WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1463
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 45262
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-07-03 15:33:22
[post_date_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content] => Hoe negatief mag een klant zich online uitlaten over de dienstverlening van een bedrijf? Die vraag stond centraal in een recente rechtszaak tussen energie-makelaar Fluent Energy en een voormalige klant. In deze blog lees je hoe de rechtbank Den Haag in deze kwestie oordeelde.
Waar ging de zaak over?
Fluent Energy is een tussenpersoon die namens klanten energiecontracten afsluit, onder andere namens Gulf Gas and Power. Een klant van Fluent Energy – de gedaagde in deze kwestie – had in 2023 zo’n contract afgesloten, maar al snel weer opgezegd. Wat volgde was een conflict over een opzegvergoeding en dat gedaagde verschillende negatieve reviews op Trustpilot postte.
De reviews waren stevig van toon. Termen als "oplichters", “boeven” en "wurgcontract", werden niet geschuwd. De klant riep anderen op zich bij hem aan te sluiten in juridische stappen tegen Fluent Energy, en heeft hij deelgenomen aan de uitzending van Radar waarin, onder meer, de dienstverlening van Fluent Energy onderwerp is geweest.
Fluent Energy vond dat te ver gaan. Het bedrijf spande een rechtszaak aan en eiste dat de reviews verwijderd bleven, dat er geen nieuwe negatieve uitlatingen zouden volgen én een schadevergoeding van €50.000. Volgens het bedrijf werden de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden en was er sprake van laster en reputatieschade.
Wat oordeelde de rechter?
De rechtbank maakte een zorgvuldige belangenafweging tussen het recht op bescherming van de eer en goede naam van Fluent Energy en het recht op vrije meningsuiting van de gedaagde. Daarbij kwam de rechter tot het oordeel dat de reviews niet onrechtmatig zijn. Ondanks het scherpe taalgebruik, waren de uitingen gebaseerd op eigen ervaringen en onderbouwd met feiten. Verder stelde de rechtbank dat het gebruiken van termen als ‘oplichters’ en ‘boeven’ in deze kwestie valt binnen de grenzen van vrije meningsuiting, zeker omdat de reviews in deze kwestie zijn geplaatst in de context van kritiek op zakelijk handelen. Verder is het op zoek gaan naar mede-gedupeerden en deelnemen aan publieke uitzendingen zoals Radar toegestaan.
Conclusie
Dit vonnis laat weer eens zien dat rechters wat terughoudend zijn met het laten verwijderen van online reviews. Dat is begrijpelijk: de vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, zeker als de review gebaseerd is op persoonlijke ervaringen en feiten. Maar dat betekent niet dat negatieve reviews altijd door de beugel kunnen. In sommige gevallen zijn er wél aanknopingspunten om op te treden – bijvoorbeeld bij aantoonbaar onjuiste of beschadigende uitlatingen. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te beoordelen of een review de grenzen overschrijdt. Wij denken graag mee over een doordachte aanpak: van juridische analyse tot een strategie om reputatieschade te beperken.
Heeft uw onderneming last van negatieve reviews? Neem gerust contact met me op.
[post_title] => Rechter bevestigt: ook stevige reviews kunnen rechtmatig zijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechter-bevestigt-ook-stevige-reviews-kunnen-rechtmatig-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-03 15:33:22
[post_modified_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45262
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 45238
[post_author] => 6
[post_date] => 2025-06-30 14:50:20
[post_date_gmt] => 2025-06-30 12:50:20
[post_content] => In de wereld van IT-contracten zijn langdurige afhankelijkheden tussen klant en leverancier geen uitzondering. Maar wat gebeurt er als die afhankelijkheid leidt tot blokkades bij de overstap naar een alternatief? De rechtbank Den Haag heeft zich recent uitgesproken over deze problematiek in een zaak tussen Rijkswaterstaat (RWS) en softwareleverancier Broadcom/Vmware.[1] De uitspraak heeft verstrekkende gevolgen voor leveranciers én afnemers van bedrijfskritische software.
RWS versus VMware: wat was er aan de hand?
RWS maakte gebruik van VMware-producten, waarvoor zij eeuwigdurende licenties had aangeschaft. Voor technische ondersteuning had RWS daarnaast telkens supportovereenkomsten gesloten voor drie jaar. Na afloop van de laatste overeenkomst in juli 2025, deed Broadcom – inmiddels eigenaar van VMware – een nieuw aanbod. Dit bestond uit gebruikslicenties én support, maar tegen hogere prijzen dan voorheen. RWS zag zich geconfronteerd met een "take it or leave it"-voorstel, zonder realistische mogelijkheid om de bestaande producten zonder support te blijven gebruiken.
In kort geding verzocht RWS de rechter om Broadcom te verplichten tot tijdelijke voortzetting van de support. Volgens RWS handelde Broadcom in strijd met de op hen rustende zorgplicht van IT-leveranciers en maakte zij misbruik van haar machtspositie. De voorzieningenrechter gaf RWS gelijk. Volgens de rechter mocht Broadcom in de gegeven omstandigheden niet zomaar stoppen met leveren van ondersteuning. In plaats daarvan moest een redelijk exitvoorstel worden gedaan, gericht op een zorgvuldige overgang weg van VMware.
De kern: een redelijk exitvoorstel
De kortgedingrechter formuleerde een aantal uitgangspunten voor wat een “redelijk exitvoorstel” inhoudt:
Duur: lang genoeg om de klant in staat te stellen alternatieven te implementeren of interne continuïteit te waarborgen.
Inhoud: toegang tot essentiële supportdiensten zoals beveiligingsupdates, bugfixes, technische documentatie en exportfunctionaliteit.
Tarief: marktconform en transparant, aansluitend bij eerdere contractvoorwaarden.
Overdracht: actieve ondersteuning bij kennisoverdracht en systeemmigratie.
Kortom: de leverancier moet bijdragen aan een gecontroleerde en werkbare afbouw van de klantrelatie – zonder dat de afnemer in de kou komt te staan.
Waarom deze uitspraak ertoe doet
De uitspraak is relevant voor beide kanten van de contractuele tafel:
Voor afnemers:
Bescherming tegen vendor lock-in: bedrijven en overheden die afhankelijk zijn van specifieke software kunnen nu juridisch afdwingen dat ze niet plotseling worden afgesneden.
Versterkte onderhandelingspositie: afnemers hebben een argument in handen om bij het sluiten van een contract al afspraken te maken over exitondersteuning.
Voor leveranciers:
Nieuwe zorgplicht: het enkele aflopen van een contract is geen vrijbrief meer om support te staken – zeker niet bij langdurige afhankelijkheid.
Exitplan als contractonderdeel: leveranciers doen er verstandig aan om standaard (redelijke) exitvoorwaarden op te nemen in SLA’s en algemene voorwaarden.
Praktische tips voor IT-contracten
Deze zaak benadrukt het belang van een goed doordachte exitstrategie, zowel voor afnemers als leveranciers.
Voor afnemers:
- Breng afhankelijkheden in kaart: technisch, functioneel en operationeel.
- Leg exit-afspraken contractueel vast: hoe lang duurt support na beëindiging, wat zijn de kosten, welke dienstverlening wordt geleverd?
- Houd rekening met budget en implementatietijd van alternatieven.
Voor leveranciers:
- Ontwikkel standaard exitprotocollen en neem deze op in contractdocumentatie.
- Wees vooraf transparant over kostenstructuur voor exitondersteuning.
- Vermijd een juridisch zwakke positie door tijdig het gesprek aan te gaan over de exitfase.
Toekomstbestendig contracteren
De uitspraak in de zaak RWS/Broadcom markeert een belangrijke ontwikkeling in
het IT-recht. Waar voorheen het uitgangspunt was dat de klant bij contractbeëindiging zelf verantwoordelijk was voor continuïteit, geldt nu: bij aantoonbare afhankelijkheid rust op de leverancier een verplichting om exitondersteuning te bieden.
Of je nu leverancier of afnemer bent: een exit is geen bijzaak meer, maar een essentieel onderdeel van een evenwichtig IT-contract. Zorg dat je voorbereid bent – juridisch én praktisch.
Wil je weten wat jij aan deze uitspraak hebt en hoe jij deze uitspraak kunt inzetten in je organisatie, neem dan contact op met
Jos van der Wijst.
[1] Rb Den Haag, 27-06-2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:11349

[post_title] => Leveranciersverantwoordelijkheid bij IT-exit: lessen uit de VMware-uitspraak
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => leveranciersverantwoordelijkheid-bij-it-exit-lessen-uit-de-vmware-uitspraak
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-30 14:50:20
[post_modified_gmt] => 2025-06-30 12:50:20
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45238
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 45231
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-06-30 13:55:01
[post_date_gmt] => 2025-06-30 11:55:01
[post_content] =>
Een merkregistratie is een strategische zet voor
de bescherming van een merk, maar het recht blijft alleen in stand als het
normaal gebruikt wordt. Het Europees Hof van Justitie heeft recent het belang van dit zogenoemde ‘normaal gebruik’ benadrukt.
Verval wegens niet-gebruik
Airbnb werd geconfronteerd met een verzoek tot vervallenverklaring van haar merk door concurrent Airtasker. De reden:
het merk zou niet ‘normaal’ gebruikt zijn. Dit gebruik moet openbaar en aantoonbaar zijn, en niet slechts symbolisch zijn of berusten op vermoedens of aannames. Een merkhouder moet kunnen aantonen dat een merk in de Europese Unie gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar normaal is gebruikt. Airbnb slaagde hier slechts gedeeltelijk in. Het gevolg: het merk ‘Airbnb’ is door het Europees merkenbureau doorgehaald voor onder andere de categorie “tijdelijke accommodatie”.
Monopoliseren
Een merk is bedoeld om producten en diensten van elkaar te onderscheiden. Om dit recht te behouden, moet het merk daadwerkelijk worden gebruikt voor de producten en diensten waarvoor het is geregistreerd. Wordt het merk niet normaal gebruikt, dan kan het op verzoek vervallen worden verklaard. Onder ‘normaal gebruik’ wordt verstaan het gebruik in het economische verkeer om deze waren en diensten aan derden aan te bieden. Het idee hierachter is dat een onderneming niet zomaar een merk mag monopoliseren zonder het daadwerkelijk te gebruiken.
Geen gebruik, geen recht
Vanaf het moment van registratie heeft
een merkhouder vijf jaar de tijd om het merk in het economisch verkeer te gebruiken. Wordt het merk na die periode niet gebruikt voor (alle) geregistreerde waren of diensten, dan kan een derde partij een vervallenverklaring aanvragen. De merkhouder moet dan bewijs aanleveren dat het merk
normaal is gebruikt voor elk van de geregistreerde categorieën waren of diensten.
Voorbeelden van dergelijk bewijs zijn onder meer facturen, reclames, brochures en social mediacampagnes. Het is van belang dat het bewijs concreet en objectief is. Toekomstige plannen of voornemens om het merk te gaan gebruiken zijn in beginsel onvoldoende. Als niet genoeg bewijs wordt geleverd, wordt het merk (deels) doorgehaald voor de waren en/of diensten waarvoor het gebruik niet is aangetoond.
Belang voor merkhouders
Om te voorkomen dat (een deel van) uw
merkbescherming vervalt, zijn hier drie
praktische tips:
- houd de termijn van vijf jaar vanaf het moment van registratie in de gaten;
- verzamel en archiveer objectief bewijs van commercieel gebruik, zoals marketingmateriaal, facturen of online content; en
- zorg dat u voor de geregistreerde waren en diensten concreet gebruik kunt aantonen.

[post_title] => Airbnb verliest een deel van haar merk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => airbnb-verliest-een-deel-van-haar-merk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-30 13:55:01
[post_modified_gmt] => 2025-06-30 11:55:01
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45231
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 45227
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-06-30 11:46:15
[post_date_gmt] => 2025-06-30 09:46:15
[post_content] => Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de fabrikant, maar ook eigen verzamelde compatibiliteitsgegevens met andere tractormerken en -typen. In 2018 is haar wederpartij gestart met
een concurrerende webwinkel, waarbij hij volgens Tracpartz gebruik heeft gemaakt van deze bijzondere productinformatie.
Na een sommatie van Tracpartz in 2019 – waarin zij zich beriep op auteursrechtinbreuk – verklaarde de wederpartij dat hij elke inbreuk op intellectuele eigendom zou staken. In 2022 volgde een tweede sommatie, waarin Tracpartz stelde dat sprake was van inbreuk op haar
databankenrecht. De wederpartij betwistte dit en weigerde een onthoudingsverklaring te ondertekenen. Daarop startte Tracpartz een procedure bij de rechtbank, die haar vorderingen afwees. Tracpartz ging vervolgens in
hoger beroep.
Juridisch kader
Centraal staat de vraag of Tracpartz
auteursrechten of databankrechten kan inroepen op de bijzondere productinformatie. Volgens de Databankenwet is bescherming alleen mogelijk als sprake is van een substantiële investering in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Investeringen in het creëren van de gegevens vallen daar niet onder. Daarnaast geldt dat in het algemeen het overnemen van niet-rechtens beschermde informatie door concurrenten is toegestaan, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die het gebruik onrechtmatig maken.
Beoordeling
Het hof stelt vast dat Tracpartz onvoldoende heeft onderbouwd dat zij substantiële investeringen heeft gedaan in de verkrijging, controle of presentatie van de bijzondere productinformatie. Reizen naar Japan, vertalingen en interne werkzaamheden zijn niet voldoende gespecificeerd of onderbouwd. Daarmee ontbreekt een databankenrecht.
Ook is het gebruik van de informatie door de wederpartij niet onrechtmatig. Het enkel overnemen van niet-beschermde informatie door een concurrent is toegestaan binnen het kader van de vrijheid van ondernemen. Tracpartz heeft geen bijkomende omstandigheden gesteld die dit gebruik onrechtmatig zouden maken. Ook haar beroep op ongerechtvaardigde verrijking faalt, omdat er geen sprake is van een schending van een recht of onrechtmatig handelen.
Ten aanzien van de toezegging van de wederpartij uit 2019 oordeelt het hof dat deze toezegging alleen betrekking had op vermeende
auteursrechtinbreuken, niet op databankrechten. Omdat er bovendien geen databankrecht bestaat, kan hieruit geen afdwingbare verplichting voortvloeien.
Conclusie
Deze uitspraak onderstreept dat een geslaagd beroep op het databankenrecht alleen mogelijk is wanneer overtuigend en concreet wordt aangetoond dat substantieel is geïnvesteerd in de verkrijging, controle of presentatie van de gegevens. Het enkel creëren van de gegevens volstaat daarvoor niet. Zonder onderbouwing met bijvoorbeeld tijdsbesteding, kosten of inzet van personeel, faalt een beroep op bescherming onder de Databankenwet. Voor advocaten betekent dit dat zij hun cliënten tijdig moeten adviseren over het zorgvuldig vastleggen van relevante investeringen. Indien databankbescherming niet haalbaar is, ligt het voor de hand om alternatieve
juridische grondslagen te onderzoeken, zoals auteursrecht of contractuele bescherming.

[post_title] => Wel of geen databankenrecht?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => wel-of-geen-databankenrecht
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-30 11:46:15
[post_modified_gmt] => 2025-06-30 09:46:15
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45227
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 45179
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-06-19 11:27:41
[post_date_gmt] => 2025-06-19 09:27:41
[post_content] =>
Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022 organiseren deze ondernemers feesten onder dezelfde naam. Beide partijen gebruiken dus de naam "Casa Latina", maar met een ander doel. De stichting bevordert culturele en maatschappelijke participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen. De gedaagden organiseren commerciële dansfeesten met Latijns-Amerikaanse muziek.
De stichting vreesde verwarring bij het publiek. Zij vorderde onder meer dat gedaagden het gebruik van de naam zouden staken.
Wanneer is er sprake van handelsnaamgebruik?
In deze zaak stond de vraag centraal of gedaagden "Casa Latina" als handelsnaam gebruikten. En zo ja, of dit leidde tot verwarringsgevaar met de oudere naam van de stichting. Gedaagden voerden aan dat zij de naam alleen gebruikten voor hun diensten. Volgens hen is dat geen handelsnaamgebruik, zoals gebruikelijk is in de evenementenbranche.
De rechter dacht daar anders over. Het gebruik van een domeinnaam waarop evenementen worden aangekondigd en tickets worden verkocht, kwalificeert wél als handelsnaamgebruik. De naam “Casa Latina” werd duidelijk en prominent op de website gepresenteerd. De werkelijke handelsnaam van gedaagden kwam daar niet op voor. In de ogen van het publiek fungeerde "Casa Latina" dus als handelsnaam.
Geen verwarring ondanks identieke naam
Toch wees de voorzieningenrechter de vorderingen van de stichting af. De handelsnamen zijn identiek. Ook de domeinnamen verschillen nauwelijks. Toch achtte de rechter verwarringsgevaar onvoldoende aannemelijk. De activiteiten en doelgroepen van beide partijen verschillen namelijk sterk.
De stichting bevordert participatie van Latijns-Amerikaanse vrouwen in de Nederlandse samenleving, vooral in Utrecht. De commerciële partij organiseert dansfeesten in onder meer Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. De feesten richten zich op een jong uitgaanspubliek tussen de 18 en 30 jaar. Er is geen specifieke culturele of maatschappelijke focus. Het draait om muziek, dans en entertainment, niet om cultuurbevordering.
Volgens de rechter is de overlap in naam, en een enkel geval van verwarring – zoals een feestganger die per ongeluk contact zocht met de stichting – onvoldoende voor een verbod. Zulke vergissingen zijn verklaarbaar. Ze kwamen voort uit het aanvankelijk ontbreken van duidelijke contactgegevens op de website van gedaagden. Dat is inmiddels hersteld.
Belangenafweging en praktische gevolgen
Bij de beoordeling speelde ook de opgebouwde reputatie van gedaagden een rol. Zij hadden overtuigend aangetoond dat zij onder de naam "Casa Latina" bekendheid hadden verworven. Het wijzigen van die naam zou leiden tot verlies van goodwill. De stichting kon daarentegen niet goed aantonen dat haar belangen echt werden geschaad door het gebruik van de naam.
De rechter wees ook de andere vorderingen van de stichting af. Hieronder vielen de schadevergoeding, overdracht van de domeinnaam en staking van vermeende onrechtmatige handelspraktijken. De stichting werd veroordeeld in de proceskosten, begroot op € 8.995,-.
Conclusie
Deze uitspraak laat zien dat het gebruik van een identieke handelsnaam niet automatisch leidt tot een verbod voor de andere partij. Doorslaggevend is of er daadwerkelijk verwarringsgevaar bestaat bij het relevante publiek. Dat hangt sterk af van de aard van de ondernemingen en hun doelgroep.
Wilt u weten hoe uw handelsnaam effectief beschermd kan worden of juridisch advies over een mogelijke handelsnaaminbreuk? Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten. Neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.

[post_title] => Verwarringsgevaar bij handelsnamen: Casa Latina vs. Casa Latina
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => verwarringsgevaar-bij-handelsnamen-casa-latina-vs-casa-latina
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-19 11:27:41
[post_modified_gmt] => 2025-06-19 09:27:41
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45179
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 45172
[post_author] => 84
[post_date] => 2025-06-18 15:57:04
[post_date_gmt] => 2025-06-18 13:57:04
[post_content] =>
De termen merk en handelsnaam worden in de praktijk regelmatig door elkaar gehaald. Toch zijn het juridisch gezien twee verschillende begrippen. In een eerdere blog gingen wij hier al op in. In deze blog zoomen we verder in op het ontstaan van een handelsnaamrecht. Ook leggen we uit hoe u een ouder recht op een bepaalde handelsnaam kunt aantonen.
Wat is een merk en wat is een handelsnaam?
Een handelsnaam is de naam waaronder een onderneming of een onderdeel daarvan wordt gedreven. Het recht op een handelsnaam ontstaat niet door registratie. Het ontstaat door feitelijk gebruik in het economisch verkeer, op een manier die voor het publiek kenbaar is. De naam moet zodanig worden gebruikt dat deze een beschermenswaardige bekendheid krijgt. Een inschrijving in het register van de Kamer van Koophandel is dus niet vereist voor het verkrijgen van een handelsnaamrecht.
Een merkrecht moet daarentegen wél geregistreerd zijn. Het kan dan gaan om een naam, logo, kleur of geluid ter onderscheiding van producten of diensten. Om merkbescherming te krijgen, moet het merk worden ingeschreven. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij het Benelux merkenbureau (BOIP) of het Europese merkenbureau (EUIPO).
Een handelsnaam wordt meestal slechts in een beperkt geografisch gebied beschermd. Een merk biedt daarentegen bescherming binnen het volledige gebied waarvoor het is geregistreerd.
Welke gaat voor: merk vs. handelsnaam?
Wanneer twee bedrijven dezelfde naam gebruiken, geldt als uitgangspunt dat het oudste recht voorgaat. Een merkhouder kan zich niet verzetten tegen een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis. Dit geldt ook als het merk is geregistreerd.
De houder van een ouder handelsnaamrecht kan zich in sommige gevallen wél verzetten tegen het gebruik van het merk. Dit heet een ouder recht van plaatselijke betekenis, zoals bedoeld in artikel 2.23 BVIE. Maar wanneer ontstaat zo’n handelsnaam nu precies? En hoe toont u aan dat u een ouder recht bezit? We leggen het uit aan de hand van een recent voorbeeld.
Illustratie: de zaak ‘Cocon Parfumerie’
In mei 2025 deed de rechtbank Gelderland uitspraak in een geschil tussen twee ondernemers uit Zutphen. Beiden wilden parfums verkopen onder de naam Cocon. Aanvankelijk was sprake van een voorgenomen samenwerking onder deze naam. Uiteindelijk gingen beide partijen zelfstandig verder. Beiden claimden de naam als eerste te hebben bedacht.
De ene ondernemer had de naam als merk gedeponeerd (Cocon Parfumerie). De ander begon maanden later met het gebruik van de naam Cocon Perfume op Instagram en op haar website. De merkhouder trad hiertegen op. Zij deed een beroep op haar merkrecht.
De aangesproken ondernemer verweerde zich met een beroep op eerder gebruik van de handelsnaam. De rechtbank oordeelde echter dat zij niet voldoende kon aantonen dat zij vóór de merkregistratie daadwerkelijk onder die naam actief was in het economisch verkeer. Domeinnaamregistraties en voorbereidende gesprekken vormden daarvoor onvoldoende bewijs. De rechter stelde vast dat het merk eerder en rechtsgeldig was ingeschreven. Daarom genoot het merkrecht voorrang.
Het verschil tussen “Perfume” en “Parfumerie” deed er niet toe. Dit verschil was te minimaal.
Twee belangrijke lessen
1. Voorbereidende handelingen kunnen tellen, maar moeten concreet onderbouwd worden
De gedaagde verwees naar verschillende voorbereidingshandelingen. Denk aan correspondentie met leveranciers, het aanvragen van offertes, registratie van domeinnamen, overleg met de bank en inschrijving bij de Kamer van Koophandel. Zij stelde dat deze activiteiten allemaal onder de naam Cocon Perfume plaatsvonden.
De rechtbank oordeelde dat deze voorbereidingen onvoldoende waren onderbouwd. Ze waren betwist door de eiser en vonden bovendien pas na de merkdepotdatum plaats. Het beroep op een ouder handelsnaamrecht werd daarom verworpen.
De rechter benadrukte dat er vóór de merkregistratie geen aantoonbare economische activiteit onder de naam had plaatsgevonden. Pas daarna ging gedaagde de naam daadwerkelijk voeren in het handelsverkeer. Voor een geldig beroep op een ouder handelsnaamrecht van plaatselijke betekenis is overtuigend bewijs nodig. U moet het gebruik in het economisch verkeer vóór het merkdepot kunnen aantonen. Omdat dat bewijs ontbrak, werd het bestaan van een ouder handelsnaamrecht uitgesloten.
2. Minimale verschillen nemen een merkinbreuk niet weg
Hoewel de namen Cocon Perfume en Cocon Parfumerie niet identiek zijn, oordeelde de rechtbank dat het verschil te klein was. De gemiddelde consument zou dit verschil niet opmerken.
Omdat gedaagde het teken Cocon – dan wel Cocon Perfume – gebruikte ter aanduiding van haar producten, was sprake van merkinbreuk. Dit is een belangrijk aandachtspunt. Ondernemers denken soms dat een subtiele variatie op een merknaam voldoende is om problemen te voorkomen. Dit is echter niet zo. Dit zien we vaker misgaan, bijvoorbeeld bij Lancôme vs. Ninôme.
Conclusie
De zaak Cocon laat zien hoe belangrijk daadwerkelijk gebruik van een handelsnaam is voor het ontstaan van handelsnaamrecht. In tegenstelling tot een merk, dat vanaf inschrijving bescherming biedt (mits binnen vijf jaar in gebruik genomen), ontstaat een handelsnaamrecht pas bij concreet en aantoonbaar gebruik in het economisch verkeer.
Enkel plannen vastleggen, domeinnamen registreren of inschrijven bij de Kamer van Koophandel is daarvoor niet genoeg. Wilt u uw bedrijfsnaam effectief beschermen? Dan is merkregistratie vaak de veiligste weg.
Wilt u zich kunnen beroepen op een ouder handelsnaamrecht tegenover een later geregistreerd merk? Dan moet u uw voorbereidende handelingen goed documenteren. En vooral: aantonen dat u de naam daadwerkelijk vóór de merkregistratie in gebruik heeft genomen.
Heeft u vragen over het
handelsnaamrecht,
merkenrecht of andere vraagstukken binnen het
intellectuele eigendomsrecht? Onze specialisten staan voor u klaar.

[post_title] => (Oudere) handelsnaam vs. merkregistratie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => oudere-handelsnaam-vs-merkregistratie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-18 15:57:04
[post_modified_gmt] => 2025-06-18 13:57:04
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45172
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 24660
[post_author] => 26
[post_date] => 2025-06-18 11:30:15
[post_date_gmt] => 2025-06-18 09:30:15
[post_content] =>
BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een
vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten
screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen van woningen. Wij geven in een kort en bondig advies aan wat de mogelijkheden zijn op basis van het omgevingsplan.

Lees
hier meer informatie over huisvesting arbeidsmigranten.
Onze
specialisten arbeidsmigranten:
mr. R.J. (Rutger) Boogers en
mr. M. (Michael) de Marco


[post_title] => Arbeidsmigranten huisvesten? Wat zijn de mogelijkheden?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => arbeidsmigranten-huisvesten-wat-zijn-de-mogelijkheden
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-18 12:21:42
[post_modified_gmt] => 2025-06-18 10:21:42
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=24660
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 45155
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-06-12 12:13:19
[post_date_gmt] => 2025-06-12 10:13:19
[post_content] => Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader van
woningbouw op bemeste landbouwgrond. De Afdeling oordeelt dat intern salderen met stikstofuitstoot van algemene regels (het bemesten van grond) niet is toegestaan tijdens de voortoets en sluit daarbij aan bij de jurisprudentielijn die geldt sinds eind 2024 voor intern salderen met natuur- en milieutoestemmingen. In dit artikel bespreken wij de geldende jurisprudentielijn over intern salderen en de nieuwe uitspraak van de Afdeling.
Jurisprudentielijn intern salderen (sinds 2024)
Veel projecten, zoals nieuwe woningbouw, hebben mogelijke nadelige gevolgen voor
Natura 2000-gebieden door de stikstofdepositie die ze veroorzaken. Deze projecten worden Natura 2000-activiteiten genoemd. Uit het natuurbeschermingsrecht volgt dat moet worden beoordeeld of kan worden uitgesloten dat er significante gevolgen zullen zijn voor het Natura 2000-gebied om te bepalen of een natuurvergunning kan worden verleend. Hiervoor wordt eerst een voortoets uitgevoerd, als uit de voortoets volgt dat negatieve gevolgen kunnen worden uitgesloten is er geen natuurvergunning nodig. Wanneer dit niet het geval is moet er een passende beoordeling worden gemaakt, in dat geval zal een natuurvergunning nodig zijn om het project uit te voeren.
Tot december 2024 mocht tijdens de voortoets worden gekeken naar intern salderen: het vergelijken van de toekomstige stikstofuitstoot met de huidige referentiesituatie. Als er dan geen sprake was van een toename was er geen natuurvergunning vereist. Op 18 december 2024 heeft de Afdeling de jurisprudentielijn over intern salderen echter gewijzigd met de Rendac-uitspraak. Sindsdien is intern salderen niet meer toegestaan tijdens de voortoets (er mag dan alleen nog worden gekeken naar het project op zichzelf). Intern salderen kan alleen worden ingezet tijdens de passende beoordeling. Hierdoor gelden er strengere voorwaarden voor intern salderen. Intern salderen is namelijk aangemerkt als een mitigerende maatregel wat betekent dat er moet worden voldaan aan het additionaliteitsvereiste (de maatregel mag niet nodig zijn om de staat van de natuur in stand te houden of te verbeteren). Het gevolg hiervan is dat er in veel gevallen een natuurvergunning nodig zal zijn.
Eerder schreven wij een
artikel waarin we uitgebreid ingaan op de Rendac-uitspraak.
Achtergrond van de zaak
Een projectontwikkelaar wil woningen bouwen op
agrarische gronden. Het college van gedupeerde staten heeft een positieve weigering gegeven voor een natuurvergunning voor het woningbouwproject (bouw en gebruik van 162 woningen). Op grond van intern salderen leidt het project namelijk tot een gelijkblijvende of lagere stikstofdepositie dan de referentiesituatie (algemene regels over bemesten), daarom is er volgens het college geen vergunning vereist. Het college oordeelt dat intern salderen mogelijk is in dit geval. Op de betreffende gronden was eerst bemesten toegestaan, doordat de agrarische gronden niet langer worden bemest komt er stikstofruimte vrij voor het bouwen van de woningen. Dit werd gedaan tijdens de voortoets, gebaseerd op kennis toentertijd kon dit omdat het vóór de Rendac-uitspraak was.
Uitspraak ABRvS
Van belang is dat het in deze zaak draait om een andere vorm van intern salderen dan aan de orde was in de Rendac-uitspraak. In de Rendac-uitspraak ging het om intern salderen waarbij er werd gekeken naar
natuurvergunningen of milieu toestemmingen. Hier ging het daarentegen om agrarische gronden die worden bemest en waar een beoogde andere activiteit (woningbouw) voor in de plaats moet komen. Voor bemesten is geen natuurvergunning nodig, het is namelijk toegestaan op grond van algemene regels in het bestemmingsplan (tegenwoordig het omgevingsplan). Wanneer er bij intern salderen wordt gekeken naar het bemesten van gronden wordt er voor de referentiesituatie gekeken naar het bestemmingsplan. Wanneer het bestemmingsplan als bestemming ‘landbouwgrond’ onafgebroken heeft toegekend, mag worden aangenomen dat bemesting heeft plaatsgevonden. De omvang van de referentiesituatie hangt vervolgens af van de hoogste stikstofgebruiksnorm die is toegestaan op basis van het bestemmingsplan. Het gebruik van de grond als landbouw grond mag echter niet structureel zijn beëindigd.
De Afdeling trekt dus de jurisprudentielijn van 18 december door, waardoor ook intern salderen met algemene regels voor bemesten onder de Rendac-uitspraak valt. De Afdeling vernietigt daarom de positieve weigering en oordeelt dat er alsnog een passende beoordeling moet worden gemaakt voor het woningbouwproject.
Concluderend
De mogelijkheden voor de voortoets bij natuurvergunningverlening zijn met deze uitspraak van de Afdeling opnieuw verder beperkt. Wel is het nog steeds mogelijk om intern te salderen met bemeste landbouwgronden, dit wordt dan echter onderdeel van de passende beoordeling en kent dus
strengere voorwaarden. De Afdeling heeft opnieuw een
stroomschema gepubliceerd waarin de Rendac-uitspraak en de uitspraak van 28 mei stapsgewijs zijn uitgewerkt.

[post_title] => Intern salderen met bemesting? Passende beoordeling vereist
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => intern-salderen-met-bemesting-passende-beoordeling-vereist
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-12 12:13:19
[post_modified_gmt] => 2025-06-12 10:13:19
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45155
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 45120
[post_author] => 65
[post_date] => 2025-06-05 16:28:03
[post_date_gmt] => 2025-06-05 14:28:03
[post_content] => In een recente uitspraak boog het Hof van Beroep te Brussel zich over de vraag of het logo “GRATIS” als
beeldmerk kan worden ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Eiseres, het Turkse bedrijf GRATIS IC VE DIS TICARET A.S., wilde het logo “gratis” als
merk laten registreren voor diverse producten en diensten. Het ging om onder meer schoonmaakmiddelen (klasse 3), farmaceutische producten (klasse 5), huishoudelijke artikelen (klasse 21) en kleding (klasse 25).
Overwegingen van het hof
Het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BOIP) weigerde de inschrijving. Volgens BOIP was het merk beschrijvend (art. 2.11 (1)(b) BVIE) en zonder onderscheidend vermogen (art. 2.11(1)(c) BVIE). Het woord “gratis” verwijst volgens het BOIP alleen naar het kosteloze karakter van een product of dienst. Het duidt volgens hen niet op de commerciële herkomst.
Het hof onderzocht of de weigeringsgronden correct waren toegepast. Het baseerde zich op vaste Europese rechtspraak. Die rechtspraak stelt dat een minimum aan onderscheidend vermogen voldoende kan zijn. Maar niet elk teken kan zomaar worden ingeschreven. Het hof stelde vast dat “gratis” in het Frans en Nederlands gewoon “kosteloos” betekent. In het economisch verkeer wordt dit gebruikt als promotiemiddel. Voor de gemiddelde Benelux-consument verwijst dit woord enkel naar een eigenschap van het product of de dienst. Het verwijst niet naar de herkomst van het product.
Beoordeling van de vormgeving
Het hof keek ook naar de grafische vormgeving van het logo. Het betrof het woord “gratis” in paarse blokletters, met daaronder een roze streep. Dit stond in een gele spraakwolk binnen een paarse rechthoek. Het hof vond deze grafische elementen banaal en decoratief. Ze gaven het teken geen voldoende onderscheidend vermogen. De combinatie was niet fantasierijk of origineel. Daarom kon de vormgeving het beschrijvende karakter niet compenseren.
GRATIS stelde nog dat het teken voor bepaalde producten, zoals parfums en cosmetica, wél ingeschreven moest kunnen worden. Ook dat betoog werd afgewezen. Volgens het hof blijft het woord “gratis” ook daar beschrijvend of zonder onderscheidend vermogen. Het geeft alleen aan dat het product gratis wordt aangeboden.
Beslissing
Het hof bevestigde de weigering van het BOIP. Woorden die puur beschrijvend zijn, krijgen geen merkbescherming. Dat geldt ook als er simpele grafische elementen worden toegevoegd. Wie in de Benelux merkbescherming wil, moet tekens kiezen met voldoende onderscheidend vermogen. Vermijd daarbij beschrijvende woorden in het Frans en/of Nederlands. De vordering van GRATIS werd afgewezen. De uitspraak toont het belang van een goede merkstrategie. Onderscheidend vermogen is essentieel, zelfs als het merk buiten de Benelux bekend is.
Hierbij de Engelse versie.

[post_title] => Bekend in het buitenland, geen merk in de Benelux
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bekend-in-het-buitenland-geen-merk-in-de-benelux
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-11 11:03:40
[post_modified_gmt] => 2025-06-11 09:03:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45120
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 45111
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-06-05 13:53:45
[post_date_gmt] => 2025-06-05 11:53:45
[post_content] => Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag
de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 december 2024, niet verrassend maar daardoor niet minder van belang. In deze blog bespreken we de kern van de uitspraak en de bredere betekenis ervan voor de praktijk.
Wat speelde er?
Het ging om vier beroepsprocedures tegen de natuurvergunning die de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan Schiphol had verleend. Deze vergunning was nodig omdat Schiphol
stikstof uitstoot die neerslaat op (nabijgelegen) Natura 2000-gebieden. Van belang is dat bij de stikstofberekening gebruik is gemaakt van intern en extern salderen om aan te tonen dat de stikstofbelasting niet zou toenemen.
Waarom vernietigt de rechtbank de vergunning?
De rechtbank oordeelt dat de minister de bestaande rechten van Schiphol correct in kaart heeft gebracht. Ook de
stikstofneerslag die al plaatsvond op grond van deze bestaande rechten – op een klein onderdeel na – en in de situatie waarvoor de natuurvergunning is aangevraagd, is op de juiste wijze berekend. Aan de berekeningen zelf is dus niet weinig mis.
Bij het wegstrepen van stikstofneerslag van de aangevraagde situatie tegen de stikstofneerslag vanwege de bestaande rechten (intern salderen) heeft de minister echter
niet onderzocht of eventuele ‘stikstofwinst’ niet eerst naar natuurherstel moet gaan voordat die voor Schiphol kan worden ingezet. Dit wordt het additionaliteitsvereiste genoemd. De minister had moeten motiveren dat al voldoende maatregelen zijn getroffen om te verzekeren dat kwetsbare natuurgebieden behouden blijven of om te voorkomen dat ze verder verslechteren. Dat het niet is gedaan, is een gebrek in het besluit.
Voor het verlenen van de natuurvergunning is ook gebruik gemaakt van
extern salderen. Hiervoor zijn negen agrarische bedrijven aangekocht waarvan de stikstofrechten zijn gebruikt om de exploitatie van Schiphol mogelijk te maken. Ook daarvoor geldt het additionaliteitsvereiste. De minister had moeten motiveren dat de stikstofrechten niet al nodig zijn voor natuurherstel, voordat deze rechten door Schiphol mochten worden gebruikt. Ook bij het extern salderen heeft de minister dit onvoldoende gemotiveerd.
Onze visie
Deze uitspraak legt eens te meer bloot dat na het op zichzelf genomen correct vaststellen van de stikstofdepositie met als gevolg dat geen significante (nadelige) gevolgen voor
Natura 200-gebieden zijn te verwachten, de juridische toets nog niet is afgerond. Dan volgt immers de toets aan het additionaliteitsvereiste. Naar mate de omliggende natuurgebieden in slechtere staat verkeren, zal het steeds moeilijker zijn de ‘stikstofwinst’ in te zetten voor het project zelf. Gezien het feit dat er nog steeds geen landelijke oplossing is, en die - helaas - voorlopig ook niet gaat komen, zal dit beginsel voorlopig niet aan betekenis verliezen.
Heeft u hierover vragen? Neem dan contact op met
Rutger Boogers.

[post_title] => Rechtbank vernietigt natuurvergunning Schiphol
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechtbank-vernietigt-natuurvergunning-schiphol
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-06-05 14:40:46
[post_modified_gmt] => 2025-06-05 12:40:46
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45111
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 45262
[post_author] => 68
[post_date] => 2025-07-03 15:33:22
[post_date_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content] => Hoe negatief mag een klant zich online uitlaten over de dienstverlening van een bedrijf? Die vraag stond centraal in een recente rechtszaak tussen energie-makelaar
Fluent Energy en een voormalige klant. In deze blog lees je hoe de rechtbank Den Haag in deze kwestie oordeelde.
Waar ging de zaak over?
Fluent Energy is een tussenpersoon die namens klanten
energiecontracten afsluit, onder andere namens Gulf Gas and Power. Een klant van Fluent Energy – de gedaagde in deze kwestie – had in 2023 zo’n contract afgesloten, maar al snel weer opgezegd. Wat volgde was een conflict over een opzegvergoeding en dat gedaagde verschillende negatieve reviews op Trustpilot postte.
De reviews waren stevig van toon. Termen als "oplichters", “boeven” en "wurgcontract", werden niet geschuwd. De klant riep anderen op zich bij hem aan te sluiten in juridische stappen tegen Fluent Energy, en heeft hij deelgenomen aan de uitzending van Radar waarin, onder meer, de dienstverlening van Fluent Energy onderwerp is geweest.
Fluent Energy vond dat te ver gaan. Het bedrijf spande een rechtszaak aan en eiste dat de reviews verwijderd bleven, dat er geen nieuwe negatieve uitlatingen zouden volgen én een schadevergoeding van €50.000. Volgens het bedrijf werden de grenzen van de vrijheid van meningsuiting overschreden en was er sprake van laster en reputatieschade.
Wat oordeelde de rechter?
De rechtbank maakte een zorgvuldige belangenafweging tussen het recht op bescherming van de eer en goede naam van Fluent Energy en het recht op vrije meningsuiting van de gedaagde. Daarbij kwam de rechter tot het oordeel dat de
reviews niet onrechtmatig zijn. Ondanks het scherpe taalgebruik, waren de uitingen gebaseerd op eigen ervaringen en onderbouwd met feiten. Verder stelde de rechtbank dat het gebruiken van termen als ‘oplichters’ en ‘boeven’ in deze kwestie valt binnen de grenzen van vrije meningsuiting, zeker omdat de reviews in deze kwestie zijn geplaatst in de context van kritiek op zakelijk handelen. Verder is het op zoek gaan naar mede-gedupeerden en deelnemen aan publieke uitzendingen zoals Radar toegestaan.
Conclusie
Dit vonnis laat weer eens zien dat rechters wat terughoudend zijn met het laten verwijderen van online reviews. Dat is begrijpelijk: de vrijheid van meningsuiting weegt zwaar, zeker als de review gebaseerd is op persoonlijke ervaringen en feiten. Maar dat betekent niet dat negatieve reviews altijd door de beugel kunnen. In sommige gevallen zijn er wél aanknopingspunten om op te treden – bijvoorbeeld bij aantoonbaar
onjuiste of beschadigende uitlatingen. Het is daarom belangrijk om zorgvuldig te beoordelen of een review de grenzen overschrijdt. Wij denken graag mee over een doordachte aanpak: van juridische analyse tot een strategie om reputatieschade te beperken.
Heeft uw onderneming last van negatieve reviews?
Neem gerust contact met me op.

[post_title] => Rechter bevestigt: ook stevige reviews kunnen rechtmatig zijn
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => rechter-bevestigt-ook-stevige-reviews-kunnen-rechtmatig-zijn
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-07-03 15:33:22
[post_modified_gmt] => 2025-07-03 13:33:22
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=45262
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1463
[max_num_pages] => 147
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:8d823a90c529710d00451fccf8663dad:0.05230000 17517164760.42247700 1751716476
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Hoe negatief mag een klant zich online uitlaten over de dienstverlening van een bedrijf? Die vraag stond centraal in een recente rechtszaak tussen energie-makelaar Fluent Energy en een voormalige klant....
Lees meer
In de wereld van IT-contracten zijn langdurige afhankelijkheden tussen klant en leverancier geen uitzondering. Maar wat gebeurt er als die afhankelijkheid leidt tot blokkades bij de overstap naar een alternatief?...
Lees meer
Een merkregistratie is een strategische zet voor de bescherming van een merk, maar het recht blijft alleen in stand als het normaal gebruikt wordt. Het Europees Hof van Justitie heeft...
Lees meer
Tracpartz exploiteert sinds 2009 een webwinkel onder de domeinnaam TracPartz.nl en verkoopt daarin onderdelen voor oude Japanse minitractoren. Op haar website vermeldt zij bij onderdelen niet alleen informatie van de...
Lees meer
Op 11 maart 2025 deed de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2025:1477) uitspraak in een kort geding. Dit was aangespannen door Stichting Casa Latina tegen een groep ondernemers. Sinds 2022...
Lees meer
De termen merk en handelsnaam worden in de praktijk regelmatig door elkaar gehaald. Toch zijn het juridisch gezien twee verschillende begrippen. In een eerdere blog gingen wij hier al op...
Lees meer
BG.legal biedt vastgoedeigenaren en beheerders de mogelijkheid om tegen een vast bedrag van € 500,- het omgevingsplan te laten screenen voor onder meer het huisvesten van arbeidsmigranten, studenten of expats of het splitsen...
Lees meer
Op 28 mei 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) weer een belangrijke uitspraak gedaan over natuurvergunningen, stikstof en intern salderen, dit maal in het kader...
Lees meer
In een recente uitspraak boog het Hof van Beroep te Brussel zich over de vraag of het logo “GRATIS” als beeldmerk kan worden ingeschreven in het Benelux-merkenregister. Eiseres, het Turkse...
Lees meer
Op 4 juni 2025 heeft de rechtbank Den Haag de natuurvergunning voor luchthaven Schiphol vernietigd (ECLI:NL:RBDHA:2025:9782). De uitspraak is in het licht van de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak...
Lees meer