WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1427
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 44502
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-02-12 12:07:03
[post_date_gmt] => 2025-02-12 11:07:03
[post_content] => In een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam stond de beëindiging van een licentieovereenkomst centraal.[1] Deze kwestie biedt inzichten voor ondernemers over het belang van goed opgestelde licentieovereenkomsten en hoe onduidelijkheden kunnen leiden tot procedures.
Licentieovereenkomst voor snoepgoed
De casus draait om de merk- en modelrechten op het snoepgoed ‘Draculatanden’. Copar en CSB, die ooit onderdeel waren van hetzelfde concern, sloten een licentieovereenkomst waarin Copar het exclusieve recht kreeg om het snoepgoed in Nederland te verhandelen, terwijl CSB de rechten voor België en Luxemburg behield. Na verloop van tijd ontstond er echter een geschil toen CSB besloot de licentieovereenkomst op te zeggen. Copar is het niet eens met de opzegging wat heeft geleid tot de procedure. In de procedure beroept CSB zich op twee argumenten:
- De overname van Copar door MKB Fonds betekent volgens CSB een wijziging van zeggenschap (‘change of control’), wat volgens de overeenkomst aanleiding zou geven tot opzegging van de licentieovereenkomst.
- CSB stelt dat de gewijzigde marktomstandigheden, waarbij Draculatanden via Nederlandse retailers in België terechtkwamen, een onvoorziene situatie vormt die opzegging rechtvaardigt.
Beslissing
De rechtbank verwerpt beide argumenten en oordeelt dat MKB Fonds geen directe concurrent was van CSB zodat de marktsituatie niet als onvoorzien kon worden aangemerkt. Dit betekende dat de licentieovereenkomst van kracht blijft.
Waarom ging het mis?
Allereerst zijn onduidelijke definities gehanteerd in de licentieovereenkomst. De bepaling over wijziging van zeggenschap liet ruimte voor interpretatie over wat een ‘directe concurrent’ precies inhoudt. Dit leidde tot het geschil over de vraag of een investeringsmaatschappij, het MKB Fonds, onder deze definitie viel.
Daarnaast is de regeling over grensoverschrijdende distributie onvoldoende uitgewerkt. Hoewel de licentieovereenkomst territoriale beperkingen specificeerde, is in deze bepaling geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat Nederlandse retailers producten naar Belgische filialen zouden distribueren. Dit creëert een grijs gebied waarin CSB zich benadeeld voelde.
Bovendien heeft de overeenkomst geen duidelijke clausules over hoe om te gaan met veranderende marktomstandigheden, zoals de groeiende invloed van grensoverschrijdende distributienetwerken.
Wat zou in deze overeenkomst verbeterd kunnen worden?
Het is essentieel om kernbegrippen zoals ‘directe concurrent’ helder en sluitend te definiëren. Dit voorkomt interpretatiegeschillen. Specificeer bijvoorbeeld welke typen bedrijven of activiteiten onder concurrentie vallen. Bij het vastleggen van territoriale exclusiviteit is het belangrijk om ook grensoverschrijdende distributie te adresseren. Dit kan door expliciet vast te leggen hoe om te gaan met wederverkopers en distributeurs die actief zijn in meerdere landen.
Daarnaast is het raadzaam om clausules toe te voegen die voorzien in periodieke evaluatie van de overeenkomst in het licht van marktontwikkelingen. Een bepaling die partijen verplicht om in overleg te treden bij significante veranderingen in de marktstructuur kan problemen voorkomen.
Tot slot is het van belang om duidelijke opzegmogelijkheden in de overeenkomst op te nemen die verder gaan dan alleen ‘change of control’. Overweeg ook een gedetailleerde omschrijving van wat als onvoorziene omstandigheden wordt beschouwd en hoe daarmee om te gaan.
Conclusie
Deze kwestie benadrukt het belang van nauwkeurige en toekomstbestendige licentieovereenkomsten. Ondernemers doen er verstandig aan om bij het opstellen van dergelijke contracten niet alleen stil te staan bij de huidige situatie, maar ook alvast na te denken over mogelijke toekomstige scenario’s. Het inschakelen van juridisch advies bij het opstellen of herzien van licentieovereenkomsten kan kostbare geschillen voorkomen.
Heeft u vragen over het opstellen van licentieovereenkomsten of het beschermen van uw intellectuele eigendom? Neem gerust contact op met een van onze specialisten.
[1] Rb. Amsterdam 12 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4434.
[post_title] => Het belang van goede licentieovereenkomsten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-belang-van-goede-licentieovereenkomsten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-02-12 12:13:08
[post_modified_gmt] => 2025-02-12 11:13:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44502
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 44497
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-02-11 14:11:34
[post_date_gmt] => 2025-02-11 13:11:34
[post_content] => Het is vaste rechtspraak dat het planologisch verschil maakt of een woning wordt bewoond door arbeidsmigranten of een ‘gewoon’ gezin. Dat is geen oordeel, maar een juridisch gegeven. Daarover schreef ik eerder deze blog. Dat wil overigens zeker niet zeggen, dat overlast als gegeven aangenomen moet worden. Uit vaste rechtspraak volgt dat per geval beoordeeld moet worden wat de ruimtelijke impact is. In de rechtspraak is meermaals bevestigd dat een omgevings- of exploitatievergunning niet geweigerd kan worden op grond van een ‘subjectieve’ vrees van overlast. Enkel objectieve overlast kan hierbij een rol spelen. Maar het planologisch verschil tussen bewoning door arbeidsmigranten en een gezin is niet zo groot als wellicht wordt gedacht. Een uitspraak van de Rechtbank Overijssel geeft dat illustratief weer. Voor huisvesters van arbeidsmigranten een relevante uitspraak, ook al gaat het in deze zaak niet over arbeidsmigranten.
Wat speelde er?
Het college van B&W van de gemeente Hengelo had een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van een woning ten behoeve van het huisvesten en begeleiden van ex-verslaafden. Het betrof dus een woning. Uit het bestemmingsplan volgde dat de woning uitsluitend gebruikt mocht worden voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Voor een verdere toelichting op de ‘één-huishouden jurisprudentie’ wijs ik naar een eerdere blog die ik hierover schreef. Het begrip ‘wonen’ was niet gedefinieerd. Volgens vaste rechtspraak zijn in dat geval meerdere woonvormen toegestaan. Ook bewoning door arbeidsmigranten. Niet ter discussie stond dat de woonvorm (dus de bewoning door een niet-huishouden in de vorm van ex-verslaafden) niet in strijd was met die woonbestemming. Wél was de bewoning door deze groep bewoners in strijd met de eis dat de woning slechts bewoond mocht worden door één-huishouden. Indien het samenwonen zich kenmerkt door een tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning, is geen sprake van één-huishouden. Afwijking van het bestemmingsplan was dus noodzakelijk. Dat kon in dat geval nog met toepassing van de kruimelgevallenregeling, die inmiddels is komen te vervallen met de komst van de Omgevingswet.
Hoe moet de afwijking van het bestemmingsplan beoordeeld worden?
De vraag is waar de afwijking op ziet en hoe die afwijking vervolgens beoordeeld moet worden. De afwijking ziet op het in strijd met het ‘één-huishouden’ criterium personen te huisvesten. Of dat nu ex-verslaafden, arbeidsmigranten of bijvoorbeeld studenten zijn, maakt voor het juridische kader niet uit. Het bestemmingsplan is onherroepelijk. Op grond van het bestemmingsplan is bewoning door één huishouden toegestaan. De rechtbank overweegt:
Ten aanzien van deze activiteiten staat vast dat deze in overeenstemming zijn met een goede ruimtelijke ordening. Daarom gaat het in dit geval bij de belangenafweging om de ruimtelijke effecten die optreden als gevolg van de vergunde afwijking van het bestemmingsplan, afgezet tegen de met de afwijking gediende belangen. De ruimtelijke effecten van wat al op grond van het bestemmingsplan is toegestaan, blijven daarbij buiten beschouwing. (…) In deze zaak is het gebruiken van de woning door vijf personen, mits zij samen één huishouden vormen, in overeenstemming met het bestemmingsplan. Met de ruimtelijke effecten van bewoning door meerdere personen is daarom in het bestemmingsplan al rekening gehouden en van dit gebruik staat vast dat dit in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Een bepaalde mate van overlast die inherent is aan wonen, is dan ook al verdisconteerd in het bestemmingsplan en is in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening.
Uit deze overweging volgt precies wat bij een afwijking beoordeeld moet worden. De woning laat al toe dat er gewoond mag worden door vijf personen. Dat heeft al een bepaalde uitstraling en ruimtelijke impact. Enkel het gegeven dat deze vijf personen geen één huishouden vormen, moet in het kader van de afwijking beoordeeld worden.
Zoals al aangegeven, moet veronderstelde overlast geobjectiveerd worden. Er waren in dit geval wel wat klachten geweest, maar niet dusdanig dat een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden onvoldoende verzekerd was. In dit geval leidt dit tot de slotsom dat de vergunning in stand kon blijven.
Voor de praktijk
Deze uitspraak is met name van belang bij bestemmingsplannen waarin het begrip ‘wonen’ niet is gedefinieerd. In die gevallen is de huisvesten van arbeidsmigranten veelal niet in strijd met de bestemming. Wél kan dan de ‘één-huishouden’ rechtspraak gelden. Voor het afwijken van het bestemmingsplan, is het dus van belang dat het verstrekpunt bij die beoordeling duidelijk is: er mogen al (vijf) arbeidsmigranten wonen, de afwijking ziet uitsluitend op het feit dat deze arbeidsmigranten geen één-huishouden vormen. En dan is het verschil met hetgeen planologisch al is toegestaan, in dit soort gevallen (wellicht) kleiner dan vaak gedacht wordt.
[post_title] => Huisvesting arbeidsmigranten en gezinnen: Planologisch gelijk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => huisvesting-arbeidsmigranten-en-gezinnen-planologisch-gelijk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-02-11 14:11:34
[post_modified_gmt] => 2025-02-11 13:11:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44497
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 44472
[post_author] => 71
[post_date] => 2025-02-03 11:36:34
[post_date_gmt] => 2025-02-03 10:36:34
[post_content] => De AI Act en General Purpose AI: Hoe blijf je als onderneming compliant?
De Europese AI Act introduceert een uitgebreide set regels waar aanbieders van AI-technologie aan moeten voldoen. Dit heeft grote gevolgen, zeker voor General Purpose AI (GPAI). Maar juist op dat vlak bestaan veel vragen en onduidelijkheden. Wat betekent dit voor jouw bedrijf? En hoe zorg je dat je compliant blijft?
De Code of Practice: een concrete oplossing?
Om onduidelijkheden omtrent het voldoen aan de AI Act te adresseren, werkt het Europese AI Office aan een Code of Practice. Deze Code, die naar verwachting in april 2025 gereed zal zijn, moet AI-aanbieders concrete handvatten bieden voor naleving van de AI Act. Het tweede concept van de code stelt bijvoorbeeld dat AI-providers ‘redelijke en proportionele pogingen’ moeten doen om te waarborgen dat zij legale toegang hebben tot de auteursrechtelijk beschermde content waarmee zij hun modellen trainen. Dit klinkt op het eerste gezicht als een praktische oplossing, maar ook hierop is al de nodige kritiek geuit.
Auteursrecht en AI: een spanningsveld
Verschillende Europese auteursrechtorganisaties hebben zorgen geuit over de impact van de Code op auteursrechthebbenden. Een belangrijk pijnpunt is dat de tekst van de Code, net als de AI Act, abstract blijft door het te hebben over ‘redelijke en proportionele pogingen’ maar dit niet verder uit te leggen. Hierdoor kunnen auteursrechthebbenden moeilijk nagaan of hun werk wordt gebruikt, door wie en op welke manier. Dit schept een scheve balans tussen de belangen van AI-providers en de rechten van auteursrechthebbenden.
Wereldwijde rechtszaken en juridische onzekerheid
De juridische onzekerheid rond AI en auteursrechten is niet beperkt tot Europa. Wereldwijd lopen er verschillende rechtszaken waarin auteursrechthebbenden de GPAI-organisaties aanklagen. Het risico hiervan is dat rechters wereldwijd tot uiteenlopende uitspraken komen. Dit kan de internationale harmonisatie van AI-wetgeving verder bemoeilijken.
Hoe kan jouw bedrijf zich voorbereiden?
De AI Act en de aanstaande Code of Practice zullen gevolgen hebben voor de manier waarop AI-technologie wordt ontwikkeld en ingezet. Dit geldt niet alleen voor techbedrijven, maar ook voor andere bedrijven die AI-toepassingen inkopen of gebruiken.
Wat kun je nu al doen?
Inventariseer je AI-gebruik: Maak een overzicht van alle AI-technologie die je bedrijf gebruikt. Hoe worden deze systemen getraind?
Controleer auteursrechten: Zorg dat je duidelijkheid hebt over de datasets die worden gebruikt bij het trainen van AI-systemen. Hebben jouw AI-leveranciers legale toegang tot auteursrechtelijk beschermde content?
Blijf op de hoogte: Houd de ontwikkelingen rond de AI Act en de Code of Practice goed in de gaten. De regelgeving is in beweging, en tijdige aanpassingen kunnen juridische problemen voorkomen.
Schakel experts in: De AI Act is ingewikkeld. Het is verstandig om juridische en technische experts in te schakelen die je kunnen adviseren over compliance met de AI Act en andere relevante wetgeving.
Conclusie
De AI Act en de bijbehorende Code of Practice hebben hoe dan ook implicaties voor bedrijven die gebruikmaken van
AI-technologie. Hoewel de regelgeving bedoeld is om AI veiliger en eerlijker te maken, zorgen de abstract geformuleerde regels ook voor onzekerheid. Dit geldt bijvoorbeeld op het gebied van auteursrechten en GPAI. Wij volgend deze ontwikkelingen op de voet.
Wil je weten of jouw bedrijf voldoet aan de nieuwste
AI-regelgeving? Neem contact met ons op! Onze experts staan klaar om je te helpen met passend advies. Samen zorgen we ervoor dat jouw bedrijf optimaal is voorbereid op de toekomst van AI.
![Yvonne Vetjens 2](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/09/Yvonne-Vetjens-200x300.jpg)
[post_title] => Dit jaar: nieuwe Code of Conduct voor AI Act en compliance
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => dit-jaar-nieuwe-code-of-conduct-voor-ai-act-en-compliance
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-02-03 11:36:34
[post_modified_gmt] => 2025-02-03 10:36:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44472
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 44463
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-01-29 10:06:50
[post_date_gmt] => 2025-01-29 09:06:50
[post_content] => In de maanden december en januari zijn er weer verschillende uitspraken over
de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gedaan. De BOPA is een omgevingsvergunning die kan worden verleend wanneer een activiteit voldoet aan een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). Diverse aspecten van de fysieke leefomgeving, zoals geluid, verkeer of parkeren, kunnen hierbij een rol spelen. In december en januari is de BOPA in verschillende rechterlijke uitspraken aan bod gekomen, in dit artikel bespreken wij een aantal van de uitspraken die voorbij zijn gekomen.
Onverplichte participatie, lichtinval en privacy [ECLI:NL:RBROT:2024:13160]
De Rechtbank Rotterdam heeft in deze uitspraak een verleende BOPA onder andere getoetst aan de criteria voor onverplichte participatie, lichtinval en privacy. De buitenplanse omgevingsplanactiviteit is verleend voor het vervangen van een dak en het verhogen van de nok. Door een bewoner van een aangrenzend perceel is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend om de bouwwerkzaamheden te voorkomen. Volgens verzoeker is er niet voldaan aan participatie en zal het verhoogde dak de lichtinval en privacy van zijn perceel aantasten. De voorzieningenrechter overweegt dat participatie niet verplicht is, maar dat er wel moet worden aangegeven of er al dan niet aan participatie is gedaan. In dit geval heeft vergunninghouder een ‘informeel rondje’ heeft gemaakt bij een aantal buren, dit is volgens de voorzieningenrechter voldoende aangezien de participatie in deze situatie vormvrij is. Dat er geen onacceptabele hinder zal ontstaan door
verminderde lichtinval of privacy kan vergunninghouder nog nader onderbouwen. Voor de lichtinval kan door middel van een bezonningsonderzoek alsnog worden aangetoond dat er geen sprake is van onevenredige aantasting.
ETFAL in relatie tot geluidsoverlast, verkeershinder en alternatieve locaties [ECLI:NL:RBMNE:2024:6862]
In deze zaak draait het om
een verleende omgevingsvergunning om tennisbanen te vervangen door padelbanen. De vergunning is verleend voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit omdat de wanden van de padelbanen hoger zijn dan is toegestaan op grond van het Omgevingsplan. Tegen de verlening van de vergunning is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend door omwonenden omdat er niet aan de normen voor geluid en verkeerseffecten zou zijn voldaan en dat er alternatieve locaties zouden zijn. De voorzieningenrechter oordeelt in de belangenafweging dat vooralsnog niet is gebleken dat de omgevingsvergunning geen stand kan houden in bezwaar, het belang van het kunnen uitvoeren van de omgevingsvergunning weegt daarom zwaarder dan het voorkomen van het mogelijke risico op geluidsoverlast en verkeershinder.
Verzoekster in deze zaak heeft bezwaar gemaakt en een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een omgevingsvergunning verleend om een woning uit te bouwen. De voorzieningenrechter oordeelt dat niet is gemotiveerd waarom overschrijdingen van onder andere het bouwvlak en de maximale goothoogte zijn toegestaan wanneer er wordt gekeken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. In de
bezwaarprocedure kan dit worden hersteld door dit nader te motiveren. Ondanks dit oordeel schorst de voorzieningenrechter het besluit niet, de vergunninghouder heeft aangegeven zich bewust te zijn van het bouwen op eigen risico, en er is nog niet gebleken dat er door de bouwwerkzaamheden grote nadelen zullen ontstaan voor verzoekster.
Beoordeling ETFAL bij gestelde aantasting woon- en leefklimaat [ECLI:NL:RBZWB:2025:282]
Tegen een verleende BOPA-omgevingsvergunning voor een dakkapel is een bewoner van een aangelegen perceel in bezwaar gekomen en is er een verzoek tot een voorlopige voorziening ingediend. Verzoeker stelt dat een concrete ruimtelijke onderbouwing onderbreekt waaruit blijkt dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. De voorzieningenrechter maakt in deze uitspraak duidelijk dat ETFAL een open norm is, waarbij het bevoegd gezag beleidsruimte heeft. Er moet daarom worden geoordeeld of het college van burgemeester en wethouders in redelijkheid heeft kunnen stelen dat er is voldaan aan
het ETFAL criterium. De dakkapel is vergund voor de achterzijde van de woning, en heeft dus geen invloed op het straatbeeld, het uitzicht of de verkeersveiligheid. Gezien de afstand van vijf meter tussen de dakkapel en de erfgrens is er ook geen privaatrechtelijke belemmering of onaanvaardbare aantasting van het woon- of leefklimaat van de verzoeker.
Verzoeker beroept zich ook op het belang van de privacy van zijn gezin dat zal worden aangetast door de dakkapel. Hierover oordeelt de voorzieningenrechter dat dit niet nader is onderbouwd met stukken en dat het belang om te mogen bouwen in redelijkheid zwaarder weegt dan het privacy belang.
ETFAL in relatie tot flora en fauna, werelderfgoedlijst en schaduwhinder en lichtinval [ECLI:NL:RBZWB:2025:294]
Deze uitspraak ziet op een BOPA die is verleend voor het bouwen van een appartementencomplex en een parkeerplaats. Hiertegen is bezwaar ingediend en verzocht om een voorlopige voorziening door een omwonende. Verzoeker voert aan dat het landschap op de
UNESCO Werelderfgoedlijst staat en dat het plan daarmee in strijd is. Daarnaast vreest verzoeker voor beperking van zijn lichtinval, schaduwwerking, geluidsoverlast, en aantasting van de flora en fauna.
De parkeerplaatsen van het appartementencomplex zullen voor een klein deel gerealiseerd worden op een stuk grond waar de bestemming ‘groen’ geldt. Dit is volgens het college van burgemeester en wethouders echter toegestaan binnen een evenwichtige toedeling van functies aan locaties omdat er een grotere waarde kan worden gehecht aan de gemeentelijke parkeernormen dan aan het behouden van het groen, en omdat het verdwijnen van de flora en fauna elders gecompenseerd zal worden. Dit is volgens de voorzieningenrechter voldoende gemotiveerd. Over de schaduwhinder en lichtinval oordeelt de voorzieningenrechter dat dit niet onevenredig bezwarend zal zijn omdat het nauwelijks effect zal hebben op het perceel van verzoeker. De voorzieningenrechter overweegt dat een klein deel van het perceel mogelijk bij het Werelderfgoed hoort, maar dat er echter geen regels zijn opgenomen in het omgevingsplan over de bescherming hiervan. De verzoeker kan zich hier dus niet op beroepen.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Rechterlijke uitspraken over BOPA: Highlights van december en januari
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechterlijke-uitspraken-over-bopa-highlights-van-december-en-januari
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-29 10:06:50
[post_modified_gmt] => 2025-01-29 09:06:50
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44463
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44443
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-01-27 13:44:14
[post_date_gmt] => 2025-01-27 12:44:14
[post_content] => De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in de stikstofzaak die door Greenpeace is aangespannen tegen de Nederlandse Staat. De rechtbank heeft zich over de vraag gebogen of de Nederlandse Staat voldoende doet om te zorgen dat de
Nederlandse natuur niet verder verslechtert. Voor het grootste deel van de vorderingen wordt Greenpeace in het gelijk gesteld door de rechter. In dit artikel bespreken wij de feiten, het wettelijk kader, de belangrijkste vorderingen en verweren, en het oordeel van de rechtbank.
Stikstofdepositie en het wettelijke kader
De zaak draait om
de uitstoot van stikstof waardoor de stikstof op de bodem en gewassen terecht komt, dit wordt stikstofdepositie genoemd. Stikstofdepositie kan de bodem negatief aantasten met als gevolg dat stikstofgevoelige plantensoorten verdwijnen of in kwaliteit afnemen, dit heeft ook gevolgen voor de dierensoorten die van deze planten afhankelijk zijn.
Per jaar kan de natuur een bepaalde hoeveelheid stikstofdepositie aan zonder dat dit zorgt voor schade, deze hoeveelheid wordt aangegeven door middel van de kritische depositiewaarde (KDW). Als de KDW wordt overschreden is het mogelijk dat de kwaliteit van de natuur negatief wordt aangetast.
De KDW is voor Natura 2000-gebieden wetenschappelijk bepaald. Natura 2000-gebieden zijn een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, in Nederland gaat het om 162 gebieden. Vanuit het Europese recht (de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn) ligt er op de Staat een verplichting om de natuur in Natura 2000-gebieden in stand te houden en verslechtering te voorkomen. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet in januari 2024 zijn de verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn opgenomen in de Omgevingswet.
Vorderingen van Greenpeace Nederland
Greenpeace heeft de zaak
tegen de Staat aangespannen om er voor te zorgen dat de stikstoofuitstoot op beschermde natuurgebieden naar beneden gaat om daarmee verslechtering van de natuur te voorkomen. Om dit te bereiken heeft Greenpeace de rechtbank om meerdere vorderingen verzocht, onder andere het volgende wordt gevorderd Greenpeace;
- Een verklaring voor recht dat de Staat onrechtmatig handelt door onvoldoende maatregelen te nemen om de stikstofdepositie onder de KDW te brengen.
- Dat er prioriteit moet worden gegeven aan de Natura 2000-gebieden die op de Urgente Lijst staan. Deze gebieden moeten niet als laatste onder de KDW worden gebracht. De Urgente Lijst is tot stand gekomen op basis van wetenschappelijke onderzoeken en wijst aan voor welke gebieden een snelle vermindering van stikstofdepositie noodzakelijk is om duurzaam herstel te realiseren.
- Een bevel dat de Staat moet voldoen aan de wettelijke percentages vastgesteld voor 2025 en 2030, op straffe van een dwangsom.
Verweren gevoerd door de Nederlandse Staat
Door de Staat zijn verschillende verweren aangevoerd, onder andere verweert de Staat dat:
- Het toewijzen van de vorderingen van
Greenpeace op ontoelaatbare wijze ingrijpt op de politiek-bestuurlijke besluitvorming en dat het resulteert in een ontoelaatbaar wetgevingsbevel. Volgens de Staat is het aan de wetgever om de wetgeving en de inhoud daarvan te bepalen.
- De verslechtering van de Natura 2000-gebieden is niet verwijtbaar aan de Staat. Hier verwijst de Staat onder andere naar oud beleid rondom stikstof: het Programma Aanpak Stikstof (PAS) wat door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) als strijdig met Europees recht is geoordeeld, dit wijst de Staat aan als een onvoorzienbare omstandigheid. Daarnaast voert de Staat het verweer dat de stikstofdepositie voor een belangrijk deel wordt veroorzaakt door omringende landen en dat er ook andere factoren zijn die de verslechterde staat van de natuur veroorzaken.
- Het voldoen aan de vorderingen is praktisch onmogelijk en het toewijzen daarvan zal daarom niet de verslechtering tegengaan.
- Ten aanzien van de prioritering betwist de Staat hiertoe gehouden te zijn, omdat dit geen verplichting is op grond van de Vogel- of Habitatrichtlijn.
Oordeel van de rechtbank Den Haag
In haar oordeel gaat de rechtbank eerst in op de verhouding tussen de wetgever en de rechter. Met verwijzing naar
de Urgenda-zaak overweegt de rechtbank dat de besluitvorming over stikstof toekomt aan de wetgevende macht. Zoals de Staat ook verweert is het niet aan de rechter om politieke keuzes voor te schrijven, maar het is echter wel aan de rechter om te beoordelen of de wetgever zich houdt aan de grenzen van het recht waaraan zij is gebonden. De rechter heeft de opdracht om rechtsbescherming, ook tegen de overheid, te bieden zoals ook is vereist op grond van de democratische rechtsstaat. De rechter kan daarom bevelen dat de Staat zich aan zijn eigen wetgeving dient te houden of een verklaring voor recht geven dat deze verplichting wordt geschonden.
Vervolgens stelt de rechtbank vast dat er door Greenpeace met voldoende wetenschappelijk bewijs is aangetoond dat er een verslechtering is van de Natura 2000-gebieden en dat de verslechtering aan de Staat kan worden verweten doordat de Staat geen passende maatregelen heeft genomen om verslechtering tegen te gaan of te voorkomen. Hier wijst de rechtbank de Staat er onder andere op dat de Staat de verantwoordelijkheid draagt dat PAS in overeenstemming is met het hogere recht had moeten zijn en dat de onzekerheid over deze overeenstemming ook voor de invoering al bij de Staat bekend was. Met betrekking tot de stikstofdepositie veroorzaakt door omringende landen overweegt de rechtbank dat Nederland vier keer meer stikstofdepositie in omringende landen veroorzaakt dan omgekeerd. Bovendien heeft het kabinet Schoof eerder vastgestelde maatregelen ingetrokken. Zo is het Transitiefonds, op grond waarvan 24,3 miljard euro beschikbaar zou worden gesteld, opgeheven.
Daarnaast handelt de Staat onrechtmatig door het waarschijnlijk niet behalen van
de wettelijke stikstofdoelen voor 2025 en het zeer waarschijnlijk niet behalen van het wettelijke stikstofdoel voor 2030. De rechtbank overweegt dat de Staat aan zijn eigen wetgeving (de Omgevingswet) kan worden gehouden waarin deze doelen zijn vastgelegd, en dat deze minimumverplichting de absolute ondergrens vormt.
De rechtbank legt een bevel op aan de Staat om het wettelijke stikstofdoel voor 31 december 2030 te behalen en om daarbij prioriteit toe te kennen aan de meest kwetsbare gebieden. Dit betekent dat 50 procent van de stikstofgevoelige natuur in de Natura 2000-gebieden onder de KDW moet worden gebracht. Over de prioritering overweegt de rechtbank dat de uitvoering van de nationaalrechtelijke wettelijke bepalingen er toe leidt dat de meest kwetsbare gebieden als laatste onder de KDW worden gebracht niet in lijn is met het Europese recht. De rechtbank dient de effectiviteit van het Europese recht te waarborgen, en oordeelt op grond van rapporten dat prioritering noodzakelijk is. Een dwangsom van 10 miljoen moet worden betaald indien de Staat het doel niet haalt.
Concluderend
De uitspraak van de rechtbank Den Haag is na de Urgenda-zaak een nieuwe baanbrekende stikstofzaak die Greenpeace op veel belangrijke punten in het gelijk stelt. Belangrijk is dat het vonnis uitvoerbaar bij voorraad is verklaard vanwege
de spoedeisende milieubelangen, dit betekent dat de Staat het vonnis direct zal moeten uitvoeren, ook wanneer de Staat hoger beroep instelt. Ook is het van belang dat er in beginsel aan de Staat geen dwangsom wordt opgelegd, maar dat de rechtbank dat in dit geval wel doet omdat er sprake is van verwijtbare onrechtmatigheid van het PAS en het een gegeven is dat er al jaren onvoldoende maatregelen worden genomen door de Staat.
De uitspraak zal vooral grote gevolgen met zich meebrengen voor de stikstofaanpak van het kabinet, de agrarische sector als grootste bron van stikstofdepositie en de bouwsector. Welke gevolgen dit zijn mag de politiek zelf invullen, de uitspraak laat namelijk de ruimte aan de Staat zelf om te bepalen hoe er zal worden voldaan aan het behalen van het wettelijke doel voor 2030.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Staat verplicht tot halen stikstofdoel 2030
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => staat-verplicht-tot-halen-stikstofdoel-2030
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-27 13:44:14
[post_modified_gmt] => 2025-01-27 12:44:14
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44443
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 44426
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-01-23 10:04:16
[post_date_gmt] => 2025-01-23 09:04:16
[post_content] => In deze twaalfde editie van ons maandelijkse jurisprudentieoverzicht bespreken wij de laatste belangrijke jurisprudentie van het eerste jaar van de Omgevingswet. We bespreken overgangsrechtelijke en inhoudelijke uitspraken. Onder andere aan bod komt een uitspraak over het TAM-IMRO omgevingsplan en een uitspraak over het verlies van procesbelang doordat een instrument niet meer bestaat onder de Omgevingswet.
Overgangsrecht
Deze zaak draait om een herstelbesluit dat is genomen na de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Er doet zich daarom de vraag voor of de Omgevingswet van toepassing is op het herstelbesluit. Dit is niet het geval omdat de aanvraag voor de omgevingsvergunning waarop het primaire besluit en het herstelbesluit zien vóór 1 januari 2024 gedaan. Uit artikel 4.3, aanhef en onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing blijft totdat het besluit op een aanvraag onherroepelijk is geworden.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een ingetrokken omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm), met als doel deze vergunning te herstellen. Het instrument van de obm bestaat echter niet meer onder de Omgevingswet. De eiser heeft hierdoor geen procesbelang meer omdat het doel van het beroep niet langer mogelijk is. Wanneer procesbelang ontbreekt wordt een beroep niet meer inhoudelijk behandeld.
In eerdere jurisprudentieoverzichten en artikelen bespraken wij al dat de bouwstop geen eigen grondslag meer heeft onder de Omgevingswet. De bouwstop wordt onder de Omgevingswet gekwalificeerd als een last onder bestuursdwang. Doordat er sprake is van een andere wettelijke grondslag kan niet met zekerheid worden gesteld dat de jurisprudentie onder de Wabo altijd kan worden voortgezet onder de Omgevingswet.
Appellante in deze zaak betoogt dat er een vooroverleg had moeten plaatsvinden voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning. Ter ondersteuning van dit argument wordt er verwezen naar de memorie van toelichting op Omgevingswet. Op grond van het overgangsrecht is echter het oude recht van toepassing en heeft het volgens de Afdeling dus geen zin om te verwijzen naar de Omgevingswet.
Inhoudelijk
In deze uitspraak gaat het om de gedoogplicht uit artikel 10.20 van de Omgevingswet. De gedoogplicht is een instrument dat kan worden opgelegd aan een eigenaar of rechthebbende van een onroerende zaak, waardoor deze persoon activiteiten of werk moet toelaten. De gedoogplicht is opgelegd zodat er een onderzoek kan worden uitgevoerd naar de mogelijkheden om een hoogspanningsstation te bouwen. De eigenaar van het perceel is het niet met de gedoogplicht eens en heeft daarom om een voorlopige voorziening verzocht. Een gedoogplicht moet voldoen aan de criteria opgesomd in artikel 10.11 van de Omgevingswet. In het geschil is of er een redelijke poging is gedaan om schriftelijke overeenstemming te bereiken, zoals is vereist op grond van artikel 10.11 Ow. Vaste jurisprudentie op grond van het oude recht vereist dat de minister zich ervan moet vergewissen dat er een serieuze en redelijke poging is geweest om overeenstemming te bereiken. Deze rechtspraak is van toepassing op werken van een algemeen belang en waarbij de werkzaamheden zullen leiden tot een permanent resultaat. De voorzieningenrechter oordeelt dat deze jurisprudentie ook onder de Omgevingswet toepasselijk is omdat de criteria uit het oude recht zijn overgenomen in de Omgevingswet. Er zal bij de toepassing wel rekening moeten worden gehouden met het mogelijke tijdelijke karakter van een gedoogplicht.
Een TAM-IMRO-omgevingsplan kan worden ingezet wanneer een activiteit niet past binnen een omgevingsplan. Dit is een alternatief voor bijvoorbeeld het vergunnen door middel van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), waarover al meerdere uitspraken voorbij zijn gekomen in onze jurisprudentiereeks. Bij een wijziging van het omgevingsplan moet het college van burgemeester en wethouders kijken naar een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL). De Afdeling maakt in deze uitspraak duidelijk dat zij niet zelf oordeelt of er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties, maar dat er zal worden beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden of het in overeenstemming is met het recht. Bij de beoordeling kan betrokken worden of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen. Hiermee geeft de Afdeling het toetsingskader voor een wijziging van het omgevingsplan.
Deze uitspraak draait om een handhavingsbesluit genomen voor een overtreding van een milieubelastende activiteit (MBA). Het gaat om een bouwproject waarbij immobilisaat is toegepast (een bewerking waarmee de chemische en fysische eigenschappen van de grond worden gewijzigd). Als immobilisaat correct wordt toegepast kan dit worden gebruikt als werkvloer bij een bouwproject. Wordt de stof echter niet correct toegepast, kan dit leiden tot milieuverontreiniging. Voor het toepassen van immobilisaat gelden daarom toepassingsvoorschriften. In het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) wordt immobilisaat gedefinieerd als een bouwstof en wordt het toepassen van bouwstof aangewezen als een MBA, er is echter géén omgevingsvergunning nodig omdat moet worden voldaan aan de toepassingsregels. Tijdens controles blijkt verkeerd toegepast immobilisaat aanwezig te zijn, dit wordt door het college van B&W aangewezen als afvalstof op grond waarvan een last onder dwangsom is opgelegd. Voor afvalstoffen is namelijk wel een omgevingsvergunning vereist om de MBA uit te voeren. De voorzieningenrechter verduidelijkt in deze uitspraak dat er slechts sprake is van het toepassen van een bouwstof als de immobilisaat correct wordt toegepast zoals is vereist in de toepassingsvoorschriften en het correct is uitgehard. Als de immobilisaat dus verkeerd is toegepast, kan er dan ook worden vastgesteld dat het gaat om een afvalstof en is een omgevingsvergunning dus wel vereist.
Tegen twee verleende omgevingsvergunningen voor het kappen van bomen is een omwonende in beroep gegaan op de grond dat er onvoldoende aan participatie is gedaan. Er worden in de Omgevingswet geen criteria gegeven waaraan participatie moet voldoen, maar participatie is wel verplicht en er moet worden aangegeven hoe het heeft plaatsgevonden en wat het resultaat is. In dit geval is er een enquête afgenomen waarvan de resultaten zijn verwerkt in een schets, op deze schets kon worden gereageerd, daarna is er een ontwerpplan vastgesteld waarop ook kon worden gereageerd, is er een bewonersavond georganiseerd en waren alle plannen vindbaar op een website. De voorzieningenrechter oordeelt daarom dat er ruim is voldaan aan participatie. Ook bevestigt de voorzieningenrechter opnieuw dat het niet zo is dat participatie tot het gewenste resultaat moet leiden van degenen die inspraak hebben gegeven.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
![Rutger Boogers](https://bg.legal/wp-content/uploads/2015/12/BG-RUTGER-6-nieuw-200x300.jpg)
[post_title] => Jurisprudentieoverzicht twaalfde maand Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentieoverzicht-twaalfde-maand-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-23 10:04:16
[post_modified_gmt] => 2025-01-23 09:04:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44426
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 44416
[post_author] => 71
[post_date] => 2025-01-22 12:04:42
[post_date_gmt] => 2025-01-22 11:04:42
[post_content] => Aan het begin van elk jaar wordt er een lijst gepubliceerd met werken die niet langer auteursrechtelijk beschermd zijn. Deze werken zijn dan namelijk in
het publiek domein terechtgekomen. Dit betekent dat deze werken vanaf dat moment in principe vrij te gebruiken zijn. Ieder jaar gaat het om vele bekende werken, maar ook iconen zoals Mickey Mouse en Winnie de Poeh. Ook in 2025 treden opnieuw werken van beroemde namen toe tot het publiek domein. Wat betekent dit concreet voor mensen en organisaties die met auteursrechtelijk beschermd materiaal werken?
Hoe lang geldt auteursrecht?
Allereerst wat informatie over de duur van
het auteursrecht. Voor de meeste creatieve werken geldt een auteursrechtelijke bescherming van zeventig jaar na de dood van de maker, beginnend op 1 januari na het sterfjaar. Dit is vastgelegd in artikel 37 van de Auteurswet (Aw). Als de maker onbekend is, wordt het moment dat het werk voor het eerst (rechtmatig) openbaar is gemaakt als uitgangspunt genomen (artikel 38 Aw). Let op dat de termijn anders is afhankelijk van waar je in de wereld zit! Hoewel de EU een termijn van zeventig jaar hanteert, kunnen deze termijnen daarbuiten per land variëren. Dit is belangrijk om te weten als je internationaal werkt.
Publiek domein: elk jaar nieuwe werken
Ieder jaar vervalt dus het auteursrecht van werken waarvan de maker meer dan zeventig jaar geleden is overleden. In 2025 gaat dit bijvoorbeeld over werken van:
- Henri Matisse, Frida Kahlo, Piet Klaarhamer: hun kunstwerken vallen in 2025 in het publiek domein
- Alan Turing: ook vzijn onderzoekswerk valt nu in het publiek domein.
- Popeye: dit populaire figuurtje mag voortaan wat betreft het auteursrecht vrij gebruikt worden – ten minste, alléén de eerste versie! Latere versies blijven nog beschermd door het auteursrecht. Ook is Popeye nog beschermd door het merkenrecht (zie verderop). Het is dus nog uitkijken geblazen met de spinazie etende matroos.
In de EU zijn al deze werken nu in principe vrij te gebruiken
zonder toestemming van de oorspronkelijke rechthebbenden.
Wat betekent het publiek domein in de praktijk?
Zodra een werk in het publiek domein valt, is toestemming van de oorspronkelijke rechthebbenden niet langer vereist. Dit opent mogelijkheden voor
commercieel hergebruik: denk aan het maken van merchandise of het verwerken van werken in nieuwe producten. Maar ook simpelweg creatief bezig zijn met kunst en design wordt makkelijker als er werken uit het publiek domein gebruikt kunnen worden. Dit is een belangrijke balans tussen het beschermen van de rechten van de maker en het stimuleren van innovatie en creativiteit door anderen.
Beperkingen op gebruik: merkenrecht
Als onderneming kun je profiteren van werken die in het publiek domein vallen. Er zitten wel een paar addertjes onder het gras, want een werk kan beschermd zijn door andere rechten zoals
merken- en/of modellenrecht. Een bekend voorbeeld is
Mickey Mouse, die nog steeds beschermd wordt door merkenrecht, ondanks het vervallen van het auteursrecht op vroege versies. En zoals hierboven al gezegd, wordt ook Popeye, wiens eerste versie qua auteursrecht in het publiek domein is gekomen, beschermd door merkenrecht. Dat betekent dat je nog steeds niet alles met de matroos kunt doen wat je wilt, zeker niet als consumenten hierdoor denken dat er een connectie is tussen jouw werk en merkhouder Hearst Holdings.
Conclusie
Voor ondernemingen biedt het vervallen van auteursrecht kansen om rechtmatig gebruik te maken van
bekende werken. Het is echter belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de beperkingen, zoals bescherming via andere rechten, om juridische risico's te vermijden. Neem contact op met een gespecialiseerd adviseur om zeker te zijn van een correcte en strategische toepassing van deze werken. Onze
specialisten geven je graag advies!
![Yvonne Vetjens](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/09/Yvonne-Vetjens-3-200x300.jpg)
[post_title] => Frida Kahlo en Popeye: weer nieuwe werken in het publiek domein!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => frida-kahlo-en-popeye-weer-nieuwe-werken-in-het-publiek-domein
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-22 12:04:42
[post_modified_gmt] => 2025-01-22 11:04:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44416
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44407
[post_author] => 73
[post_date] => 2025-01-20 15:13:09
[post_date_gmt] => 2025-01-20 14:13:09
[post_content] => De afgelopen jaren zien we een toename van het aantal medisch niet-noodzakelijke behandelingen, ook wel
'wensgeneeskunde' genoemd. Wensgeneeskunde is een verzamelbegrip voor medische behandelingen die zonder directe medische noodzaak (een gezondheidsprobleem) worden verricht, maar enkel vanwege een wens van de patiënt.
Of het nu gaat om cosmetische ingrepen, vruchtbaarheidsbehandelingen zonder medische indicatie of electieve chirurgie - de juridische verplichtingen voor zorgaanbieders zijn zwaarder dan bij reguliere medische behandelingen.
Informed consent
De
Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) maakt in principe geen onderscheid tussen behandelingen die wel of geen medische noodzaak hebben. De informatieplicht van de hulpverlener is verankerd in artikel 7:448 Burgerlijk Wetboek (BW). Deze bepaling verplicht zorgverleners om patiënten te informeren over:
- het voorgenomen onderzoek en de voorgestelde behandeling;
- de te verwachten gevolgen en risico's;
- alternatieven die in aanmerking komen, en
- de gezondheidssituatie en -vooruitzichten
Het toestemmingsvereiste is verder uitgewerkt in artikel 7:450 BW. Het voldoende informeren van de patiënt en het vragen van toestemming, wordt gezamenlijk
informed consent genoemd. Hierbij moet de hulpverlener ook aantonen dat de patiënt de informatie ook heeft begrepen en voldoende tijd heeft gehad om de informatie te verwerken.
Verzwaarde informatieplicht
Een hulpverlener kan niet verplicht worden een behandeling
zonder medische noodzaak uit te voeren, terwijl deze behandelplicht in beginsel wel geldt bij klassieke medische ingrepen. Als dan toch een geneeskundige behandeling wordt aangegaan brengt dat voor de hulpverlener extra verantwoordelijkheden mee.
In 2013 oordeelde het Centraal Tuchtcollege dat de afwezigheid van de behandelplicht met zich brengt dat “in deze gevallen zwaardere eisen moeten worden gesteld aan neerlegging in het medisch dossier van de redenen voor de behandeling en aan de informatieplicht van de arts als bedoeld in artikel 7:448 BW.”
[1]
Hoeveel hoger de lat voor de hulpverlener ligt, hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval.
Een recent voorbeeld
Bovenstaande kan geïllustreerd worden aan de hand van een recente uitspraak van het Regionaal Tuchtcollege (RTG) ’s-Hertogenbosch
ECLI:NL:TGZRSHE:2025:4. Hier onderging een patiënt een cosmetische besnijdenis.
Voorafgaand ontving de patiënt
een toestemmingsverklaring en nazorginformatie via de mail. Er vond geen voorafgaand consult plaats. De chirurg heeft op de dag van de ingreep enkele standaardvragen beantwoord. Na de ingreep ontstond er een litteken waar de patiënt ontevreden over was.
Het RTG toetst of de chirurg heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend chirurg mag worden verwacht. Het RTG oordeelt dat de klacht met betrekking tot het
informed consent gegrond is.
Volgens het RTG was het onvoldoende om te volstaan met het enkel toesturen van een algemene toestemmingsverklaring en nazorginformatie via e-mail. Daarbij nam de chirurg ten onrechte aan dat patiënten die een cosmetische besnijdenis wensen, altijd al volledig geïnformeerd zijn over de behandeling. Hij verifieerde niet actief of deze specifieke patiënt daadwerkelijk voldoende kennis had over de ingreep en de mogelijke gevolgen.
Tot slot werd in de summiere toestemmingsverklaring weliswaar melding gemaakt van algemene chirurgische risico's zoals nabloeding en infectie, maar voor een leek was niet duidelijk wat dit concreet betekende. Specifieke risico's zoals de duur van pijnklachten, het littekengenezingsproces en de mogelijkheid van cosmetisch tegenvallende resultaten (zoals in dit geval een verdikt litteken) werden niet besproken.
Conclusie
De verzwaarde informatieplicht bij niet-medisch noodzakelijke ingrepen vraagt om een systematische aanpak van zorginstellingen. Het volstaat niet om te werken met standaard toestemmingsformulieren. Een persoonlijke benadering, uitgebreide documentatie en goede communicatie zijn essentieel om aan de juridische vereisten te voldoen.
Heeft u vragen over informed consent? Of wilt u uw informed consent procedure evalueren? Neem gerust contact op met Jody Esveldt.
[1] ECLI:NL:TGZCTG:2013:YG2850
![Jody Esveldt 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-1-200x300.jpg)
[post_title] => Verzwaarde informed consent bij medisch niet-noodzakelijke ingrepen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verzwaarde-informed-consent-bij-medisch-niet-noodzakelijke-ingrepen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-20 15:14:56
[post_modified_gmt] => 2025-01-20 14:14:56
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44407
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 44397
[post_author] => 73
[post_date] => 2025-01-17 11:12:28
[post_date_gmt] => 2025-01-17 10:12:28
[post_content] => Het
Europese Hof van Justitie heeft op 4 oktober 2024 een belangrijke uitspraak gedaan in de zaak tussen privacy-activist Max Schrems en Meta (het moederbedrijf van Facebook). Deze uitspraak heeft grote gevolgen voor bedrijven die persoonsgegevens willen gebruiken voor
gepersonaliseerde advertenties.
Waar ging de zaak over?
Schrems ontving op Facebook-advertenties die waren gericht op homoseksuelen, terwijl hij zijn seksuele geaardheid nooit op Facebook had gedeeld. Hij had dit wel eens benoemd tijdens een openbaar toegankelijk rondetafelgesprek. Meta verzamelde deze informatie via tracking cookies en social media plug-ins op websites van derden. Vervolgens werden deze gegevens gebruikt voor de advertenties op Facebook.
De zaak richtte zich op twee fundamentele vragen:
- Mag een platform als Meta alle verzamelde persoonsgegevens onbeperkt gebruiken voor gerichte advertenties?
- Als iemand bepaalde persoonlijke informatie openbaar heeft gemaakt (zoals tijdens een presentatie), mag een bedrijf die informatie dan onbeperkt gebruiken voor reclamedoeleinden?
Wat heeft het Hof besloten?
Het Hof heeft twee belangrijke principes verduidelijkt:
- Het feit dat iemand bepaalde persoonlijke informatie openbaar heeft gemaakt (bijvoorbeeld tijdens een presentatie), betekent niet dat een bedrijf die informatie onbeperkt mag gebruiken voor advertentiedoeleinden.
- Bedrijven mogen niet ongelimiteerd persoonsgegevens verzamelen en gebruiken voor gerichte advertenties. Er moet:
- Een tijdslimiet zijn voor hoe lang gegevens bewaard worden;
- Onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten gegevens; en
- Rekening gehouden worden met de gevoeligheid van de gegevens.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Bedrijven die online adverteren moeten hun dataverzameling en -gebruik kritisch bekijken:
Gevoelige gegevens: Voor het gebruik van bijzondere persoonsgegevens (zoals seksuele geaardheid, politieke voorkeur en gezondheidsgegevens) is expliciete toestemming nodig. Het feit dat deze informatie ergens openbaar beschikbaar is, is niet voldoende.
Bewaartermijnen: Stel duidelijke termijnen vast voor hoe lang u persoonsgegevens bewaart voor advertentiedoeleinden. Onbeperkt bewaren is niet toegestaan.
Data minimalisatie: Verzamel alleen de gegevens die echt nodig zijn voor uw advertentiedoeleinden. "Nice to have" is niet genoeg, het moet "need to have" zijn.
Tracking en cookies: Wees transparant over welke gegevens u verzamelt via tracking cookies en social media plug-ins. Zorg daarnaast voor een geldige verwerkingsgrondslag.
Heeft u hulp nodig?
De eisen voor het gebruik van persoonsgegevens voor online adverteren worden steeds strenger. Wilt u weten of uw advertentiestrategie voldoet aan de laatste
privacy eisen? Neem dan contact met ons op.
![Jody Esveldt 1](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/12/JODY-nieuw-1-200x300.jpg)
[post_title] => Grenzen aan gebruik van persoonsgegevens voor advertenties
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => grenzen-aan-gebruik-van-persoonsgegevens-voor-advertenties
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-17 11:12:28
[post_modified_gmt] => 2025-01-17 10:12:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44397
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 44388
[post_author] => 71
[post_date] => 2025-01-15 15:54:52
[post_date_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content] => De populaire Dubai-repen waren de afgelopen tijd onderwerp van een juridische discussie. Deze repen met pistache-vulling worden, ondanks de naam, niet in Dubai gemaakt. De rechter in Keulen oordeelde dat de repen dan ook niet naar die plaats genoemd mogen worden.
‘Dubai-reep’ uit Turkije
De Dubai-repen, volledige naam “Alyan Dubai Handmade Chocolate”, waren een doorn in het oog voor importeur Andreas Wilmer, die de wél in Dubai geproduceerde Fex-repen verkoopt. Hij spande succesvol een rechtszaak aan tegen Aldi Süd, die de Dubai-repen in Duitsland verkocht. Op 13 januari 2025 heeft de rechter bepaald dat chocoladeproducten niet onder de naam 'Dubai' mogen worden verkocht. De chocolade mag alleen ‘Dubai chocolade’ of iets soortgelijks genoemd worden als het ook daadwerkelijk in Dubai is geproduceerd. De rechter oordeelde dat de naam nu misleidend is voor consumenten, die kunnen denken dat de repen werkelijk in Dubai werden gemaakt of dat er een andere geografische connectie is met Dubai. De repen werden echter in Turkije vervaardigd.
Let op bij naamgeving van producten
Uit deze rechtszaak blijkt dat het juist benoemen van uw product van groot belang is. Wees nauwkeurig met
productbenamingen en marketinguitingen, vooral wanneer geografische aanduidingen worden gebruikt. Het gebruik van een plaatsnaam kan bij consumenten de verwachting wekken dat het product daar daadwerkelijk is vervaardigd. Dat geldt niet alleen voor uw eigen producten. Ook als een concurrent dergelijke producten met voor het publiek misleidende namen verkoopt, kan dat nadelig voor u zijn.
Aanbevelingen
Er zijn enkele concrete stappen die u kunt ondernemen om niet in dezelfde situatie als Andreas Wilmer en Aldi Süd te belanden:
Wees transparant: Zorg ervoor dat productnamen en marketinguitingen duidelijk en waarheidsgetrouw zijn over de herkomst en productieplaats van het product.
Check uw producten: Laat productnamen en verpakkingen toetsen door juridische experts om te voorkomen dat ze misleidend zijn en/of inbreuk maken op merkrechten van anderen.
Wek vertrouwen naar de consumenten: Bouw en behoud consumentenvertrouwen door eerlijk te zijn over uw producten en herkomst.
Check de concurrent: Wees alert op concurrenten die mogelijk misleidende namen gebruiken en overweeg juridische stappen indien dit uw marktpositie schaadt.
Conclusie
Het is essentieel voor bedrijven om zorgvuldig om te gaan met productbenamingen en marketingstrategieën, vooral wanneer deze verwijzen naar
specifieke geografische locaties. Door hiermee rekening te houden voorkomt u mogelijk juridische discussies. Twijfelt u over de benaming van uw product, of hebt u last van de acties van een concurrent?
Wij helpen u graag verder met het bepalen van uw juridische positie en eventuele vervolgstappen.
![Yvonne Vetjens](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/09/Yvonne-Vetjens-3-200x300.jpg)
[post_title] => Duitse rechter verbiedt 'Dubai-repen': lessen om uw merk te beschermen
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => duitse-rechter-verbiedt-dubai-repen-lessen-om-uw-merk-te-beschermen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-01-15 15:54:52
[post_modified_gmt] => 2025-01-15 14:54:52
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44388
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 44502
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-02-12 12:07:03
[post_date_gmt] => 2025-02-12 11:07:03
[post_content] => In een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam stond de beëindiging van
een licentieovereenkomst centraal.
[1] Deze kwestie biedt inzichten voor ondernemers over het belang van goed opgestelde licentieovereenkomsten en hoe onduidelijkheden kunnen leiden tot procedures.
Licentieovereenkomst voor snoepgoed
De casus draait om
de merk- en modelrechten op het snoepgoed ‘Draculatanden’. Copar en CSB, die ooit onderdeel waren van hetzelfde concern, sloten een licentieovereenkomst waarin Copar het exclusieve recht kreeg om het snoepgoed in Nederland te verhandelen, terwijl CSB de rechten voor België en Luxemburg behield. Na verloop van tijd ontstond er echter een geschil toen CSB besloot de licentieovereenkomst op te zeggen. Copar is het niet eens met de opzegging wat heeft geleid tot de procedure. In de procedure beroept CSB zich op twee argumenten:
- De overname van Copar door MKB Fonds betekent volgens CSB een wijziging van zeggenschap (‘change of control’), wat volgens de overeenkomst aanleiding zou geven tot opzegging van de licentieovereenkomst.
- CSB stelt dat de gewijzigde marktomstandigheden, waarbij Draculatanden via Nederlandse retailers in België terechtkwamen, een onvoorziene situatie vormt die opzegging rechtvaardigt.
Beslissing
De rechtbank verwerpt beide argumenten en oordeelt dat MKB Fonds geen directe concurrent was van CSB zodat
de marktsituatie niet als onvoorzien kon worden aangemerkt. Dit betekende dat de licentieovereenkomst van kracht blijft.
Waarom ging het mis?
Allereerst zijn onduidelijke definities gehanteerd in de licentieovereenkomst. De bepaling over wijziging van zeggenschap liet ruimte voor interpretatie over wat een ‘directe concurrent’ precies inhoudt. Dit leidde tot het geschil over de vraag of een investeringsmaatschappij, het MKB Fonds, onder deze definitie viel.
Daarnaast is de regeling over
grensoverschrijdende distributie onvoldoende uitgewerkt. Hoewel de licentieovereenkomst territoriale beperkingen specificeerde, is in deze bepaling geen rekening gehouden met de mogelijkheid dat Nederlandse retailers producten naar Belgische filialen zouden distribueren. Dit creëert een grijs gebied waarin CSB zich benadeeld voelde.
Bovendien heeft de overeenkomst geen duidelijke clausules over hoe om te gaan met veranderende marktomstandigheden, zoals de groeiende invloed van grensoverschrijdende distributienetwerken.
Wat zou in deze overeenkomst verbeterd kunnen worden?
Het is essentieel om kernbegrippen zoals ‘
directe concurrent’ helder en sluitend te definiëren. Dit voorkomt interpretatiegeschillen. Specificeer bijvoorbeeld welke typen bedrijven of activiteiten onder concurrentie vallen. Bij het vastleggen van territoriale exclusiviteit is het belangrijk om ook grensoverschrijdende distributie te adresseren. Dit kan door expliciet vast te leggen hoe om te gaan met wederverkopers en distributeurs die actief zijn in meerdere landen.
Daarnaast is het raadzaam om clausules toe te voegen die voorzien in periodieke evaluatie van de overeenkomst in het licht van marktontwikkelingen. Een bepaling die partijen verplicht om in overleg te treden bij significante veranderingen in de marktstructuur kan problemen voorkomen.
Tot slot is het van belang om duidelijke opzegmogelijkheden in de overeenkomst op te nemen die verder gaan dan alleen ‘change of control’. Overweeg ook een gedetailleerde omschrijving van wat als onvoorziene omstandigheden wordt beschouwd en hoe daarmee om te gaan.
Conclusie
Deze kwestie benadrukt het belang van nauwkeurige en toekomstbestendige licentieovereenkomsten. Ondernemers doen er verstandig aan om bij het opstellen van dergelijke contracten niet alleen stil te staan bij de huidige situatie, maar ook alvast na te denken over mogelijke toekomstige scenario’s. Het inschakelen van juridisch advies bij het opstellen of herzien van licentieovereenkomsten kan kostbare geschillen voorkomen.
Heeft u vragen over het opstellen van
licentieovereenkomsten of
het beschermen van uw intellectuele eigendom? Neem gerust contact op met een van onze specialisten.
[1] Rb. Amsterdam 12 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4434.
![Mustafa Kahya](https://bg.legal/wp-content/uploads/2022/02/Mustafa-Kahya-200x300.jpg)
[post_title] => Het belang van goede licentieovereenkomsten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => het-belang-van-goede-licentieovereenkomsten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-02-12 12:13:08
[post_modified_gmt] => 2025-02-12 11:13:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44502
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1427
[max_num_pages] => 143
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
In een recente uitspraak van de Rechtbank Amsterdam stond de beëindiging van een licentieovereenkomst centraal.[1] Deze kwestie biedt inzichten voor ondernemers over het belang van goed opgestelde licentieovereenkomsten en hoe onduidelijkheden...
Lees meer
Het is vaste rechtspraak dat het planologisch verschil maakt of een woning wordt bewoond door arbeidsmigranten of een ‘gewoon’ gezin. Dat is geen oordeel, maar een juridisch gegeven. Daarover schreef...
Lees meer
De AI Act en General Purpose AI: Hoe blijf je als onderneming compliant? De Europese AI Act introduceert een uitgebreide set regels waar aanbieders van AI-technologie aan moeten voldoen. Dit...
Lees meer
In de maanden december en januari zijn er weer verschillende uitspraken over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) gedaan. De BOPA is een omgevingsvergunning die kan worden verleend wanneer een activiteit voldoet...
Lees meer
De rechtbank Den Haag heeft op 22 januari 2025 uitspraak gedaan in de stikstofzaak die door Greenpeace is aangespannen tegen de Nederlandse Staat. De rechtbank heeft zich over de vraag...
Lees meer
In deze twaalfde editie van ons maandelijkse jurisprudentieoverzicht bespreken wij de laatste belangrijke jurisprudentie van het eerste jaar van de Omgevingswet. We bespreken overgangsrechtelijke en inhoudelijke uitspraken. Onder andere aan...
Lees meer
Aan het begin van elk jaar wordt er een lijst gepubliceerd met werken die niet langer auteursrechtelijk beschermd zijn. Deze werken zijn dan namelijk in het publiek domein terechtgekomen. Dit...
Lees meer
De afgelopen jaren zien we een toename van het aantal medisch niet-noodzakelijke behandelingen, ook wel ‘wensgeneeskunde’ genoemd. Wensgeneeskunde is een verzamelbegrip voor medische behandelingen die zonder directe medische noodzaak (een...
Lees meer
Het Europese Hof van Justitie heeft op 4 oktober 2024 een belangrijke uitspraak gedaan in de zaak tussen privacy-activist Max Schrems en Meta (het moederbedrijf van Facebook). Deze uitspraak heeft...
Lees meer
De populaire Dubai-repen waren de afgelopen tijd onderwerp van een juridische discussie. Deze repen met pistache-vulling worden, ondanks de naam, niet in Dubai gemaakt. De rechter in Keulen oordeelde dat...
Lees meer