeker nu een van de eigenaren van LVL al eerder is veroordeeld wegens fraude. Er wordt dus met de uitzending een bijdrage aan het maatschappelijk debat geleverd.

Ernst

Wat ook meetelt is ernst van de misstand: het gaat om in totaal meerdere honderdduizenden euro’s en om gezinnen die in stacaravans wonen omdat ze nog steeds geen woning hebben. Ook is er sprake van achterstallig loon en een nooit uitgevoerde maar wel toegezegde salarisverhoging.

Feiten

Tevens is het belangrijk om na te gaan of de verdenkingen ten tijde van de publicatie steun vonden in toen beschikbaar feitenmateriaal. Noordkaap beschikt naast de interviews met de klanten en oud-werknemers ook over aannemingsovereenkomsten, facturen, betaalwijzen, processen-verbaal van aangifte en WhatsApp-conversaties. LVL legt als bewijs bouwtekeningen, constructieberekeningen, planningen en offertes over. Onder de streep kan LVL niet verklaren waar de honderdduizenden euro’s van de klanten naartoe zijn gegaan. Kortom: de beschuldigingen van Noordkaap vinden voldoende steun in de feiten en zijn niet weerlegd door LVL.

Presentatie

Om beoordelen of de aflevering onrechtmatig is, houdt de rechter ook rekening met hoe de verdenkingen zijn ingekleed? Het betreft de klanten/ ‘gedupeerden’ die hun verhaal vertellen in het tv-programma. De beschuldigingen worden niet gepresenteerd als feiten. Ook zal de privacy van LVL worden beschermd in de aflevering door de achternaam in te korten tot initiaal, de naam van de echtgenote weg te laten, leeftijd en woonplaats niet te noemen, het gezicht te blurren en de naam van de eerdere strafzaak niet te noemen.

Gevolgen

Hoe ernstig zijn de te verwachten gevolgen voor LVL? De voorzieningenrechter beoordeelt dat LVL niet direct voor het grote publiek herkenbaar zal zijn. Als hij al herkenbaar is voor de mensen om hem heen, dan geldt dat het verlies van de goede naam een voorzienbaar gevolg is van zijn eigen handelen. Samengevat is LVL in het ongelijk gesteld. De uitzending is inmiddels te zien. Hierbij de link naar het artikel van Dutch Cowboys. Yvonne Vetjens 1 [post_title] => Uitzending van Stegeman op de Bres mag doorgaan, ondanks eis tot verbod [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => uitzending-van-stegeman-op-de-bres-mag-doorgaan-ondanks-eis-tot-verbod [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-19 16:25:26 [post_modified_gmt] => 2024-02-19 15:25:26 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41207 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 41159 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-02-15 12:00:33 [post_date_gmt] => 2024-02-15 11:00:33 [post_content] => Er zijn verschillende kunstvormen en kunststromingen waarvan het hergebruik van andere (kunst)voorwerpen een essentieel onderdeel is. Denk aan collages, kunstinstallaties en pop art. Volgens het auteursrecht kun je andermans auteursrechtelijk beschermde werk niet zomaar hergebruiken, want in principe pleeg je dan auteursrechtinbreuk. Gelukkig geeft de Auteurswet nog genoeg uitzonderingen. Ik richt me in dit artikel op de parodieën, karikaturen en pastiches, die als uitzonderingen worden genoemd in artikel 18b van de Auteurswet. Op deze drie kunstvormen in combinatie met het auteursrecht wordt in dit artikel wat dieper in gegaan.

Parodie en karikatuur

Parodie is een kunstvorm waarin bestaande werken worden nagebootst met humoristische intenties. Het doel is om het origineel te belachelijk te maken of een bepaald aspect ervan te benadrukken. Een beroemd voorbeeld is "De Mona Lisa met Snor" van kunstenaar Marcel Duchamp, waarin hij de iconische Mona Lisa van Leonardo da Vinci parodieerde door een snor aan het schilderij toe te voegen. Een karikatuur wordt soms ook wel gezien als een vorm van parodie. Het is een kunstvorm waarbij de fysieke eigenschappen of kenmerken van een persoon of onderwerp worden overdreven om humoristische effecten te bereiken. Karikaturen worden vaak gebruikt om politieke figuren, beroemdheden en andere publieke figuren te parodiëren.

Parodie en karikatuur - juridisch

Bij zowel de parodie als de karikatuur moet er sprake zijn van een zekere spot of humor, nu dit een kenmerk is van deze kunstvormen. Daarbij verwijst een parodie en soms ook een karikatuur naar een ander werk, maar het mag niet te veel op dat andere werk gaan lijken waardoor er verwarringsgevaar ontstaat. Verder zal in een rechtszaak altijd de overweging worden gemaakt tussen het auteursrecht van de maker van het originele werk of het portretrecht van degene die is afgebeeld enerzijds het originele werk en de vrijheid van meningsuiting van de maker van de parodie of karikatuur anderzijds. Als een parodie of karikatuur zich bijvoorbeeld schuldig maakt aan smaad, zal dat een reden kunnen zijn waardoor deze toch niet geoorloofd is. Dit zijn de grenzen waarbinnen volgens het auteursrecht een parodie gemaakt mag worden.

Pastiche

Pastiche is een kunstvorm waarbij een kunstenaar elementen uit verschillende bronnen combineert om een nieuw werk te creëren dat een eerbetoon is aan de originele werken. Het is een subtielere benadering dan parodie, waarbij het doel niet is om te spotten, maar eerder om de stijl en thema's van de originele kunst te omarmen.

Pastiche - juridisch

Hoewel pastiche vaak wordt gebruikt om respect te tonen voor de werken van anderen, is het belangrijk om te onthouden dat het auteursrecht nog steeds van kracht is. Bij het maken van een pastiche is het essentieel om de juiste toestemming te verkrijgen of zorgvuldig te overwegen hoe je de originele elementen aanpast, zodat je geen inbreuk maakt op het auteursrecht van anderen.

Kunstenaars, ken je rechten

Kortom, wees je bewust van wat wel en niet mag als je een parodie, karikatuur of pastiche maakt. Het is belangrijk om respect te tonen voor het werk van anderen, terwijl je tegelijkertijd de vrijheid van meningsuiting en creatieve expressie waardeert. Het auteursrecht is hierbij een belangrijk aspect. Het vinden van een balans tussen deze twee kan uitdagend zijn, maar het is essentieel voor het voortbestaan van een gezonde en levendige kunstgemeenschap. Hierbij de link naar het artikel van Kunstenaars Magazine (abonnement). Yvonne Vetjens [post_title] => Pastiches en auteursrecht: Hoe ver mag je gaan? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => pastiches-en-auteursrecht-hoe-ver-mag-je-gaan [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-02-15 12:00:33 [post_modified_gmt] => 2024-02-15 11:00:33 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=41159 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 40849 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-01-24 09:49:18 [post_date_gmt] => 2024-01-24 08:49:18 [post_content] => Het huisvesten van arbeidsmigranten blijft een actueel thema. Het aantal arbeidsmigranten in Nederland groeit terwijl passende huisvesting vaak niet eenvoudig is. Enerzijds omdat omgevingsplannen beperkingen stellen aan huisvesting van arbeidsmigranten, anderzijds omdat nieuwe initiatieven vaak op weinig steun uit de omgeving kunnen rekenen. Vaak wordt het ook een politiek-bestuurlijk thema. Onze specialisten Rutger Boogers, Michael de Marco en Robin de Hoon hebben jarenlange ervaring met juridische geschillen over huisvesting van arbeidsmigranten. Regelmatig schrijven zij hierover blogs of worden zij benaderd voor commentaren bij actualiteiten. Alle reden om een overzichtsartikel te schrijven over de omgevingsrechtelijke aspecten bij huisvesting van arbeidsmigranten. Tegen welke problemen en beperkingen lopen huisvesters en verhuurders aan en wat zijn de oplossingen? Dit artikel is niet beperkt tot omgevingsplannen (bestemmingsplannen), maar ook komen exploitatievergunningen en huisvestingsvergunningen aan de orde. Soms zijn wel drie of vier vergunningen vereist voordat sprake is van een ‘legale’ situatie. In de praktijk wordt vaak handhavend opgetreden tegen met het omgevingsplan strijdig gebruik. Wat kan een huisvester of verhuurder daartegen ondernemen? Daar komt bij het huurrecht. Weliswaar wordt dat aspect in dit artikel niet uitvoerig belicht, maar in de praktijk is dat een probleem. Om die reden hebben we daar eerder over geblogd. Wat te doen wanneer een gemeente enerzijds een last onder dwangsom oplegt om de bewoning door arbeidsmigranten te staken en een huurder zich tegelijkertijd beroept op huurbescherming? De verhuurder staat dan vaak met de rug tegen de muur. Ook die vragen maken onderdeel uit van de praktijk die wij voeren. Dit vraagt veelal om strategische keuzes. Met dit artikel hebben wij geprobeerd uiteen te zetten waar huisvesters van arbeidsmigranten tegenaan lopen en bieden wij oplossingen en kansen. Kansen en oplossingen die ook na de inwerkingtreding van de Omgevingswet onverkort relevant zijn. Hierbij het artikel van Sdu. Rutger Boogers [post_title] => Omgevingsrechtelijke aspecten bij huisvesting van arbeidsmigranten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => omgevingsrechtelijke-aspecten-bij-huisvesting-van-arbeidsmigranten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-01-24 09:49:18 [post_modified_gmt] => 2024-01-24 08:49:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=40849 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 42774 [post_author] => 7 [post_date] => 2024-07-08 14:37:00 [post_date_gmt] => 2024-07-08 12:37:00 [post_content] => Als partijen een overeenkomst sluiten, moeten zij zich ook daadwerkelijk aan die overeenkomst houden, het zogenoemde “pacta sunt servanda”-beginsel. Het komt in de praktijk echter regelmatig voor dat cliënten te maken krijgen met een contractpartij die de gemaakte afspraken niet of slechts gedeeltelijk nakomt. In dat geval staan zij in de meeste gevallen niet met lege handen, maar kunnen zij hun schade vergoed krijgen als er aan de zijde van de wederpartij sprake is van wanprestatie. Voordat er daadwerkelijk sprake is van wanprestatie moet de wederpartij wel in verzuim zijn en moet er in de meeste gevallen een ingebrekestelling verstuurd worden. Er ontstaat echter regelmatig onduide­lijkheid over de vraag of en wanneer verzuim is ingetreden, zo ook in een recent arrest van de Hoge Raad.2 Het betrof een zaak over de omvang van de schade die een koper van een bedrijventerrein had geleden als gevolg van een tekortkoming in de nakoming van de verkoper, die had nagelaten om het perceel te leveren. Daarbij stond de vraag centraal op welk tijdstip het verzuim van de verkopers was ingetreden.

Nakoming van een overeenkomst

Verbintenissen die voortvloeien uit een overeenkomst, moeten door partijen worden nagekomen. Op grond van het “pacta sunt servanda”-beginsel strekt een overeen­komst partijen namelijk tot wet. Komt één van beide partijen de verplichtingen uit de overeenkomst niet, niet geheel of niet correct na, is er daarom sprake van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenis. In het algemeen geldt daarbij de hoofdregel uit het eerste lid van artikel 6:74 BW. Uit dat artikel volgt dat iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis die partijen zijn overeengekomen, leidt tot een vergoeding van de schade die daaruit volgt. Er is in dat geval name­lijk sprake van wanprestatie. Om een beroep te kunnen doen op wanprestatie, moet de tekortkoming wel aan de schuldenaar kunnen worden toegerekend. Zo moet er sprake zijn van schuld, of moet het risico op wanpres­tatie voor rekening van de schuldenaar komen. Is er sprake van overmacht, spreekt men van een niet-toere­kenbare tekortkoming en is de schuldenaar niet scha­deplichtig.

Verzuim

Uit lid 2 van artikel 6:74 BW volgt aanvullend dat er sprake moet zijn van verzuim voordat de gevolgen van de wanprestatie intreden. Volgens artikel 6:81 BW is de schuldenaar in verzuim gedurende de tijd dat hij in gebreke blijft in de nakoming van zijn verplichtingen uit een overeenkomst, behalve voor zover de vertra­ging hem niet kan worden toegerekend of de nakoming blijvend onmogelijk is. Verzuim treedt in de meeste gevallen niet automatisch in, over het algemeen is daar­voor een ingebrekestelling vereist. Er is een aantal gevallen waarbij het verzenden van een ingebrekestel­ling niet vereist is, deze uitzonderingen zijn opgenomen in artikel 6:83 BW. De hoofdregel volgt uit artikel 6:82 BW, namelijk dat een schuldenaar in gebreke wordt gesteld middels een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Nakoming dient vervolgens uit te blijven, waardoor het verzuim intreedt. Als blijkt dat de schuldenaar tijdelijk niet kan nakomen of uit zijn houding blijkt dat aanma­ning nutteloos is, kan een ingebrekestelling ook plaats­vinden door een schriftelijke mededeling waaruit dient te volgen dat de schuldenaar voor het uitblijven van de nakoming aansprakelijk wordt gesteld. Het tijdstip waarop verzuim daadwerkelijk intreedt is echter regel­matig een onderwerp dat ter discussie staat, zo blijkt ook uit een recent arrest van de Hoge Raad.

De feiten

Door partijen wordt op 10 september 2016 een koop­overeenkomst gesloten voor de levering van een bedrij-venterrein. Op het bedrijventerrein staan acht units die kunnen worden verhuurd, ook staat er een loods aan het toegangspad van het perceel. In de koopovereen­komst is door partijen opgenomen dat de verkopers het perceel ‘plusminus’ 20 december 2016 zouden leveren aan de koper. Op 16 januari 2017 stelt één van de verko­pers tijdens een gesprek met de notaris dat de loods niet bij de koop is inbegrepen, waarna de koper aanbiedt om €20.000,- meer te betalen voor het perceel als de loods daarbij inbegrepen wordt. Dat aanbod wordt door de verkopers echter afgewezen. Op 19 januari 2017 deelt één van de verkopers aan de koper mede dat op 16 januari 2017 geen overeenstemming over de verkoop van de loods is bereikt, waardoor de verkopers afzien van verkoop van het perceel aan de koper. Kort daarna, op 1 februari 2017, wordt door de advocaat van de koper tot nakoming van de koopovereenkomst verzocht. De advocaat geeft de verkopers een termijn tot 3 februari 2017 om te bevestigen dat de koopovereenkomst wordt nagekomen en stelt de verkopers aansprakelijk voor de door koper geleden schade. De koper start een aparte procedure waarin de verkopers worden veroordeeld om mee te werken aan de levering van het perceel (inclu­sief de loods), waarna het perceel op 31 mei 2018 aan de koper geleverd wordt.

Het eerdere procesverloop

De koper meent dat hij recht heeft op schadevergoeding en start een procedure, waarin discussie ontstaat over de datum waarop het verzuim is ingetreden. Volgens de rechtbank is het verzuim van de verkopers op 3 februari 2017 ingetreden, aangezien zij op 1 februari 2017 een brief hebben ontvangen waarin zij twee dagen de tijd krijgen om te bevestigen dat de koopovereen­komst wordt nagekomen. Na het uitblijven van deze bevestiging is het verzuim ingetreden. De koper is echter van mening dat het verzuim eerder in is getreden en gaat in hoger beroep. Volgens het hof is voor het intreden van verzuim vereist dat de schuldenaar in gebreke wordt gesteld, maar nakoming binnen de gegeven termijn uitblijft. Dat volgt uit het eerste lid van artikel 6:82 BW. Het hof stelt daarbij dat de ingebre­kestelling achterwege kan blijven in gevallen die voort­vloeien uit artikel 6:83 BW. Aangezien de verkopers op 19 januari 2017 een brief hebben verstuurd waarin bevestigd werd dat geen overeenstemming was bereikt en dat werd afgezien van verdere verkoop, was het op dat moment voor de koper duidelijk dat de verkopers in de nakoming tekort zouden schieten. Doordat deze mededeling door de verkopers zelf gedaan werd, was het verzuim op grond van artikel 6:83 BW ingetreden zonder dat een ingebrekestelling vereist was. De koper heeft echter nagelaten om deze gevolgen aan de situ­atie te verbinden, nu hij op 20 januari 2017 nog een brief gestuurd heeft waarin het aanbod verlengd werd. Daarna volgde nog de ingebrekestelling van de advocaat van de koper op 1 februari 2017, waarbij de verkopers een termijn tot 3 februari 2017 werd geboden om na te komen. Omdat nakoming vervolgens uitbleef, is het verzuim volgens het hof dan ook pas ingetreden op 3 februari 2017.3

De beoordeling in cassatie

De koper kan zich niet vinden in het arrest van het hof, waardoor de zaak bij de Hoge Raad terecht komt. Het oordeel van het hof dat het verzuim van de verkopers is ingetreden op 3 februari 2017 is volgens de koper onbe­grijpelijk of geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad gaat mee in dit verweer en is van mening dat het verzuim op 19 januari 2017 van rechtswege inge­treden is. Volgens de Hoge Raad bepaalt artikel 6:83 onderdeel c BW dat het verzuim zonder ingebrekestel­ling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mede­deling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Als de desbetreffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim in dat geval dus van rechtswege in. Voor het intreden van verzuim is dan niet vereist dat de koper aan de verkoper te kennen geeft dat hij aan diens mede­deling het in artikel 6:83 BW bedoelde gevolg verbindt. Het hof stelde eerder al vast dat de brief van 19 januari 2017 een duidelijke mededeling bevat waaruit de koper af kon leiden dat de verkopers tekort zouden schieten in de nakoming van hun verbintenis. Daarmee is het verzuim van rechtswege ingetreden. Dat de koper het aanbod dat hij aan de verkopers had gedaan vervolgens heeft verlengd, doet daar niets aan af. Ook de brief van 1 februari 2017, waarmee de verkopers in de gelegen­heid zijn gesteld om alsnog na te komen, zorgt er niet voor dat de koper op het op 19 januari 2017 ingetreden verzuim geen beroep meer kon doen of dat dit recht is verwerkt. Het oordeel van het hof dat het verzuim pas op 3 februari 2017 zou zijn ingetreden geeft dan ook blijk van een onjuiste rechtsopvatting of is onbegrijpelijk.

Conclusie

Komt een partij de verbintenissen die voortvloeien uit een bepaalde overeenkomst niet na, dan is er sprake van een tekortkoming in de nakoming. Als deze tekort­koming aan de desbetreffende partij (de schuldenaar) kan worden toegerekend, is er sprake van wanprestatie en heeft de wederpartij (de schuldeiser) recht op scha­devergoeding. Voordat de gevolgen van wanprestatie in kunnen treden, moet er wel sprake zijn van verzuim. In beginsel treedt verzuim in door het versturen van een ingebrekestelling, middels een schriftelijke aanmaning waarbij een redelijke termijn voor de nakoming wordt gesteld. Blijft nakoming ook na de gegeven termijn uit, dan treedt het verzuim in. In bepaalde gevallen is een ingebrekestelling echter niet vereist en treedt het verzuim van rechtswege in. Daarvan is onder meer sprake wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar kan afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Indien de desbe­treffende verbintenis opeisbaar is, treedt het verzuim van rechtswege in. Recentelijk oordeelde de Hoge Raad dat het in dat geval niet vereist is dat de schuldeiser aan de schuldenaar te kennen geeft dat hij aan diens mede­deling het in artikel 6:83 BW bedoelde gevolg verbindt. Dat een schuldeiser na het intreden van het verzuim de schuldenaar in de gelegenheid stelt om alsnog na te komen, betekent niet dat de schuldeiser afstand doet van zijn recht om zich op het eerder ingetreden verzuim te beroepen of dat recht verwerkt.

Noten:

2. HR 12 april 2024; ECLI:NL:HR:2024:575. 3. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 februari 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:1195. Dit artikel is gepubliceerd in Juridisch up to Date. Marc Heuvelmans 1 [post_title] => De ingebrekestelling en het van rechtswege ingetreden verzuim [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-ingebrekestelling-en-het-van-rechtswege-ingetreden-verzuim [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-07-08 14:38:14 [post_modified_gmt] => 2024-07-08 12:38:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42774 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 158 [max_num_pages] => 16 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 48258fe65bdfd76931e0c21fac01c838 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Als partijen een overeenkomst sluiten, moeten zij zich ook daadwerkelijk aan die overeenkomst houden, het zogenoemde “pacta sunt servanda”-beginsel. Het komt in de praktijk echter regelmatig voor dat cliënten te...
Lees meer
Het zonder toestemming gebruiken van teksten, afbeeldingen en artikelen van anderen gebeurt aan de lopende band. Het kan echter vaak leiden tot auteursrechtinbreuk, ondanks verschillende argumenten die inbreukmakers opwerpen ter...
Lees meer
Als je kijkt naar merken zijn er enkele expliciete verboden die belangrijk zijn voor zowel ondernemers, als de creatieve geesten. In dit artikel bespreek ik de ‘taboes’ in het merkenrecht...
Lees meer
In de technologische industrie is het vaak vereist dat een werknemer problemen oplost. Dit kan af en toe leiden tot het creëren van nieuwe uitvindingen. De vraag rijst dan: wie...
Lees meer
Een door partijen gesloten overeenkomst strekt hen tot wet, waardoor zij verplicht zijn om deze overeenkomst na te komen. Indien een van de partijen de afspraken of verplichtingen uit de...
Lees meer
In een tijdperk waarin bijna alle uitvindingen op software leunen, blijft de vraag of software octrooieerbaar is een belangrijke vraag voor softwareontwikkelaars. Over het algemeen lijken computerprogramma's buiten de boot...
Lees meer
Rebranden is niets nieuws. Het komt vaak voor. De handelsnaam kan bijvoorbeeld niet meer ‘hip’ zijn, het logo is verouderd of de doelgroep is veranderd wegens groei en de behoefte om...
Lees meer
Voor het tv-programma Stegeman op de Bres schiet Albert Stegeman mensen te hulp die bij officiële instanties geen gehoor vinden. Zo ook hielp hij voor het programma verschillende mensen tegen...
Lees meer
Er zijn verschillende kunstvormen en kunststromingen waarvan het hergebruik van andere (kunst)voorwerpen een essentieel onderdeel is. Denk aan collages, kunstinstallaties en pop art. Volgens het auteursrecht kun je andermans auteursrechtelijk...
Lees meer
Het huisvesten van arbeidsmigranten blijft een actueel thema. Het aantal arbeidsmigranten in Nederland groeit terwijl passende huisvesting vaak niet eenvoudig is. Enerzijds omdat omgevingsplannen beperkingen stellen aan huisvesting van arbeidsmigranten,...
Lees meer