WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1453
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 45074
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-05-21 14:10:51
[post_date_gmt] => 2025-05-21 12:10:51
[post_content] => De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees niveau wordt flink gediscussieerd over of, en zo ja wanneer, een gebruiksvoorwerp auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Een werk moet namelijk oorspronkelijk zijn, waarbij de maker vrije en creatieve keuzes heeft gemaakt. Terwijl bij gebruiksvoorwerpen, veel aspecten van het ontwerp al ‘vastliggen’ vanwege de functionaliteit.
De Europese Advocaat-Generaal (AG) Szpunar heeft in de conclusie van 8 mei 2025 belangrijke uitleg gegeven over de auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen. De belangrijkste punten uit deze conclusie komen aan bod in deze blog.
De aanleiding
Al eerder, in het Cofemel-arrest, oordeelde het HvJ EU dat voor toegepaste kunst dezelfde originaliteitstest geldt als voor andere werken. Tegelijkertijd benadrukte het HvJ EU dat zulke werken alleen in beperkte gevallen auteursrechtelijke bescherming mogen krijgen, om het evenwicht met het modellenrecht te bewaren. De volgende drie vragen vormden kortweg de aanleiding van de recente conclusie over de bescherming van gebruiksvoorwerpen:
- Moeten er strengere eisen worden gesteld aan de toetsing van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst?
- Moet bij de toetsing van oorspronkelijkheid (mede) worden uitgegaan van de subjectieve visie van de maker op het scheppingsproces? En moeten vrije en creatieve keuzes bewust gemaakt worden?
- Is bij de toetsing van oorspronkelijkheid beslissend of de artistieke schepping objectief tot uitdrukking is gekomen? Kunnen daarbij omstandigheden worden meegenomen zoals de presentatie ervan in kunsttentoonstellingen of musea of de erkenning ervan in vakkringen?
Oftewel: gelden er strengere eisen voor de bescherming van gebruiksvoorwerpen? En hoe subjectief en objectief dient de oorspronkelijkheid vastgesteld te worden?
De kern: wat is een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’?
Volgens het auteursrecht is een voorwerp een auteursrechtelijk beschermd ‘werk; als het een eigen intellectuele schepping is van de maker. Een werk moet de persoonlijkheid van de maker weerspiegelen, doordat het uitdrukking geeft aan zijn of haar vrije en creatieve keuzes. Deze keuzes moeten zichtbaar zijn in het uiteindelijke ontwerp. Dit wordt ook wel het originaliteitscriterium genoemd.
Geen extra eisen voor gebruiksvoorwerpen
Het auteursrecht moet niet te gemakkelijk worden toegekend aan werken van toegepaste kunst. Het originaliteitscriterium, dat rekening houdt met de feitelijke beperkingen op creativiteit in de context van werken van toegepaste kunst, moet strikt worden toegepast, aldus de AG. Dit betekent echter niet dat er strengere eisen gelden voor de oorspronkelijkheid van gebruiksvoorwerpen zoals meubels, oftewel werken van toegepaste kunst, dan voor andere werken. Dit is een geruststelling voor ondernemers. Een stoel wordt dus op dezelfde manier beoordeeld als een schilderij. Zolang het ontwerp vrije en creatieve keuzes bevat, kan het auteursrechtelijke bescherming genieten.
Vrije keuzes
Er moet dus sprake zijn van ‘vrije keuzes’ van de maker. De AG maakt daarbij duidelijk dat niet-vrije keuzes:
- zijn ingegeven door technische of andere beperkingen; of
- het resultaat zijn van ofwel zuiver utilitaire overwegingen, ofwel methoden of normen die gewoonlijk bij de vervaardiging van de betrokken voorwerpen worden gebruikt; of
- volstrekt onbeduidend of banaal zijn.
Creatieve keuzes
Naast de vrije keuzes moet ook sprake zijn van ‘creatieve keuzes’. Dit zijn volgens de AG
niet:
- keuzes zijnde kopiëen van bestaande werken;
- vakkundige of ambachtelijke keuzes;
- triviale variaties;
- voor de hand liggende keuzes;
- keuzes die bestaande trends volgen; of
- keuzes die bepaald worden door functionele doelen.
De mogelijkheid om vrije keuzes te maken, leidt niet tot een vermoeden van creatieve keuzes. De creatieve keuzes moeten de persoonlijkheid van de ontwerper weerspiegelen in de uiteindelijke uitvoering van het ontwerp. Hieruit moet blijken dat het werk van de ontwerper zich onderscheidt van dat van andere ontwerpers.
Oorspronkelijkheid
Verder kunnen de volgende omstandigheden in overweging worden genomen bij de uiteindelijke beoordeling van de oorspronkelijkheid van het betrokken voorwerp:
- de bedoeling van de ontwerper tijdens de creatie en zijn inspiratiebronnen;
- het gebruik van (al dan niet) gangbare modellen;
- de waarschijnlijkheid dat onafhankelijk van het betrokken voorwerp een gelijkaardig voorwerp wordt gemaakt; en
- de erkenning van het voorwerp in vakkringen.
Deze omstandigheden zijn echter niet doorslaggevend. De rechter beoordeelt telkens objectief of er sprake is van een oorspronkelijk werk.
In het geval van werken van toegepaste kunst is de vrijheid van de ontwerpers relatief klein door verschillende beperkingen en schaarste aan creatieve elementen. Toch kunnen zeer gelijkaardige of identieke keuzes van verschillende auteurs creatief zijn en sluit de mogelijkheid dat een gelijkaardig voorwerp onafhankelijk wordt gemaakt, een gebruiksvoorwerp niet uit van auteursrechtelijke bescherming.
Let wel, dat een voorwerp tentoon wordt gesteld in een museum is geen (doorslaggevende) factor om aan te tonen dat iets auteursrechtelijk beschermd is. Het is hoogstens een aanwijzing dat iets oorspronkelijk kan zijn, net als de erkenning ervan in vakkringen. Wat zijn dan wel belangrijke factoren bij de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk? Dat zijn dus echt de vrije én creatieve keuzes van de maker.
Beoordeling van een inbreuk
Om een inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, moet de rechter bepalen of creatieve elementen van het beschermde werk op een herkenbare manier zijn overgenomen in het mogelijk inbreukmakende voorwerp. Het is niet voldoende als er slechts sprake is van onvoldoende verschillende algemene indrukken of dat het beschermde werk een hoge mate van oorspronkelijkheid heeft.
In de praktijk zullen werken van toegepaste kunst die de originaliteitsdrempel halen veelal een laag niveau van originaliteit vertonen. Aangezien er enkel sprake is van een inbreuk als hetgeen wat het werk origineel maakt is gereproduceerd, zal het daarom vaak om een exacte reproductie moeten gaan, om te kunnen spreken van een inbreuk op het auteursrecht van een gebruiksvoorwerp.
Conclusie
Kortom, voor werken van toegepaste kunst gelden géén strengere eisen dan voor andere creatieve werken. Het vereiste is en blijft dat het werk het resultaat is van vrije en creatieve keuzes van de maker, waardoor het zijn/haar persoonlijke stempel draagt. De subjectieve visie van de maker (zoals intentie of inspiratie) kan hierbij meegewogen worden, maar is niet doorslaggevend. Wat telt is of het eindresultaat objectief gezien een oorspronkelijk karakter oplevert. Het maakt niet uit of de keuzes bewust of onbewust zijn gemaakt. Omstandigheden zoals erkenning in vakkringen of presentatie in musea mogen meegewogen worden bij de beoordeling van originaliteit, maar zijn niet beslissend voor de vraag of het werk auteursrechtelijk beschermd is.
Heeft u vragen over de bescherming van uw productdesign of wilt u juridisch sterker optreden tegen kopieën van uw ontwerp? Neem dan contact op meteen van onze
specialisten.

[post_title] => Bescherm het design van uw gebruiksvoorwerpen met auteursrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bescherm-het-design-van-uw-gebruiksvoorwerpen-met-auteursrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-21 14:10:51
[post_modified_gmt] => 2025-05-21 12:10:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45074
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 45067
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-05-21 10:44:17
[post_date_gmt] => 2025-05-21 08:44:17
[post_content] =>
Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel?
ECLI:NL:RVS:2025:2198
Inleiding
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het natuurbeschermingsrecht. In de uitspraak heeft de Afdeling uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel: een project dat direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied. Duidelijkheid over beheermaatregelen is van belang voor de praktijk omdat dit bepaalt of er sprake is van een natuurvergunningsplicht. In dit artikel gaan wij in op het natuurbeschermingsrecht en de uitspraak van de Afdeling.
Natura 2000-gebieden
In Nederland zijn er 162 Natura 2000-gebieden, dit zijn gebieden die zijn aangewezen op grond van Europees recht (de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn). In deze natuurgebieden komen soorten en habitattypen voor die natuurbescherming behoeven om de biodiversiteit te waarborgen.
Natuurbeschermingsrecht
Op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder e, van de
Omgevingswet is het verboden om zonder een natuurvergunning een Natura 2000-activiteit te verrichten. Een Natura 2000-activiteit is een activiteit die niet direct verband houdt of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, maar die wel significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet was dit verbod opgenomen in artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming.
Een vergunning is echter niet nodig wanneer het gaat om een beheermaatregel, een maatregel die nodig is voor de beheer van het Natura 2000-gebied of daarmee verband houdt. Het is daarom belangrijk voor de praktijk om te weten wanneer er sprake is van een beheermaatregel.
Het geschil
In 2020 is aan Staatsbosbeheer een vergunning verleend op grond van artikel 2.7, tweede lid, van de Wet natuurbescherming om vernattingsmaatregelen uit te voeren in een Natura 2000-gebied (de Oostvaardersplassen). Het natter maken van een deel van het Natura 2000-gebied is volgens Staatsbosbeheer nodig voor de instandhoudingsdoelstellingen van de beschermde vogelsoorten. In 2022 is de verleende natuurvergunning herroepen. Volgens het college van gedeputeerde staten is er namelijk geen natuurvergunning nodig omdat het gaat om beheermaatregelen.
Tegen de beslissing van het college zijn twee stichtingen in bezwaar, beroep en vervolgens hoger beroep gegaan. Volgens de stichtingen is er wel een natuurvergunning nodig omdat er naast de vernattingsmaatregelen ook reactieve doelstellingen worden nagestreefd door Staatsbosbeheer en omdat er significante negatieve gevolgen zouden zijn.
Beheermaatregelen
Om te kwalificeren als een beheermaatregel moet een project of activiteit daadwerkelijk bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van het gebied én moet dit het hoofddoel zijn van het project of de activiteit.
De Afdeling geeft verder nog de volgende relevante overwegingen:
- Van belang is dat een beheermaatregel niet per se hoeft te zijn opgenomen in het beheerplan. Het beheerplan bevat wel relevante informatie over instandhoudingsdoelstellingen en andere maatregelen, daarom kan het beheerplan wel relevant zijn om te beoordelen of er sprake is van een beheermaatregel. Maar, een beheermaatregel kan dus ook los van het beheerplan bestaan.
- Het is niet vereist dat een beheermaatregel alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied behaalt. Maar de gevolgen van de beheermaatregel moeten wel (ecologisch) worden beoordeeld in samenhang met alle instandhoudingsdoelstellingen van het gebied. Een beheermaatregel kan dus gericht zijn op één of een aantal specifieke instandhoudingsdoelstellingen.
- Het kan zo zijn dat een beheermaatregel significante, negatieve gevolgen heeft voor enkele soorten of habittattypen in het Natura 2000-gebied. Ondanks deze negatieve gevolgen kan er nog steeds sprake zijn van een beheermaatregel.
- Als een project of activiteit uit meerdere elementen bestaat zijn alleen de delen die bijdragen aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen aan te merken als beheermaatregelen.
- Maatregelen die verband houden of nodig zijn voor het beheer mogen tegelijkertijd een secundair ander doel dienen, zo lang ze maar primair voor beheer zijn genomen. Dat de vernattingsmaatregelen dus tevens een recreatief doel dienen is niet relevant oordeelt de Afdeling.
Concluderend
In de uitspraak heeft de Afdeling duidelijk uiteengezet wanneer er sprake is van een beheermaatregel en welke overwegingen hierbij een rol spelen. Hiermee is het dus duidelijker wanneer er geen
omgevingsvergunning voor een Natura 2000-activiteit nodig is. De uitspraak laat wel zien dat er enige beoordelingsruimte is bij het vaststellen van beheermaatregelen, zo kan een beheermaatregel bijvoorbeeld secundaire doelen dienen of kan het eventueel negatieve effecten hebben op een deel van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.

[post_title] => Natuurbeschermingsrecht: Afdeling verduidelijkt wanneer er sprake is van een beheermaatregel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => natuurbeschermingsrecht-afdeling-verduidelijkt-wanneer-er-sprake-is-van-een-beheermaatregel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-21 10:44:17
[post_modified_gmt] => 2025-05-21 08:44:17
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45067
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 45056
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-05-15 13:37:31
[post_date_gmt] => 2025-05-15 11:37:31
[post_content] => De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 30 april 2025 voor het eerst de wijziging van een omgevingsplan beoordeeld. In de uitspraak gaat de ABRvS onder andere in op de ontvankelijkheid van het beroep en de systematiek van
het wijzigingsbesluit. In dit artikel bespreken wij achtergrondinformatie over het omgevingsplan, het wijzigingsbesluit en het oordeel van de ABRvS.
Het omgevingsplan
Met de inwerkingtreding van
de Omgevingswet op 1 januari 2024 heeft iedere gemeente één omgevingsplan gekregen. In het omgevingsplan zijn de algemene regels voor de fysieke leefomgeving vastgelegd.
Omgevingsplannen bestaan uit een tijdelijk deel (‘omgevingsplan van rechtswege’) en een nieuw deel. De gemeentes hebben tot eind 2031 de tijd om de inhoud van het tijdelijke deel om te zetten naar het nieuwe deel. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet hadden gemeentes meerdere bestemmingsplannen, deze zijn opgegaan in het tijdelijk deel van het omgevingsplan. Daarnaast zijn ook regels vanuit het Rijk onderdeel geworden van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, deze zijn in de ‘bruidsschat’ in het omgevingsplan opgenomen.
Omgevingsplan gemeente Amsterdam
In september 2024 heeft gemeente Amsterdam een besluit tot wijziging van het omgevingsplan vastgesteld. Met deze wijziging wordt een aantal regels van de bruidsschat overgedragen naar het nieuwe deel van het omgevingsplan en zijn er andere regels toegevoegd aan het nieuwe deel van het omgevingsplan.
Bij het vaststellen van de nieuwe regels heeft de gemeente Amsterdam een interessante systematiek gebruikt. Ten eerste zijn in het wijzigingsbesluit nieuwe regels vastgesteld die
een geografisch werkingsgebied hebben van één vierkante millimeter. Met deze aanpak introduceert de gemeente nieuwe regels in het omgevingsplan die feitelijk nog nergens gelden. In de toekomst hoeft dan alleen het geografisch werkingsgebied te worden aangepast om de regels te laten gelden. Daarnaast zijn er ook regels die direct overal zijn gaan gelden opgenomen in het wijzigingsbesluit. Maar voor deze regels kan de toepasselijkheid zijn uitgesteld op sommige locaties door daar alsnog de ‘oude’ regels uit het tijdelijke deel te laten gelden. Dit is aangegeven met de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen”. Met deze systematiek beoogt de gemeente Amsterdam een basisregeling te introduceren op basis waarvan de komende jaren een geharmoniseerde transitie naar het nieuwe deel van het omgevingsplan kan plaatsvinden.
Ontvankelijkheid
Tegen het besluit tot wijziging is appellant (eigenaar van verschillende panden in Amsterdam) in beroep gegaan. Tijdens de
wijzigingsprocedure kon al een zienswijze worden ingediend, dit heeft appellant echter niet gedaan. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat
geen beroep kan worden ingesteld indien
geen zienswijze is ingediend. Maar, op grond van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie kan artikel 6:13 echter niet worden tegengeworpen aan belanghebbenden in omgevingsrechtelijke zaken. De ABRvS oordeelt dat een besluit tot vaststelling of wijziging van het omgevingsplan moet worden beschouwd als een omgevingsrechtelijke zaak in de zin van de Varkens-in-Nood-jurisprudentie. Omdat appellant belanghebbende is, is zijn beroep dus wel ontvankelijk.
Oordeel ABRvS
In de uitspraak benoemt de ABRvS het toetsingskader: een besluit tot wijziging van
een omgevingsplan moet worden genomen met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Dit wordt getoetst aan de hand van de beroepsgronden.
Appellant vreest dat de direct geldende regels in het wijzigingsbesluit nadelige gevolgen hebben voor de gebruiksmogelijkheden van zijn panden. De locaties waar het om gaat hebben in het wijzigingsbesluit echter de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” gekregen. De direct geldende regels waar het om gaat zien dus op een onderwerp waarvoor nog een geldend ruimtelijk besluit (zoals een bestemmingsplan) bestaat. Deze ‘oude’ regels zijn nog niet vervallen. Omdat aan alle panden van appellant de aanduiding “
ruimtelijke regels tijdelijk deel nog niet vervallen” is toegekend zijn er
nog geen nadelige gevolgen voor appellant. Pas na het schrappen van de aanduiding kan er sprake zijn van nadelige gevolgen, hiervoor is een nieuw wijzigingsbesluit nodig. Indien dit gebeurt kan appellant daartegen beroep indienen, oordeelt de ABRvS.
Concluderend
Het wijzigingsbesluit van de gemeente Amsterdam laat zien hoe
gemeentes bezig zijn met het omgevingsplan dat eind 2031 af moet zijn. De systematiek van de gemeente Amsterdam om zowel regels vast te stellen die geografisch gezien nog nergens gelden als direct geldende regels die ‘toch’ nog niet werken doordat ‘oude’ regels nog niet zijn vervallen illustreert verschillende manieren om op geharmoniseerde wijze het tijdelijke deel van het omgevingsplan te vervangen.

[post_title] => Eerste uitspraak over wijziging Omgevingsplan
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => eerste-uitspraak-over-wijziging-omgevingsplan
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-15 13:37:31
[post_modified_gmt] => 2025-05-15 11:37:31
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45056
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 45030
[post_author] => 39
[post_date] => 2025-05-08 11:57:09
[post_date_gmt] => 2025-05-08 09:57:09
[post_content] => De Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen (RvA) heeft op 14 februari 2025 in hoger beroep een uitspraak gedaan over de bewijslast van de niet-toerekenbaarheid van een na oplevering maar tijdens de onderhoudstermijn opgetreden gebrek. Uit de uitspraak volgt dat de bewijslast in dat geval rust op de aannemer.
mr. Michael de Marco en
mr. Mika Veldhuis bespreken de uitspraak.
Wat is er aan de hand?
In 2011 sluit opdrachtgever
een bouwteamovereenkomst met onder meer een aannemer voor de aanleg van een containerterminal. Na oplevering en ingebruikname ontstaan binnen een maand verzakkingen in de klinkerbestrating. Onderzoek wijst op een gebrekkige funderingslaag. Opdrachtgever stelt de aannemer aansprakelijk voor het gebrek en de gevolgschade.
Uitspraak van de RvA
De appelarbiters stellen vast dat de verzakkingen in de bestrating tijdens de onderhoudsperiode (onderhoudstermijn) zijn opgetreden. Op grond van §11 lid 2 UAV 1989 moet de aannemer gebreken in die periode herstellen, tenzij aannemer bewijst dat:
de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de gekozen werkwijze of constructie (§5 lid 2 UAV 1989), of;
de opdrachtgever gebrekkige bouwstoffen of hulpmiddelen heeft geleverd (§5 lid 3 UAV 1989).
De aannemer heeft zijn stelling dat sprake is van een ontwerpfout onvoldoende gemotiveerd. Er is geen bewijs geleverd dat het ontwerp of de technische engineering de oorzaak is van de geconstateerde problemen. Ook de kwaliteit van de ondergrond en de staat van de straatlaag blijken geen rol te hebben gespeeld. De aannemer baseert zich enkel op de blote stelling dat er sprake zou zijn van onvoldoende afschot en waterophoping en dat sprake is van zetting. Daarnaast heeft de aannemer zelf uitdrukkelijk betwist dat de door de opdrachtgever voorgeschreven stabilisatielaag (Powerbase) als gebrekkige bouwstof kan worden aangemerkt.
Hierdoor oordelen de appelarbiters dat de aannemer onvoldoende heeft gesteld en aangetoond dat de verzakkingen de verantwoordelijkheid zijn van de opdrachtgever of dat de opdrachtgever aansprakelijk is. Dit betekent dat de aannemer toerekenbaar tekort is geschoten en daarvoor aansprakelijk kan worden gesteld.
Escapes voor de aannemer?
Tevergeefs stelde aannemer nog dat de toezichthouder de gebreken had moeten ontdekken en beriep aannemer zich op een exoneratiebeding.
In de UAV 1989 (§ 3 lid 6 UAV) is geregeld dat de opdrachtgever toezicht uitoefent, of een derde toezicht laat uitvoeren. Wanneer gebreken door de toezichthouder ontdekt worden kan dit mogelijk de aansprakelijkheid van de aannemer beperken. Echter was in deze zaak door aannemer onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de toezichthouder had moeten opmerken dat er gebreken waren.
Ook het exoneratiebeding van aannemer voor na oplevering opgetreden gebreken in de fundatie gaat niet op. Uit dit exoneratiebeding volgt volgens appelarbiters namelijk niet dat aannemer de aansprakelijkheid voor alle verzakingen in de bestrating wilde voorkomen.
Oordeel RvA
De slotsom is dat de appelarbiters voor recht verklaren dat aannemer aansprakelijk is voor de schade en aannemer veroordelen tot betaling van de schade.
UAV 2012 (versie 2025)
Op het besproken geschil zijn de UAV 1989 van toepassing. In de huidige bouwprojecten wordt gebruikgemaakt van de UAV 2012 (versie 2025). De bewijslastverdeling is hetzelfde geregeld in de UAV 2012 (versie 2025) waardoor de besproken uitspraak relevant is voor nagenoeg elk bouwzaak.
Lessen voor de praktijk
Deze uitspraak bevestigt dat bij gebreken tijdens de onderhoudstermijn de aannemer moet bewijzen dat hij niet aansprakelijk is. Voor aannemers is dit een belangrijke les: documenteer, controleer, en wees alert op gebreken die ook na oplevering onder uw risicosfeer vallen.

[post_title] => Aannemer draagt bewijslast bij gebrek tijdens onderhoudstermijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aannemer-draagt-bewijslast-bij-gebrek-tijdens-onderhoudstermijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-08 12:13:25
[post_modified_gmt] => 2025-05-08 10:13:25
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45030
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44922
[post_author] => 6
[post_date] => 2025-05-01 14:01:25
[post_date_gmt] => 2025-05-01 12:01:25
[post_content] => In de recente uitspraak van de Rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2025:2459
[1]) staat een geschil centraal tussen een IT-dienstverlener en een klant over de oplevering van software. De klant had de overeenkomst buitengerechtelijk ontbonden vanwege ontevredenheid over de voortgang en kwaliteit van het project. De IT-leverancier stelde dat er geen sprake was van een formele ingebrekestelling en dat de opzegging dus ongerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van “fatale termijnen” en geen sprake van een ontbindingbrief die aan de vereisten van een ingebrekestelling voldeed. En dus was er geen sprake van een ontbinding van de overeenkomst.
Wat betekent dit voor IT-bedrijven? Hierbij praktische tips voor IT-bedrijven
Toch benadrukt deze uitspraak wederom het belang voor IT-dienstverleners om alert te zijn op signalen van ontevredenheid bij klanten. Een opzegging of klacht kan, afhankelijk van de omstandigheden en formulering, juridisch worden opgevat als een ingebrekestelling. Dit heeft gevolgen voor de aansprakelijkheid en verplichtingen van de dienstverlener. Maar in dit geval was geen sprake van “fatale termijnen” en geen sprake van een “formele ingebrekestelling”.
1. Formuleer termijnen zorgvuldig
Vermijd het gebruik van termen als "oplevering op 1 juni 2025" zonder nuance. Gebruik in plaats daarvan formuleringen zoals "streefdatum", "indicatieve planning" of "onder voorbehoud van tijdige aanlevering van benodigde informatie door de opdrachtgever". Dit voorkomt dat een termijn als fataal wordt beschouwd, wat kan leiden tot juridische gevolgen bij overschrijding van deze termijn.
2. Wees alert op signalen van ontevredenheid
Een e-mail of brief waarin de klant zijn ontevredenheid uit over de voortgang of kwaliteit van het project kan juridisch worden opgevat als een ingebrekestelling. Maar dat geldt niet zomaar. Neem dergelijke signalen serieus en reageer proactief om verdere escalatie te voorkomen. Zorg dat je kunt blijven aantonen dat je aan je inspanningsverplichting voldoet (bv plan van aanpak).
3. Documenteer communicatie zorgvuldig
Houd een gedetailleerd logboek bij van alle communicatie met de klant, vooral wanneer er klachten of opmerkingen over de dienstverlening zijn. Dit kan van cruciaal belang zijn bij een eventueel juridisch geschil. Zorg ook dat op klachten gereageerd wordt. Beter aangeven dat aan een oplossing wordt gewerkt dan niet reageren.
4. Stel duidelijke algemene voorwaarden op
Zorg ervoor dat uw algemene voorwaarden helder zijn over procedures bij klachten, termijnen en de gevolgen van niet-nakoming. Dit biedt houvast bij conflicten en kan juridische risico's beperken. Daarvoor zouden de NL Digital 2020 voorwaarden gebruikt kunnen worden.
5. Raadpleeg tijdig juridisch advies
Bij twijfel over de juridische implicaties van een klacht of opzegging is het raadzaam om juridisch advies in te winnen. Een advocaat kan helpen bij het beoordelen van de situatie en adviseren over de te nemen stappen. Wij bekijken dit ook met het oog op een mogelijke juridische procedure.
Door proactief te handelen en duidelijke afspraken te maken, kunnen
IT-bedrijven juridische geschillen voorkomen en de klanttevredenheid behouden. En wanneer het toch tot een juridische procedure zou komen (rechtbank of arbitrage) dan zorgen wij dat het dossier optimaal is.
Heeft u hierover vragen? Neem dan contact met ons op of meld je aan voor de in-house workshop
via deze link.
[1] ECLI:NL:RBOVE:2025:2459, Rechtbank Overijssel, C/08/314628 / HA ZA 24-206

[post_title] => Klachten, fatale termijnen en juridische gevolgen: lessen voor IT-leveranciers
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => klachten-fatale-termijnen-en-juridische-gevolgen-lessen-voor-it-leveranciers
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-06 11:41:04
[post_modified_gmt] => 2025-05-06 09:41:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44922
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 44898
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-25 16:12:15
[post_date_gmt] => 2025-04-25 14:12:15
[post_content] => Op 16 april is een nieuwe belangrijke uitspraak gedaan in het stikstofdossier, dit maal door de Rechtbank Oost-Brabant. Na verschillende rechtszaken gestart door milieuorganisaties over natuurvergunningen van piekbelasters moet de provincie Noord-Brabant van de rechter een nieuw besluit nemen over
het intrekken of beperken van de vergunningen. Binnen één jaar moeten passende maatregelen zijn genomen om een blijvende en substantiële daling van stikstofdepositie te realiseren. In dit artikel bespreken wij de feiten van de rechtszaken en het oordeel van de rechtbank.
Het geschil
Twee milieuorganisaties, Mobilisation for the Environment en Vereniging Leefmilieu, hebben het provinciebestuur van Noord-Brabant verzocht om
natuurvergunningen van een aantal boeren te beperken of in te trekken. Deze verzoeken werden afgewezen door de provincie, waarna de milieuorganisaties naar de rechter zijn gegaan. In totaal gaat het om 9 verschillende rechtszaken die gelijktijdig behandeld zijn.
Het gaat om boerderijen die dichtbij Natura 2000-gebieden een vergunning hebben, deze boerderijen worden ook wel piekbelasters genoemd. De milieuorganisaties vrezen voor onherstelbare schade aan de Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie van de bedrijven. De milieuorganisaties beroepen zich op artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming, waaruit volgt dat een natuurvergunning kan worden ingetrokken als dit nodig is ter uitvoering van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. In de Habitatrichtlijn heeft de Europese Unie opgenomen welke natuurgebieden bescherming genieten, dit zijn de Natura 2000-gebieden. Uit artikel 5.4, tweede lid, van de Wet natuurbescherming volgt dat een vergunning kan worden ingetrokken als er dreigende verslechtering is van het Natura 2000-gebied.
De provincie heeft de verzoeken afgewezen omdat dit te ver zou gaan voor de betrokken bedrijven en omdat sprake zou zijn van willekeur, disproportionaliteit en onevenredigheid. Daarbij wijst de provincie op landelijke en provinciale maatregelen die al zijn genomen om de stikstofdepositie te verminderen. Hieronder vallen de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties (LBV) en de Landelijke beëindigingsregeling veehouderijlocaties met piekbelasting (LBV-plus).
Oordeel Rechtbank Oost-Brabant
De rechtbank is voorafgaand aan het doen van de uitspraak op bezoek gegaan bij de betrokken bedrijven om in het bijzijn van vertegenwoordigers van de provincie en de milieuorganisaties met de boeren te spreken. Het gaat in deze zaken namelijk om complexe strijdige belangen die ten koste van elkaar gaan: het belang van de natuur en het belang van de individuele boeren.
De rechtbank komt tot het oordeel dat sprake is van een verslechtering van de betrokken
Natura 2000-gebieden. Er is dus sprake van de dreigende verslechtering waar de milieuorganisaties zich op beroepen. Dit levert strijd op met artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn. Er moet daarom een blijvende, substantiële daling van stikstofdepositie plaatsvinden. Dit moet binnen één jaar daadwerkelijk effect hebben.
De provincie moet dus passende maatregelen nemen, hierbij moet het (gedeeltelijk) intrekken van vergunningen in overweging worden genomen. De provincie zal hierbij rekening moeten houden met de omstandigheden van ieder geval. De andere passende maatregelen, de LBV en de LBV-plus hebben namelijk te weinig effect om te voorzien in de noodzakelijke daling.
De rechtbank heeft de weigeringsbesluiten van de provincie vernietigd en heeft de provincie een termijn van zes maanden gegeven om een nieuw besluit te nemen waarin maatregelen zijn genomen die binnen één jaar effect zullen hebben. Ter voorbereiding van het nieuwe besluit moeten alle partijen samen aan tafel voor overleg.
Concluderend
De aanwijzing van de rechtbank dat de provincie, de bedrijven en de milieuorganisaties samen aan tafel moeten voordat de provincie een nieuw besluit neemt is ongebruikelijk. De rechtbank denkt echter dat overleg in dit soort zaken waardevol is om tot een oplossing te komen en
evenwicht te vinden tussen de belangen van boeren en het natuurbelang. Over een half jaar zal duidelijk worden hoe de provincie in het nieuwe besluit ervoor kiest om een reductie in stikstofdepositie te bewerkstelligen zodat de stikstofneerslag binnen één jaar substantieel en blijvend is gedaald.
Met deze zaak heeft de Rechtbank Oost-Brabant weer een nieuwe belangrijke uitspraak toegevoegd aan het stikstofdossier, zo schreven wij eerder dit jaar bijvoorbeeld over de
Greenpeace-zaak waarin de Staat werd bevolen de stikstofdoelen van 2030 te halen. Wij houden u op de hoogte van verdere ontwikkelingen.

[post_title] => Rechter dwingt boeren, milieuorganisaties en de provincie tot stikstofoverleg
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechter-dwingt-boeren-milieuorganisaties-en-de-provincie-tot-stikstofoverleg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-25 16:19:09
[post_modified_gmt] => 2025-04-25 14:19:09
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44898
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 24660
[post_author] => 26
[post_date] => 2025-04-25 14:30:15
[post_date_gmt] => 2025-04-25 12:30:15
[post_content] =>
BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een
vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten
screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen van woningen. Wij geven in een kort en bondig advies aan wat de mogelijkheden zijn op basis van het omgevingsplan.

Lees
hier meer informatie over huisvesting arbeidsmigranten.
Onze
specialisten arbeidsmigranten:
mr. R.J. (Rutger) Boogers en
mr. M. (Michael) de Marco


[post_title] => Arbeidsmigranten huisvesten? Wat zijn de mogelijkheden?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => arbeidsmigranten-huisvesten-wat-zijn-de-mogelijkheden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-25 14:34:59
[post_modified_gmt] => 2025-04-25 12:34:59
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=24660
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44891
[post_author] => 2
[post_date] => 2025-04-24 13:43:12
[post_date_gmt] => 2025-04-24 11:43:12
[post_content] =>
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking getreden. In beide wetten speelt het begrip ‘bouwwerk’ een belangrijke rol. In de Omgevingswet is een definitie van het begrip ‘bouwwerk’ opgenomen. Met de inwerkingtreding van de Wkb is ook een aantal wijzigingen in het Burgerlijk Wetboek (BW) doorgevoerd, in zowel de Wkb als het BW is het begrip echter niet gedefinieerd. Als gevolg hiervan was het in de praktijk nog niet duidelijk wat onder de definitie ‘bouwwerk’ viel. Een duidelijke definitie van het begrip is van belang omdat dit bepalend is voor onder andere de toepasselijkheid van de Wkb. In dit artikel bespreken wij een recent rapport van het Instituut voor Bouwrecht waarin het begrip in detail is besproken, hiermee is meer duidelijkheid gecreëerd over de invulling en reikwijdte van het begrip ‘bouwwerk’ in het BW.
Rapport IBR: De betekenis van het begrip ‘bouwwerk’
Onder het oude omgevingsrechtelijke stelsel was het begrip ‘bouwwerk’ niet gedefinieerd in formele wetgeving. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is daar verandering in gekomen. In de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet is ‘bouwwerk’ gedefinieerd als:
“een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren, met inbegrip van de daarvan deel uitmakende bouwwerkgebonden installaties anders dan een schip dat wordt gebruikt voor verblijf van personen en dat is bestemd en wordt gebruikt voor de vaart”.
Uit de Memorie van Toelichting volgt dat met deze definitie is aangesloten bij de definitie die Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) al hanteerde. Eerdere jurisprudentie blijft hierdoor van toepassing. In de Wkb wordt de definitie voor het begrip ‘bouwwerk’ niet opnieuw gegeven, maar wordt volgens de toelichting aangesloten bij de definitie in de Omgevingswet.
Het Instituut voor Bouwrecht (IBR) is in een
rapport ingegaan op de betekenis van het begrip ‘bouwwerk’ in de historische context, onder de Omgevingswet en de Wkb en in relatie tot het BW. De definitie die onder de Omgevingswet wordt gehanteerd is niet van toepassing voor het private recht (BW). Voor het BW volgt uit het rapport een ruime reikwijdte van het begrip ‘bouwwerk’. Het moet gaan om een fysieke constructie die met de aarde is verbonden. Hieronder kan dus bijvoorbeeld ook infrastructuur vallen, wat onder de Omgevingswet juist apart is gedefinieerd. Het bouwwerk-begrip is onder het BW dan ook breder dan onder de Omgevingswet.
‘Bouwwerk’ onder de Omgevingswet (Rb. Oost-Brabant ECLI:NL:RBOBR:2025:1591)
Zoals besproken in het rapport van het IBR is het begrip ‘bouwwerk’ in de Omgevingswet wel gedefinieerd. In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant stond deze definitie ter discussie.
De voorzieningenrechter oordeelt, zoals ook in de Memorie van Toelichting staat, dat de definitie in de Omgevingswet aansluit bij eerdere rechtspraak. Hierdoor kan aan de definitie dezelfde uitleg en betekenis worden gegeven. Uit eerdere jurisprudentie volgt dat de duur van plaatsing niet bepalend is voor de vraag of het al dan niet een bouwwerk is. Van belang is dat de constructie bedoeld is om ter plaatste te functioneren en dat het op de grond staat, is dit het geval, dan gaat het om een bouwwerk.
Concluderend
Met het IBR rapport is er meer duidelijkheid gecreëerd over het verschil tussen
het omgevingsrechtelijke bouwwerk-begrip en het
privaatrechtelijke bouwwerk-begrip in het BW zoals geïntroduceerd door de Wkb. Waar onder de Omgevingswet bijvoorbeeld het begrip ‘infrastructuur’ apart gedefinieerd is, valt dit volgens het rapport mogelijk wel onder de privaatrechtelijke reikwijdte. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld waterstaatswerken en watersystemen. De uitleg van het begrip ‘bouwwerk’ in het BW is dus ruimer dan onder de
Omgevingswet.

[post_title] => Het begrip ‘bouwwerk’ ruimer in het Burgerlijk Wetboek dan onder de Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-begrip-bouwwerk-ruimer-in-het-burgerlijk-wetboek-dan-onder-de-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-24 13:43:12
[post_modified_gmt] => 2025-04-24 11:43:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44891
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 44879
[post_author] => 73
[post_date] => 2025-04-17 14:01:15
[post_date_gmt] => 2025-04-17 12:01:15
[post_content] =>
Het verbod op een affectieve relatie in de zorg
Volgens artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek moeten zorgverleners handelen als een "goed hulpverlener." Dit betekent dat zij een professionele afstand moeten houden en de afhankelijkheidsrelatie niet mogen misbruiken. Een zorgverlener moet daarom affectieve (relatie) of seksuele gevoelens en gedragingen tijdig signaleren en in dat geval de zorgrelatie overdragen.
Een relatie mag zelfs niet als een patiënt instemt, aandringt of het initiatief neemt. Ook binnen de zogenoemde "afkoelingsperiode", een periode na de behandelrelatie, blijft elk seksueel (getint) gedrag verboden.
Het verbod wordt gerechtvaardigd door het gebrek aan gelijkwaardigheid, niet alleen omdat een dergelijke relatie de
hulpverleningssituatie kan doorkruisen, maar bovenal om uit te sluiten dat een dergelijke relatie tot stand komt op basis van of onder invloed van de genoemde onderlinge ongelijkwaardigheid.
Toch komt het voor dat een zorgverlener de zorgrelatie niet overdraagt of er tijdens de afkoelingsperiode seksueel grensoverschrijdend gedrag plaatsvindt. Als zorginstelling moet er dan worden ingegrepen. Een zorginstelling heeft verschillende manieren om te handelen door bijvoorbeeld het ontslag van de zorgverlener, de verplichte Wkkgz-melding of een tuchtklacht tegen de zorgverlener.
Ontslag van een zorgmedewerker bij (seksueel) grensoverschrijdend gedrag
Als een zorgverlener een relatie aangaat met een (ex-)patiënt, kan de werkgever afhankelijk van de situatie overgaan tot diverse arbeidsrechtelijke disciplinaire maatregelen, zoals een waarschuwing, overplaatsing of zelfs een ontslag op staande voet.
De arbeidsovereenkomst kan ook worden ontbonden wegens een dringende reden. De dringende reden is gelegen in het feit dat de zorgverlener grensoverschrijdend gedrag vertoond door een affectieve relatie te onderhouden, zeker als er ook sprake is geweest van seksuele contacten. Daarmee handelt de zorgverlener in strijd met de zorg die van hem als goed zorgverlener kon worden verwacht.
De rechter dient bij de beoordeling of er sprake is van een dringende reden alle omstandigheden mee te wegen. Zo wordt er tevens gekeken naar de aard van de zorgrelatie en type hulpverlening, bijvoorbeeld of het gaat om zeer kwetsbare patiënten. Ook wordt gekeken naar de duur van de relatie, het feit of de zorgverlener de relatie zelf heeft gemeld en de aard van de arbeidsrelatie.
Wkkgz-melding
Seksueel grensoverschrijdend gedrag dient altijd te worden gemeld aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ). Volgens de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en de Jeugdwet zijn zorgaanbieders verplicht om gevallen van 'geweld in de zorgrelatie' bij de inspectie te melden, waaronder ook seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dit geldt ook indien dergelijk gedrag plaatsvindt na beëindiging van de zorgrelatie, maar binnen de afkoelingsperiode.
Deze melding is geen keuze, maar een wettelijke verplichting. De inspectie kan vervolgens toezicht uitoefenen, interventies inzetten (zoals een aanwijzing of verscherpt toezicht) en beoordelen of de zorgaanbieder voldoende adequaat heeft gereageerd. Indien een zorginstelling deze meldingsplicht niet naleeft, kan de inspectie een bestuurlijke boete opleggen.
Het gaat hier niet alleen om de zorgverlener, maar ook ieder ander persoon van een zorginstelling die tegenover een cliënt een vorm van seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft vertoond.
Tuchtklacht
Een zorginstelling kan besluiten om een tuchtklacht in te dienen tegen een zorgverlener die zich schuldig heeft gemaakt aan grensoverschrijdend gedrag jegens een (ex-)patiënt. Een tuchtklacht richt zich op de beoordeling van het individueel professioneel handelen van de zorgverlener. De grondslag hiervoor is artikel 47 van de Wet BIG.
Door het indienen van een tuchtklacht wordt het risico op herhaling in een andere zorginstelling beperkt. Daarmee beschermt het tuchtrecht niet alleen de huidige organisatie, maar ook toekomstige cliënten in de gehele zorgsector.
Conclusie
Soms is een gecombineerde aanpak essentieel voor het voorkomen van herhaling en het borgen van
publieke veiligheid. Een zorgverlener die een relatie aangaat met een kwetsbare cliënt, vertoont gedrag dat zó indruist tegen professionele standaarden dat alleen ontslag soms onvoldoende is. Zonder melding bij de IGJ blijft het incident onbekend voor de toezichthouder. Zonder tuchtklacht kan de zorgverlener gewoon elders in de zorg aan de slag.
Zorginstellingen hebben de verantwoordelijkheid om duidelijke richtlijnen op te stellen, bewustwording te bevorderen, preventie actief vorm te geven en bij overtredingen adequaat in te grijpen. De IGJ maakt onomwonden duidelijk:
Het mag niet, het mag nooit.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan contact op met
Marlies Hol of
Jody Esveldt.

[post_title] => Affectieve relatie met (ex-)patiënten: beleid en aanpak door zorginstellingen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => affectieve-relatie-met-ex-patienten-beleid-en-aanpak-door-zorginstellingen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-17 16:15:35
[post_modified_gmt] => 2025-04-17 14:15:35
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44879
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 44869
[post_author] => 78
[post_date] => 2025-04-16 09:00:21
[post_date_gmt] => 2025-04-16 07:00:21
[post_content] => Met het
AI Continent Action Plan zet de Europese Commissie een juridische en technologische koers uit die ook voor het MKB juridische consequenties en kansen biedt. Het plan bestaat uit vijf pijlers. Deze worden hieronder genoemd, met per pijler juridische aandachtspunten voor u als ondernemer.
1. Infrastructuur
De komst van AI Factories en AI Gigafactories biedt bedrijven straks toegang tot geavanceerde AI-modellen en hoogwaardige datasets. Ondernemers die hiervan gebruik willen maken, doen er goed aan om tijdig te anticiperen op contractuele afspraken en zeker ook aansprakelijkheid. Regel op tijd de voorwaarden rond eigendom, licenties en gebruiksbeperkingen en bedenk wie de juridische verantwoordelijkheid draagt bij fouten of schade.
2. Data
De Data Union Strategy belooft betere toegang tot data en harmonisatie van regels. Dit biedt zeker kansen, maar ook aandachtspunten, waaronder het herzien van privacybeleid en dataverwerkingsovereenkomsten: met nieuwe databronnen moeten bedrijven nagaan of hun bestaande juridische documenten nog voldoen. Zorg voor passende grondslagen en waarborgen conform de AVG, zeker bij geautomatiseerde besluitvorming.
3. Vaardigheden
De Commissie heeft verschillende programma’s gecreëerd om personeel op te leiden. Zorg ook dat nieuwe personeel de juiste vaardigheden in huis heeft om met AI om te gaan. Actualiseer arbeidscontracten, waaronder IP-clausules: wie bezit de rechten op met behulp van AI gegenereerde output of modellen ontwikkeld door medewerkers? Leg ook samenwerkingen met partners goed vast.
4. Ontwikkeling van algoritmes en adoptie
Voor veel sectoren, waaronder de zorg en de technische industrie is AI-implementatie niet meer weg te denken. Bedenk hierbij dat de AI Act strengere eisen stelt aan toepassingen die impact hebben op veiligheid of fundamentele rechten. In bepaalde gevallen moet een AI-systeem vooraf juridisch en technisch worden getoetst. Zorg dat u weet wanneer dit voor uw onderneming het geval is.
5. Vereenvoudiging van regelgeving
De AI Act wordt het juridische kader voor AI in de EU. Deze verordening moet meer vertrouwen en zekerheid geven. De Commissie werkt er actief aan om zo goed mogelijk informatie te verschaffen.
U ziet, er staat veel te gebeuren voor ondernemingen op het gebied van AI. De ontwikkelingen zijn ook een goed moment om de eigen juridische documenten weer eens na te kijken: is alles nog up te date? Weet u waar u staat op het gebied van AI en regelgeving? Door tijdig te investeren in compliance, contracten en kennis, kunt u zich voorbereiden én vooruit lopen in de nieuwe digitale wereld.
Wilt u een checklist of quickscan, of hebt u een specifieke vraag over AI en uw bedrijf? Neem contact met ons op!
[post_title] => Europa als AI-continent
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => europa-als-ai-continent
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-01 09:39:44
[post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:39:44
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44869
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 45074
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-05-21 14:10:51
[post_date_gmt] => 2025-05-21 12:10:51
[post_content] => De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees niveau wordt flink gediscussieerd over of, en zo ja wanneer, een gebruiksvoorwerp auteursrechtelijke bescherming kan genieten. Een werk moet namelijk oorspronkelijk zijn, waarbij de maker vrije en creatieve keuzes heeft gemaakt. Terwijl bij gebruiksvoorwerpen, veel aspecten van het ontwerp al ‘vastliggen’ vanwege de functionaliteit.
De Europese Advocaat-Generaal (AG) Szpunar heeft in de
conclusie van 8 mei 2025 belangrijke uitleg gegeven over de auteursrechtelijke bescherming van gebruiksvoorwerpen. De belangrijkste punten uit deze conclusie komen aan bod in deze blog.
De aanleiding
Al eerder, in het
Cofemel-arrest, oordeelde het HvJ EU dat voor toegepaste kunst dezelfde originaliteitstest geldt als voor andere werken. Tegelijkertijd benadrukte het HvJ EU dat zulke werken alleen in beperkte gevallen auteursrechtelijke bescherming mogen krijgen, om het evenwicht met het modellenrecht te bewaren. De volgende drie vragen vormden kortweg de aanleiding van de recente conclusie over de bescherming van gebruiksvoorwerpen:
- Moeten er strengere eisen worden gesteld aan de toetsing van de oorspronkelijkheid van werken van toegepaste kunst?
- Moet bij de toetsing van oorspronkelijkheid (mede) worden uitgegaan van de subjectieve visie van de maker op het scheppingsproces? En moeten vrije en creatieve keuzes bewust gemaakt worden?
- Is bij de toetsing van oorspronkelijkheid beslissend of de artistieke schepping objectief tot uitdrukking is gekomen? Kunnen daarbij omstandigheden worden meegenomen zoals de presentatie ervan in kunsttentoonstellingen of musea of de erkenning ervan in vakkringen?
Oftewel: gelden er strengere eisen voor de bescherming van gebruiksvoorwerpen? En hoe subjectief en objectief dient de oorspronkelijkheid vastgesteld te worden?
De kern: wat is een auteursrechtelijk beschermd ‘werk’?
Volgens het
auteursrecht is een voorwerp een auteursrechtelijk beschermd ‘werk; als het een eigen intellectuele schepping is van de maker. Een werk moet de persoonlijkheid van de maker weerspiegelen, doordat het uitdrukking geeft aan zijn of haar vrije en creatieve keuzes. Deze keuzes moeten zichtbaar zijn in het uiteindelijke ontwerp. Dit wordt ook wel het originaliteitscriterium genoemd.
Geen extra eisen voor gebruiksvoorwerpen
Het auteursrecht moet niet te gemakkelijk worden toegekend aan werken van toegepaste kunst. Het originaliteitscriterium, dat rekening houdt met de feitelijke beperkingen op creativiteit in de context van werken van toegepaste kunst, moet strikt worden toegepast, aldus de AG. Dit betekent echter niet dat er strengere eisen gelden voor de oorspronkelijkheid van gebruiksvoorwerpen zoals meubels, oftewel werken van toegepaste kunst, dan voor andere werken. Dit is een geruststelling voor
ondernemers. Een stoel wordt dus op dezelfde manier beoordeeld als een schilderij. Zolang het ontwerp vrije en creatieve keuzes bevat, kan het auteursrechtelijke bescherming genieten.
Vrije keuzes
Er moet dus sprake zijn van ‘vrije keuzes’ van de maker. De AG maakt daarbij duidelijk dat
niet-vrije keuzes:
- zijn ingegeven door technische of andere beperkingen; of
- het resultaat zijn van ofwel zuiver utilitaire overwegingen, ofwel methoden of normen die gewoonlijk bij de vervaardiging van de betrokken voorwerpen worden gebruikt; of
- volstrekt onbeduidend of banaal zijn.
Creatieve keuzes
Naast de vrije keuzes moet ook sprake zijn van ‘creatieve keuzes’. Dit zijn volgens de AG
niet:
- keuzes zijnde kopiëen van bestaande werken;
- vakkundige of ambachtelijke keuzes;
- triviale variaties;
- voor de hand liggende keuzes;
- keuzes die bestaande trends volgen; of
- keuzes die bepaald worden door functionele doelen.
De mogelijkheid om vrije keuzes te maken, leidt niet tot een vermoeden van creatieve keuzes. De creatieve keuzes moeten de persoonlijkheid van de ontwerper weerspiegelen in de uiteindelijke uitvoering van het ontwerp. Hieruit moet blijken dat het werk van de ontwerper zich onderscheidt van dat van andere ontwerpers.
Oorspronkelijkheid
Verder kunnen de volgende omstandigheden in overweging worden genomen bij de uiteindelijke beoordeling van de oorspronkelijkheid van het betrokken voorwerp:
- de bedoeling van de ontwerper tijdens de creatie en zijn inspiratiebronnen;
- het gebruik van (al dan niet) gangbare modellen;
- de waarschijnlijkheid dat onafhankelijk van het betrokken voorwerp een gelijkaardig voorwerp wordt gemaakt; en
- de erkenning van het voorwerp in vakkringen.
Deze omstandigheden zijn echter niet doorslaggevend. De rechter beoordeelt telkens objectief of er sprake is van een oorspronkelijk werk.
In het geval van werken van toegepaste kunst is de vrijheid van de ontwerpers relatief klein door verschillende beperkingen en schaarste aan creatieve elementen. Toch kunnen zeer gelijkaardige of identieke keuzes van verschillende auteurs creatief zijn en sluit de mogelijkheid dat een gelijkaardig voorwerp onafhankelijk wordt gemaakt, een gebruiksvoorwerp niet uit van auteursrechtelijke bescherming.
Let wel, dat een voorwerp tentoon wordt gesteld in een museum is geen (doorslaggevende) factor om aan te tonen dat iets auteursrechtelijk beschermd is. Het is hoogstens een aanwijzing dat iets oorspronkelijk kan zijn, net als de erkenning ervan in vakkringen. Wat zijn dan wel belangrijke factoren bij de beoordeling van de oorspronkelijkheid van een werk? Dat zijn dus echt de vrije én creatieve keuzes van de maker.
Beoordeling van een inbreuk
Om een inbreuk op het auteursrecht vast te stellen, moet de rechter bepalen of creatieve elementen van het beschermde werk op een herkenbare manier zijn overgenomen in het mogelijk inbreukmakende voorwerp. Het is niet voldoende als er slechts sprake is van onvoldoende verschillende algemene indrukken of dat het beschermde werk een hoge mate van oorspronkelijkheid heeft.
In de praktijk zullen werken van toegepaste kunst die de originaliteitsdrempel halen veelal een laag niveau van originaliteit vertonen. Aangezien er enkel sprake is van een inbreuk als hetgeen wat het werk origineel maakt is gereproduceerd, zal het daarom vaak om een exacte reproductie moeten gaan, om te kunnen spreken van een inbreuk op het auteursrecht van een gebruiksvoorwerp.
Conclusie
Kortom, voor werken van toegepaste kunst gelden géén strengere eisen dan voor andere creatieve werken. Het vereiste is en blijft dat het werk het resultaat is van vrije en creatieve keuzes van de maker, waardoor het zijn/haar persoonlijke stempel draagt. De subjectieve visie van de maker (zoals intentie of inspiratie) kan hierbij meegewogen worden, maar is niet doorslaggevend. Wat telt is of het eindresultaat objectief gezien een oorspronkelijk karakter oplevert. Het maakt niet uit of de keuzes bewust of onbewust zijn gemaakt. Omstandigheden zoals erkenning in vakkringen of presentatie in musea mogen meegewogen worden bij de beoordeling van originaliteit, maar zijn niet beslissend voor de vraag of het werk auteursrechtelijk beschermd is.
Heeft u vragen over de bescherming van uw productdesign of wilt u juridisch sterker optreden tegen kopieën van uw ontwerp? Neem dan contact op meteen van onze
specialisten.

[post_title] => Bescherm het design van uw gebruiksvoorwerpen met auteursrecht
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bescherm-het-design-van-uw-gebruiksvoorwerpen-met-auteursrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-21 14:10:51
[post_modified_gmt] => 2025-05-21 12:10:51
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45074
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1453
[max_num_pages] => 146
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:8d823a90c529710d00451fccf8663dad:0.13110600 17481049300.47809000 1748104930
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De bescherming van ontwerpen zorgt ervoor dat anderen het niet klakkeloos over kunnen nemen. Op gebruiksvoorwerpen kunnen (vooralsnog) verschillende intellectuele eigendomsrechten rustten, zoals het auteursrecht en het modellenrecht. Op Europees...
Lees meer
Natuurbeschermingsrecht: wanneer is er sprake van een beheermaatregel? ECLI:NL:RVS:2025:2198 Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘Afdeling’) heeft op 14 mei een interessante uitspraak gedaan voor het...
Lees meer
De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft in een uitspraak van 30 april 2025 voor het eerst de wijziging van een omgevingsplan beoordeeld. In de uitspraak gaat...
Lees meer
De Raad van Arbitrage in Bouwgeschillen (RvA) heeft op 14 februari 2025 in hoger beroep een uitspraak gedaan over de bewijslast van de niet-toerekenbaarheid van een na oplevering maar tijdens...
Lees meer
In de recente uitspraak van de Rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2025:2459[1]) staat een geschil centraal tussen een IT-dienstverlener en een klant over de oplevering van software. De klant had de overeenkomst buitengerechtelijk...
Lees meer
Op 16 april is een nieuwe belangrijke uitspraak gedaan in het stikstofdossier, dit maal door de Rechtbank Oost-Brabant. Na verschillende rechtszaken gestart door milieuorganisaties over natuurvergunningen van piekbelasters moet de...
Lees meer
BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen...
Lees meer
Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) in werking getreden. In beide wetten speelt het begrip ‘bouwwerk’ een belangrijke rol. In de...
Lees meer
Het verbod op een affectieve relatie in de zorg Volgens artikel 7:453 van het Burgerlijk Wetboek moeten zorgverleners handelen als een “goed hulpverlener.” Dit betekent dat zij een professionele afstand...
Lees meer
Met het AI Continent Action Plan zet de Europese Commissie een juridische en technologische koers uit die ook voor het MKB juridische consequenties en kansen biedt. Het plan bestaat uit...
Lees meer