Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1484
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 45446
                    [post_author] => 19
                    [post_date] => 2025-08-07 15:20:25
                    [post_date_gmt] => 2025-08-07 13:20:25
                    [post_content] => 

Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 9 juli 2025 een interessante (tussen)uitspraak gedaan over de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan. De Afdeling slaat daarmee een nieuwe koers in door publiekrechtelijke borging in bepaalde gevallen verplicht te stellen. In dit artikel bespreken wij het geschil, de oude jurisprudentielijn en de koerswijziging die de Afdeling heeft gemaakt.

Het geschil

De (tussen)uitspraak van de Afdeling draait om het bestemmingsplan Parkhaven in Rotterdam, dat voorziet in de bouw van woontorens rondom de Euromast. In het bestemmingsplan is opgenomen dat het plangebied een hoogwaardige groene inrichting moet hebben, en dat dit noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan. Tegen het bestemmingsplan is door verschillende partijen beroep ingesteld, onder andere over de toename van verkeers- en parkeerhinder en de aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De Afdeling oordeelt dat verschillende onderdelen van het bestemmingsplan, waaronder de hoogwaardige groene inrichting van het gebied, niet concreet genoeg zijn uitgewerkt in het bestemmingsplan. Zij moeten dan ook door bijvoorbeeld een voorwaardelijke verplichting juridisch geborgd worden in de planregels.

Voorwaardelijke verplichting in bestemmingsplan

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd in bestemmingsplannen geregeld welke vormen van gebruik en welke ontwikkelingen waren toegestaan op een bepaalde locatie. Dit werd ook wel ‘toelatingsplanologie’ genoemd. Een bestemmingsplan kon dan ook geen gebodsbepalingen bevatten (onvoorwaardelijke verplichtingen). In een bestemmingsplan kon echter wel een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen. Een voorwaardelijke verplichting houdt in dat een bepaalde vorm van gebruik of ontwikkeling is toegestaan, op de voorwaarde dat aan een bepaalde verplichting (het uitvoeren van een bepaalde ruimtelijke maatregel) wordt voldaan.

Oude jurisprudentielijn

Het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan was op grond van de oude jurisprudentielijn niet verplicht. De ruimtelijke maatregel die moest worden genomen voordat een bepaalde ontwikkeling was toegestaan kon bijvoorbeeld ook via privaatrechtelijke afspraken worden vastgelegd. Of er werd volstaan met een toezegging van de gemeente dat de ruimtelijke maatregelen zouden worden getroffen.  Een voorwaardelijke verplichting hoefde dus niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen als de gemeenteraad het in haar macht had om zelf de voorwaardelijke verplichting te treffen. Was dit niet het geval, en was de voorwaardelijke verplichting wel noodzakelijk voor een goede ruimtelijke ordening, dan moest het wel in de planregels worden opgenomen.

Koerswijziging door de Afdeling

De Afdeling is een nieuwe koers ingeslagen. Maatregelen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn, moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij de maatregelen al op een andere wijze publiekrechtelijk zijn geborgd. Het opnemen in het bestemmingsplan verzekert namelijk de publiekrechtelijke borging van de realisatie en de instandhouding van de maatregel. Een toezegging of een privaatrechtelijke afspraak over de uitvoerding of instandhouding van de maatregelen is dus niet langer voldoende. Dit levert volgens de Afdeling namelijk onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is daarnaast in strijd met de rechtszekerheid. De Afdeling noemt specifiek nog drie situaties waarin een voorwaardelijke verplichting sowieso in de planregels moet worden opgenomen:
  • Wanneer het bevoegd gezag eigenaar of beheerder is van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen;
  • Wanneer het bevoegd gezag in de toekomst eigenaar of beheerder wordt van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen en toezegt de ruimtelijke maatregelen te realiseren en in stand te houden;
  • Wanneer een privaatrechtelijke afspraak is gemaakt over de voorwaardelijke verplichting.
In deze gevallen zijn er dus onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is het opnemen van de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan dus noodzakelijk voor hun rechtspositie.

Concluderend

Met deze verduidelijking heeft de Afdeling een belangrijke uitspraak gedaan over gebiedsontwikkeling en wordt de rechtszekerheid van bedrijven en burgers in plangebieden versterkt. Ook onder de Omgevingswet en het omgevingsplan (de opvolger van het bestemmingsplan) is het mogelijk om voorwaardelijke verplichtingen op te nemen. De verwachting is dan ook dat de lijn van de Afdeling ook bij omgevingsplannen zal worden doorgezet. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Voorwaardelijke verplichting verplicht: belangrijke koerswijziging [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voorwaardelijke-verplichting-verplicht-belangrijke-koerswijziging [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-07 15:20:25 [post_modified_gmt] => 2025-08-07 13:20:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45446 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 45435 [post_author] => 2 [post_date] => 2025-08-06 15:32:36 [post_date_gmt] => 2025-08-06 13:32:36 [post_content] =>

Inleiding

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op het toetsingskader van de bekrachtigingsprocedure en verwijst daarbij naar de wettekst, de parlementaire geschiedenis en literatuur. In dit artikel bespreken wij de overgang van het oude systeem van onteigening naar het systeem onder de Omgevingswet en gaan wij in op de uitspraak van de rechtbank.

Onteigening

Onteigening is een instrument onder de Omgevingswet waarmee de overheid het eigendom op een onroerende zaak (gedwongen) kan ontnemen. Het instrument onteigening bestond al in het ‘oude’ omgevingsrecht, maar de procedure is met de inwerkingtreding wel veranderd. In het oude systeem werd bij Koninklijk Besluit door de Kroon bepaald of onteigening in het algemeen belang én noodzakelijk was. De rechtmatigheid van het Kroonbesluit kon vervolgens door de civiele rechter worden getoetst, waarna de civiele rechter ook de hoogte van de schade moest vaststellen. Onder de Omgevingswet neemt het bestuursorgaan een onteigeningsbeschikking (art. 11.4 Ow). De onteigeningsbeschikking moet dan worden bekrachtigd door de bestuursrechter op basis van een ambtshalve toets. Pas na bekrachtiging treedt de onteigeningsbeschikking in werking (art. 16.33e Ow). De civiele rechter oordeelt vervolgens over de hoogte van de schadeloosstelling (art. 11.14 Ow). Onteigening is alleen mogelijk wanneer aan drie voorwaarden is voldaan. Er moet een onteigeningsbelang zijn (te vinden in het ontwikkelen, gebruiken of beheren van de fysieke leefomgeving), het moet noodzakelijk zijn en het moet urgent zijn (art. 11.5 Ow). Naast deze drie voorwaarden moet sprake zijn van een onteigeningsgrondslag. Dit betekent dat de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving is opgenomen in een vastgesteld omgevingsplan, of is mogelijk gemaakt in een verleende bopa-omgevingsvergunning of in een vastgesteld projectbesluit (art. 11.6 Ow). Als laatste moet zijn voldaan aan de wettelijke vormvoorschriften die zien op de totstandkoming van de onteigeningsbeschikking (art. 16.107 Ow).

Uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

De gemeenteraad van Gemeente Gilze en Rijen wil het stationsgebied herontwikkelen door onder andere een onderdoorgang naar de perrons en de fietsenstalling te realiseren. Voor de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente de grond van twee percelen nodig. Voor de twee percelen is daarom een onteigeningsbeschikking vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente een verzoek tot bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank moet altijd ambtshalve toetsen of aan de voorwaarden voor onteigening is voldaan, of er een grondslag voor onteigening is, en of aan de formele vormvoorschriften is voldaan (art. 16.107 Ow). Daarnaast kunnen belanghebbenden eventuele bedenkingen indienen (art. 16.97 Ow). Voor perceel 1 wijst de rechtbank het bekrachtigingsverzoek toe, maar voor perceel 2 wordt het verzoek afgewezen. Op basis van de volgende overwegingen komt de rechtbank tot dit oordeel.
  • Grondslag

    De grondslag voor onteigening is terug te vinden in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In een bestemmingsplan opgenomen in het tijdelijk deel zijn de functies ‘verkeer-railverkeer’, ‘fietsenstalling’ en ‘verkeer’ aan de percelen toegekend. De belanghebbende voert aan dat dit niet voldoet als grondslag omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dus wel voldaan aan een grondslag voor onteigening. Wel is het zo dat pas wanneer het bestemmingsplan (opgenomen in het omgevingsplan) onherroepelijk is geworden, de onteigeningsakte door de notaris kan worden opgesteld (art. 11.16 Ow). Dit was door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak in de Raad van State al eerder vorig jaar bevestigd.
  • Wettelijke vormvoorschriften

    De onteigeningsbeschikking moet voldoen aan de vormvoorschriften die volgen uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit volgt onder andere dat de ontwerponteigeningsbeschikking en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage moeten worden gelegd. Een van de verplichte stukken die betrekking heeft op de onteigeningsbeschikking is het logboek waarin de pogingen tot minnelijk overleg zijn opgenomen. Volgens de belanghebbende had het logboek ter inzage moeten zijn gelegd. Hier gaat de rechtbank niet in mee vanwege de persoonsgegevens en financiële gegevens die in het logboek zijn opgenomen. Wel had de gemeente de belanghebbenden de mogelijkheid moeten geven het logboek op te vragen. Omdat het logboek tijdens de rechterlijke procedure alsnog is overgelegd wordt het gebrek door de rechtbank gepasseerd.
  • Onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie

    Het onteigeningsbelang volgt uit het omgevingsplan waarin de beoogde ontwikkeling is mogelijk gemaakt. Het belang bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de bereikbaarheid van het station en het verhelpen van knelpunten bij het spoor. Ook is sprake van urgentie. Er is namelijk voldaan aan de wettelijke urgentie-eis dat de gronden binnen drie jaar nodig zijn. De gemeente heeft hiervoor voldoende gemotiveerd toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden binnen drie jaar van start zullen gaan. Voor perceel 1 is ook aan het noodzaak-criterium voldaan omdat de gemeente een redelijke poging heeft gedaan om het perceel te verwerven door minnelijk overleg. Voor perceel 2 is er echter geen noodzaak meer omdat inmiddels overeenstemming is bereikt om de grond te verkopen in ruil voor een ander stuk grond. Hierdoor bekrachtigt de rechtbank alleen voor perceel 1 de onteigeningsbeschikking.

Concluderend

In deze uitgebreide uitspraak is het toetsingskader voor bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking duidelijk uiteengezet door de rechtbank. Het toetsingskader dat volgt uit de Omgevingswet wordt nauw gevolgd door de rechtbank en er wordt ook uitgebreid verwezen naar de relevante wettelijke bepalingen. Daarnaast is duidelijk geworden dat het bestuursorgaan de eigenaar van de betreffende grond zal moeten wijzen op de mogelijkheid het logboek in te zien, maar dat deze niet voor een ieder ter inzage hoeft te worden gelegd. Dit artikel is geschreven door Kim Albert en Anne Verberne. Kim Albert 2 [post_title] => Onteigening onder de Omgevingswet: eerste uitspraak over bekrachtiging door bestuursrechter [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onteigening-onder-de-omgevingswet-eerste-uitspraak-over-bekrachtiging-door-bestuursrechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-06 15:34:10 [post_modified_gmt] => 2025-08-06 13:34:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45435 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 45418 [post_author] => 74 [post_date] => 2025-08-06 14:27:14 [post_date_gmt] => 2025-08-06 12:27:14 [post_content] =>

Inleiding

Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over de bevoegdheid van burgemeesters om woningen te sluiten. Het toetsingskader uit de Harderwijk-uitspraak uit 2022 is daarbij aangescherpt. De Afdeling geeft hiermee duidelijkheid over de uitgangspunten die zullen worden gehanteerd om woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet te beoordelen.

Eerdere jurisprudentie

In eerdere uitspraken (ECLI:NL:RVS:2019:2912, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ECLI:NL:RVS:2022:1910) heeft de Afdeling het kader over woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet reeds uitgewerkt. Onderdeel hiervan was de Harderwijk-uitspraak, waarin de Afdeling oordeelde dat de toetsing van het evenredigheidsbeginsel bestaat uit drie onderdelen: 1) geschiktheid; 2) noodzakelijkheid; en 3) evenwichtigheid. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is van belang bij woningsluiting gezien de ingrijpende gevolgen van de maatregel. In dit geval gaat het bijvoorbeeld om een woning waarin drugs en wapens zijn gevonden. De woning is vervolgens gesloten door de burgemeester, waarna de bewoner van het pand en tevens eigenaar van de drugs en wapens in detentie is genomen. In de woning woonde echter ook zijn dochter die op dat moment hoogzwanger was. De vraag is dan ook of de woningsluiting wel evenredig is.

Uitspraak van de Afdeling

Woningsluiting is een herstelmaatregel In het bestuursrecht bestaan er twee soorten sancties: herstelsancties en punitieve sancties. Herstelsancties hebben als doel het beëindigen van een overtreding, terwijl een punitieve sanctie er op is gericht een straf op te leggen. In de overzichtsuitspraak bevestigt de Afdeling dat woningsluiting een herstelmaatregel is: het doel van woningsluiting is dat de overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd. De burgemeester is op grond van de Opiumwet bevoegd om een woning te sluiten als er in of vanuit de woning drugshandel plaats vindt. Het evenredigheidsbeginsel Bij de sluiting van een woning moet de burgemeester beoordelen of dit evenredig is. Dit volgde reeds uit de Harderwijk-uitspraak. In deze uitspraak heeft de Afdeling het evenredigheidsbeginsel verder uitgewerkt. Geschiktheid vereist dat woningsluiting een geschikt middel is om de overtreding van de Opiumwet te beëindigen. In de uitspraak oordeelt de Afdeling dat tijdsverloop ervoor kan zorgen dat woningsluiting niet langer geschikt is. Dit kan het geval zijn wanneer er al zo veel tijd is verstreken dat de overtreding ondertussen al is beëindigd. Indien woningsluiting nog wel een geschikt middel is moet vervolgens de noodzaak worden beoordeeld. Gekeken moet worden of een minder ingrijpend middel kon worden ingezet. Bij de beoordeling van de noodzaak moeten verschillende omstandigheden worden meegenomen. Onder andere moet worden gekeken naar de soort drugs en de aanwezige hoeveelheid, of de woning de feitelijke handelsplaats is voor de drugs en of de omgeving gelinkt kan worden aan drugscriminaliteit. Na een beoordeling van de noodzaak moet als laatste worden gekeken of de woningsluiting evenwichtig is. Dit vereist een belangenafweging tussen de nadelige gevolgen van de woningsluiting voor de bewoners en het doel van de woningsluiting. Hiervoor noemt de Afdeling een aantal gezichtspunten, zoals de verwijtbaarheid van degenen die nadelige gevolgen ervaren door de sluiting, een mogelijke bijzondere binding met de woning, de aanwezigheid van minderjarige kinderen en of de woning na sluiting terug in gebruik kan worden genomen. Het oordeel in deze zaak In deze zaak oordeelt de Afdeling dat de woningsluiting niet evenwichtig is. Op het moment van de woningsluiting was de dochter hoogzwanger, terwijl de dochter zelf niet verdacht is van drugshandel. Stress die wordt veroorzaakt door de woningsluiting en het moeten zoeken van een nieuwe woning kunnen de zwangerschap negatief beïnvloeden. In dit geval is er dus sprake van een bijzondere omstandigheid die zwaarder weegt dan het sluiten van de woning.

Concluderend

Met deze overzichtsuitspraak van de Afdeling is verder duidelijk geworden hoe het evenredigheidsbeginsel moet worden toegepast bij het sluiten van woningen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Daarbij is het van belang dat een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt. Burgemeesters hebben een discretionaire bevoegdheid om woningen te sluiten, maar dienen dit wel uitgebreid te motiveren. Dit artikel is geschreven door Robin de Hoon en Anne Verberne. Robin Hoon 3 [post_title] => Overzichtsuitspraak ABRvS over woningsluiting bij drugspanden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => overzichtsuitspraak-abrvs-over-woningsluiting-bij-drugspanden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-06 14:27:14 [post_modified_gmt] => 2025-08-06 12:27:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45418 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 45407 [post_author] => 10 [post_date] => 2025-08-04 14:50:53 [post_date_gmt] => 2025-08-04 12:50:53 [post_content] =>

Inleiding

Op 23 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan over de leer van schaarse rechten in relatie tot begrotingssubsidies. De Afdeling sluit hierbij aan bij de Didam-arresten van de Hoge Raad. De uitspraak van de Afdeling is belangrijk voor bestuursorganen die gebruik maken van begrotingssubsidies. Bij de verlening hiervan moet voortaan mededingingsruimte worden geboden of moet objectief op basis van toetsbare en redelijke criteria gemotiveerd worden waarom er maar één geschikte kandidaat is.

Het geschil

Gemeentes en provincies kunnen van het Rijk geld krijgen om beleid van de Rijksoverheid uit te voeren, dit zijn zogenaamde ‘specifieke uitkeringen’. Het geld van zo’n specifieke uitkering is door de gemeente Peel en Maas gebruikt om een subsidie te verlenen aan functionarissen om dat Rijksbeleid vervolgens uit te voeren. Tegen de verlening van de subsidie is een andere partij in bezwaar gekomen. Zij was van mening dat de gemeente bij de verlening van de subsidie een openbare, transparante en eerlijke procedure had moeten volgen zodat ook zij had kunnen meedingen. Volgens de gemeente gaat het echter om een begrotingssubsidie (art. 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb). Begrotingssubsidies worden opgenomen in de gemeentelijke begroting. Hier is in beginsel geen plafond aan verbonden. Volgens de gemeente is het daarom per definitie niet schaars. Daarom geldt er volgens de gemeente dan ook geen verplichting tot het bieden van mededingingsruimte. In beroep heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat de begrotingssubsidie een schaars publiek recht is waarvoor meerdere potentiële gegadigden waren. Omdat de andere partij niet heeft kunnen mee dingen naar de subsidie, is de subsidie in strijd met het gelijkheidsbeginsel verleend.

Uitspraak van de Afdeling

De Afdeling oordeelt dat de begrotingssubsidie een schaars recht is. Er waren namelijk meerdere potentiële gegadigden. Voor schaarse rechten volgt uit vaste rechtspraak (Vlaardingen) dat deze op transparante wijze moeten worden verdeeld. Er moet op grond van het gelijkheidsbeginsel ruimte worden geboden om mee te dingen naar de subsidie. In het Didam I arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat geen mededingingsruimte geboden hoeft te worden wanneer bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. Dit moet dan wel gemotiveerd bekend worden gemaakt. In het Didam II arrest heeft de Hoge Raad verder verduidelijkt dat deze bekendmaking ertoe strekt een gegadigde alsnog de mogelijkheid te bieden om mee te dingen. De Afdeling sluit aan bij de Didam-leer. De gemeente moest dus mededingingsruimte bieden bij de verdeling van de begrotingssubsidie. Indien de gemeente ervan uitgaat dat er maar één geschikte gegadigde is, dient dit alsnog op voorhand (8 weken van te voren) te worden gepubliceerd. In dat geval moet op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria worden gemotiveerd waarom er maar één serieuze gegadigde in aanmerking komt.

Concluderend

Met deze uitspraak heeft de Afdeling duidelijk gemaakt dat ook bij het verlenen van begrotingssubsidies in beginsel mededingingsruimte zal moeten worden geboden. In dit geval heeft de gemeente niet deugdelijk gemotiveerd op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria waarom maar een partij in aanmerking kwam voor de subsidie. In de praktijk is het voor gemeentes en provincies die regelmatig gebruik maken van begrotingssubsidies dus van belang om deugdelijk en op tijd te motiveren waarom er maar één gegadigde kan zijn. Zo niet, dan moet er namelijk mededingingsruimte worden geboden. Dit artikel is geschreven door Rik Wevers en Anne Verberne. Rik Wevers 2 [post_title] => Schaarse rechten en begrotingssubsidies: Afdeling sluit aan bij de Didam-leer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schaarse-rechten-en-begrotingssubsidies-afdeling-sluit-aan-bij-de-didam-leer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-05 11:37:18 [post_modified_gmt] => 2025-08-05 09:37:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45407 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 45384 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-08-01 15:34:12 [post_date_gmt] => 2025-08-01 13:34:12 [post_content] => IT-juristen weten het al jaren: de kloof tussen juridische beoordeling en de realiteit van IT contracten / softwareontwikkeling is diep. Die kloof wordt pijnlijk zichtbaar in een recente rechtszaak tussen On Air B.V. en Triple IT B.V., waarin het gerechtshof Amsterdam zich buigt over de vraag of een front-end tijdig en deugdelijk is opgeleverd in een agile ontwikkeltraject. De procedure is inmiddels ruim drie jaar gaande, met als voorlopig dieptepunt dat het hof zich genoodzaakt ziet een IT-deskundige in te schakelen om fundamentele begrippen uit de IT-praktijk uit te leggen.

De uitdaging: juridisch kaderen van agile/scrum

In deze zaak draait het om de ontwikkeling van een front-end via een agile/scrum-aanpak, met levering in sprints en een "definition of done". Triple IT factureerde voor haar werkzaamheden, terwijl On Air betaling weigerde, stellende dat niet aan de afgesproken voorwaarden was voldaan. Volgens On Air was geen sprake van deugdelijke oplevering, laat staan acceptatie. Het hof constateert echter dat het simpelweg ontbreken van een concrete opleverdatum — een typisch kenmerk van agile werken — het juridisch kader bemoeilijkt. Wat betekent ‘oplevering’ binnen agile? Is het label ‘done’ in de procesmanagement software voldoende om aan te nemen dat een (deel)product geaccepteerd is? Wanneer begint de klachttermijn te lopen bij software die iteratief wordt ontwikkeld? Rechters weten het niet en dat is logisch. Het zijn immers geen IT-professionals.

Deskundige moet terminologie en praktijk uitleggen

In het tussenarrest van april 2024[1] besluit het hof dan ook om een IT-deskundige te benoemen. Die krijgt een indrukwekkend takenpakket mee: van het beoordelen van de feitelijke voortgang per sprint, tot het verklaren van begrippen als ‘scrum master’, ‘sprint’, ‘front-end’ en — cruciaal — ‘done’. De deskundige moet ook uitleggen hoe de branche omgaat met tussentijdse opleveringen in sprints, en in hoeverre die gebruikelijk als formele oplevermomenten worden beschouwd. De kernvraag is dan: heeft een ‘done’ ticket juridische gevolgen, zoals het starten van een klachttermijn of de impliciete acceptatie van het werk? Deze vragen raken het hart van veel IT-geschillen.

Traagheid en kosten van de procedure

De rechtbank deed uitspraak in maart 2022. Pas in april 2024 besluit het hof tot een deskundigenonderzoek. In juli 2025[2] wordt de deskundige officieel benoemd. De verwachting is dat het rapport pas in of na december 2025 beschikbaar komt, waarna partijen mogen reageren. Een einduitspraak? Niet eerder dan medio 2026. Een slepende hoger beroep procedure van vier jaar is dan een feit.

Had dit beter gekund? Ja: arbitrage en duidelijke contracten

Een geschil als dit illustreert waarom partijen in IT-geschillen vaak beter af zijn met arbitrage bij gespecialiseerde instituten als SGOA of TAMI. Daar hebben arbiters wél kennis van agile, scrum, sprints en software ontwikkeling. Soms volstaat al om een materie-deskundige, in het kader van een bindend advies, een oordeel te laten geven. Met zo’n oordeel kunnen partijen daarna weer verder. Dat is met name relevant wanneer partijen met elkaar door willen gaan. Alleen hebben ze dit dispuut waar iemand een oordeel in moet geven. Daarna gaan ze verder met elkaar. Dan kun je gaan jaren wachten op een uitspraak van een gerechtshof. Dan wil je binnen een paar weken duidelijkheid. Daarnaast onderstreept deze zaak het belang van duidelijke contracten. Definieer wat ‘oplevering’ betekent. Leg vast wat ‘done’ is. Omschrijf acceptatieprocedures per sprint. Beter nog: vermijd vaagheden als “we aim to have a shippable release” of “As a result we don not offer completion dates” of “Final project costs are not projected or guaranteed, a result of the agile software development approach that allows for changing requirements, methods and designs throughout the project.” Deze onduidelijkheden leiden vroeg of laat tot discussies.

Conclusie

Deze zaak laat zien dat juridische systemen nog steeds moeite hebben om wendbare ontwikkelmethoden juridisch te duiden. Een deskundige moet nu de rechter helpen om agile te begrijpen. Maar had dit voorkomen kunnen worden? Absoluut, met duidelijke definities, goede documentatie, betere communicatie met de opdrachtgever en waar nodig een alternatieve geschilbeslechting via arbitrage c.q. bindend advies. Heb je hier vragen over? Neem dan contact op met Jos van der Wijst. [1] Gerechtshof Amsterdam, 23 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1070 [2] Gerechtshof Amsterdam, 15 juli 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1814 Jos van der Wijst [post_title] => Agile, sprints en ‘done’ in de rechtszaal: Waarom rechters IT-deskundigen nodig hebben [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => agile-sprints-en-done-in-de-rechtszaal-waarom-rechters-it-deskundigen-nodig-hebben [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-01 15:34:12 [post_modified_gmt] => 2025-08-01 13:34:12 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45384 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 45409 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-08-01 13:31:59 [post_date_gmt] => 2025-08-01 11:31:59 [post_content] => Vanaf 28 juni 2025 treedt de European Accessibility Act (EAA) in werking in Nederland. De wet verplicht organisaties om digitale diensten — zoals websites, webshops, apps en ticketautomaten — toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. De EAA wordt via aanpassingen in de Warenwet, de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek in Nederlandse regelgeving verankerd. Voor de uitvoering wordt teruggegrepen op de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG). Dit zijn internationale richtlijnen en aanbevelingen voor digitale toegankelijkheid.

Voor wie geldt de EAA?

De EAA geldt voor aanbieders van digitale goederen en diensten aan consumenten binnen de EU, waaronder:
  • Webshops, e-commerce-sites en reserveringsplatforms
  • Apps en websites van organisaties die audiovisuele mediadiensten, financiële producten, e-books of zelfbedieningsterminals aanbieden
Uitzonderingen gelden voor micro‑ondernemingen met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet onder €2 mln, en voor diensten uitsluitend B2B gericht, mits er geen kennelijk consumentenbereik is.

Wat betekent dit voor websitebouwers?

Websitebouwers zullen steeds vaker vragen krijgen zoals:
  • "Voldoet dit website-ontwerp aan EAA?"
  • "Hoe verwerk ik WCAG in mijn projecten?"
  • "Wat moet er in toegankelijkheidsverklaringen?"
Wat moet je doen:
  1. Accessibility audit / checks aanbieden – gebruik tools om te toetsen op WCAG 2.1-niveau AA.
  2. Toegankelijkheid ‘by design’ borgen – start bij designfase met EN 301 549 en WCAG-protocollen.
  3. Toegankelijkheidsverklaring & rapportage – minimaal 50 richtlijnen beoordelen en/of plannen binnen 6 maanden.
  4. Insluiting van bestaande sites & updates – ook bestaande sites kunnen onder de wet vallen bij significante updates.
Recent nieuws en signalen
  • MKB Nederland: 70 % van websites nog niet toegankelijk.
  • Webbouwers zoeken naar praktische handvatten en tooling.
  • Ook zorg, banken, reisplatforms en vervoer bereiden zich actief voor.

Veelgestelde vragen aan websitebouwers:

  • Valt deze website onder de EAA?
→ Ja, als er consumentendiensten worden aangeboden.
  • Moet ik WCAG TT toetsen?
→ Ja, WCAG 2.1 AA is minimumvereiste.
  • Hoe gaan we om met updates?
→ Beoordeel of updates ‘significant’ zijn voor hernieuwde toetsing.
  • Hoe formuleer je een verklaring?
→ Benoem WCAG-elementen en koppel aan ontwerpdocumentatie. Wij helpen webbureaus en ontwikkelteams bij EAA‑compliance voor webbureaus met:
  • Juridisch advies over reikwijdte en uitzonderingen (hoe moet je termen uitleggen?)
  • Opstellen van toegankelijke designrichtlijnen
  • Begeleiden van audits en verklaringen
  • Strategie bij klantondersteuning
Neem contact op via wijst@bg.legal – samen zorgen we dat jouw diensten EAA-compliant worden. Jos van der Wijst 2 [post_title] => European Accessibility Act: wat moeten webbouwers nú weten? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => european-accessibility-act-wat-moeten-webbouwers-nu-weten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-04 14:36:30 [post_modified_gmt] => 2025-08-04 12:36:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45409 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 45376 [post_author] => 2 [post_date] => 2025-08-01 10:17:21 [post_date_gmt] => 2025-08-01 08:17:21 [post_content] =>

Inleiding

Op 29 april 2025 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over de termijnen voor elektriciteitsaansluiting. Het ging daarbij om de vraag of de netbeheerder Enexis aansprakelijk is voor schade ontstaan door het overschrijden van de 18-wekentermijn die voortvloeit uit artikel 23, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998. In dit artikel bespreken wij de achtergrond van de zaak en het oordeel van het Gerechtshof.

Het geschil

ZT Netherlands heeft in 2020 een aanvraag voor een elektriciteitsaansluiting gedaan bij Enexis. Voor de aansluiting werd door Enexis een realisatietermijn van gemiddeld 45 weken gegeven in de offerte. De offerte is vervolgens getekend door ZT Netherlands. 25 weken na ondertekening is de aansluiting gerealiseerd. Tot aan de realisatie van de aansluiting maakte ZT Netherlands gebruik van dieselaggregaten om de bedrijfsvoering door te laten lopen. Voor de gemaakte kosten stelde ZT Netherlands vervolgens Enexis aansprakelijk vanwege het overschrijden van de termijn.

Wettelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting

In de Elektriciteitswet stond een wettelijke bepaling waaruit volgde dat een aansluiting op het elektriciteitsnet binnen redelijke termijn gerealiseerd moest worden. Deze redelijke termijn verstreek 18 weken na de aanvraag. Na uitspraken door het Europese Hof van Justitie in 2020 en 2021 werd echter bekend gemaakt door de ACM dat niet meer zou worden gehandhaafd op de wettelijke 18-wekentermijn en dat zou worden gekeken naar de norm van een ‘redelijke aansluittermijn, die afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval nader kan worden vastgesteld’. De 18-wekentermijn was namelijk in strijd met het Europese recht omdat deze had moeten worden vastgesteld door de nationale regulerende instantie in plaats van de wetgever. Ondanks het afzien van handhaving door de ACM is de 18-wekentermijn de afgelopen jaren wel toegepast door de rechters. Zo ook in de uitspraak in eerste aanleg over het geschil tussen ZT Netherlands en Enexis door de Rechtbank Oost-Brabant.

Uitspraak Gerechtshof

In 2023 oordeelde de Rechtbank Oost-Brabant dus dat de 18-weken termijn verbindend was ondanks de uitspraken van het Europese Hof en het afzien van handhaving door de ACM. Enexis werd dus aansprakelijk gehouden voor de schade van ZT Netherlands als gevolg van de langere aansluittermijn. In hoger beroep deed Enexis een beroep op het Europese recht. Uit de Elektriciteitsrichtlijn volgt dat netbeheerders in beroep moeten kunnen gaan over de nationale voorwaarden die worden gesteld door de nationale regulerende instantie (de ACM) over de toegang tot het net. De 18-wekentermijn volgt echter uit een wet in formele zin, namelijk de Elektriciteitswet en is dus niet vastgesteld door het ACM. Hierdoor kon Enexis de termijn niet ter discussie stellen. Het Gerechtshof gaat mee in het betoog van Enexis en oordeelt dat de 18-wekentermijn uit de Elektriciteitswet buiten toepassing moet worden gelaten omdat de totstandkoming strijd oplevert met het Europese recht. Vervolgens moest het Gerechtshof beoordelen of sprake is van een ‘redelijke’ termijn. Dit is volgens het Gerechtshof het geval. Hierbij speelde onder andere een rol dat de gemiddelde aansluittermijn op het moment van de aanvraag van ZT Netherlands 35 weken bedroeg, dat Enexis meermaals heeft aangegeven dat de realisatie langer zou duren dan 18 weken, en dat het redelijk is dat Enexis een ‘first-come-first-served’ principe hanteerde en dus geen voorrang gaf aan ZT Netherlands.

Concluderend

De 18-wekentermijn waar het in deze zaak om draaide is niet in de nieuwe Energiewet opgenomen en is per 22 februari 2025 vervallen. In plaats daarvan moet de netbeheerder de aansluiting realiseren ‘binnen een redelijke termijn’. Duidelijk is geworden dat op grond van het Europese recht de ACM bevoegd is om aansluittermijnen vast te stellen. Deze termijnen zijn vastgelegd in de Netcode elektriciteit, waarin onder andere uitzonderingen zijn opgenomen wanneer sprake is van netcongestie of overmacht. Kim Albert   [post_title] => Redelijke termijn voor elektriciteitsaansluiting [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => redelijke-termijn-voor-elektriciteitsaansluiting [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-01 10:17:21 [post_modified_gmt] => 2025-08-01 08:17:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45376 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 45351 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-07-30 16:18:17 [post_date_gmt] => 2025-07-30 14:18:17 [post_content] => Als ondernemer sta je bij een overname voor strategische keuzes. Zeker wanneer je het bedrijf van een IT-dienstverlener overneemt, zijn technische compliance, licenties, klantenbinding en transparantie over de cijfers van belang. Een recente uitspraak van de Rechtbank Den Haag (ECLI:NL:RBDHA:2025:11815) maakt duidelijk wat er mis kan gaan bij een dergelijke overname én wie in zo een situatie de risico’s draagt.

Geen ‘kat in de zak’ – maar toch een miskoop?

XIXO B.V., zelf een ICT-dienstverlener, nam eind 2023 AllSystems over. Al snel nadat de overname rond was kwamen er diverse problemen aan het licht: licenties bleken niet in orde, cijfers verschilden van eerdere overzichten en klanten bleken minder loyaal dan gedacht. XIXO claimde dat ze de onderneming nooit had gekocht als ze dit had geweten en stapte naar de rechter. Toch wees de rechtbank de vorderingen af. Belangrijk was dat de koper al vóór de transactie kennis had van diverse gebreken. Tijdens het transactieproces is op meerdere momenten naar boven gekomen dat AllSystems haar zaken op bepaalde punten niet op orde had. XIXO wist dit of had dit in ieder geval kunnen en moeten weten. Dat XIXO naderhand spijt kreeg, had de rechtbank geen boodschap aan. Dat de overname van AllSystems achteraf voor XIXO tegenvalt, komt gelet op het voorgaande voor haar eigen rekening en risico.

Due diligence: een (gemiste) kans

De uitspraak onderstreept dat partijen bij een overname zelf verantwoordelijk zijn voor het uitvoeren van een zorgvuldig onderzoek (due diligence). XIXO had signalen ontvangen over administratieve fouten en licentieproblemen. Haar eigen technisch manager schreef nog vóór de overdracht dat er een ernstige compliance issue zou zijn voor wat betreft de licenties van de omgeving. Desondanks besloot XIXO de overname door te zetten en de prijs te verlagen, zonder verder onderzoek te doen. De rechter rekende dat de koper aan, en oordeelde daarover als volgt: “De omstandigheid dat XIXO geen nader onderzoek heeft verricht, maar alleen een koopprijsverlaging heeft bedongen, is haar keuze geweest en komt dan ook voor haar rekening en risico”.

Uitsluiten van ontbinding of vernietiging

De overeenkomst bevatte een bepaling die vernietiging of ontbinding uitsloot. Volgens de rechter is dat in overnamecontracten gebruikelijk, juist omdat de gevolgen moeilijk terug te draaien zijn. De koper kan in een overnamecontract zijn (financiële) belangen waarborgen door garanties en/of zekerheden te bedingen. Dat deed XIXO ook. Maar waar een koper denkt op basis van non-conformiteit of bedrog onder de deal uit te kunnen, blijkt in de praktijk de lat hoog te liggen. Er werd geen garantie geschonden en er was ook geen sprake van bedrog. “Anders dan XIXO meent, is niet vast komen te staan dat AllSystems opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt of een mededelingsplicht heeft geschonden”, aldus de rechtbank.

Het klantenbestand

Een ander leerpunt is de rol van klantrelaties bij dergelijke overnames. XIXO dacht dat zij 250 klanten had overgenomen, maar een groot deel bleek volgens haar in de praktijk te zijn gebonden aan individuele zzp’ers of was na de overname verdwenen. Toch oordeelde de rechter dat ook dit onvoldoende grond is om de deal terug te draaien. AllSystems had vooraf duidelijk gemaakt hoe de klantrelaties waren opgebouwd en ook de omzetcijfers waren inzichtelijk. AllSystems heeft voldoende gemotiveerd waarom een deel van de klanten niet verder is gegaan met XIXO. De systemen van XIXO zouden namelijk niet goed zijn en zij zouden aanzienlijk hogere prijzen dan AllSystems hanteren.

De les: IT-overnames zijn complex, laat due dilligence uitvoeren

Deze uitspraak bevestigt dat bij de overname van een IT-onderneming elk detail telt. Of het nu gaat om (geldige) softwarelicenties, klantenbinding, verborgen technische risico’s of de betrouwbaarheid van financiële informatie: het zijn allemaal aspecten die zorgvuldig juridisch moeten worden beoordeeld en vastgelegd. Hier achteraf op terugkomen is zelden succesvol.

Wees voorbereid

Bij BG.legal voeren wij (technische) due diligence uit en begeleiden wij IT-ondernemers en kopers in het hele overnameproces. Overweegt u een IT-bedrijf over te nemen of te verkopen? Neem tijdig contact op met onze IT-specialist Jos van der Wijst en/of onze overnamespecialist Daniëlle Hack. Jos van der Wijst 2 [post_title] => Aandachtspunten bij een overname van een IT-bedrijf [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => aandachtspunten-bij-een-overname-van-een-it-bedrijf [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-07-30 16:18:17 [post_modified_gmt] => 2025-07-30 14:18:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45351 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 45406 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-07-30 14:05:11 [post_date_gmt] => 2025-07-30 12:05:11 [post_content] => De Digital Services Act (DSA) wordt vaak gezien als een wet die alleen geldt voor de allergrootste techbedrijven — zoals Meta, Google of TikTok. Maar dat is een misvatting. Veel organisaties die online diensten aanbieden vallen óók onder de DSA. Dat geldt met name voor platforms die consumenten en aanbieders met elkaar verbinden: marktplaatsen, ticketwebsites, recensiesites en communityfora.

Wat zijn de criteria om onder de DSA te vallen?

De DSA is van toepassing op intermediaire diensten die gericht zijn op de EU-markt. Dit omvat:
  • Hostingdiensten (websites met door gebruikers gegenereerde content)
  • Online platforms (zoals e-commerceplatforms, reviewwebsites, digitale marktplaatsen)
  • Advertentiediensten die gebruikers en adverteerders matchen
Zodra jouw platform structureel gebruikers binnen de EU bedient en hen met elkaar in contact brengt, val je onder de DSA. En dat gaat sneller dan je denkt. Voorbeeld: Een Nederlandse ticketwebsite die gebruikers laat zoeken naar regionale theatervoorstellingen, en recensies publiceert, fungeert als online platform. Als deze website duizenden EU-gebruikers heeft, moet zij voldoen aan de DSA — ondanks dat ze geen Big Tech is.

Recente handhavingsontwikkelingen

In het tweede kwartaal van 2025 zijn onder meer de volgende handhavingsontwikkelingen te zien:
  • De Europese Commissie klaagt vijf lidstaten aan wegens gebrekkige DSA-implementatie
  • Platform X (voorheen Twitter) moet logbestanden en API’s beschikbaar stellen voor toezicht
  • Leeftijdsverificatie-apps worden getest in vijf EU-lidstaten om jongeren online beter te beschermen

Wat moet je als organisatie nu doen?

De DSA legt verplichtingen op aan alle online platforms die EU-gebruikers bedienen. Denk aan:
  • Een meld- en verwijderprocedure voor illegale content (Art. 16)
  • Een toegankelijk klachtenmechanisme (Art. 20)
  • Transparantie over moderatie, advertenties en algoritmische aanbevelingen (Art. 15–17)
  • Eventueel een risicobeoordeling en maatregelen tegen desinformatie of manipulatie (Art. 34–37)

Wat betekent dit voor de praktijk?

Bied je een digitale dienst of platform aan? Dan is de kans groot dat je onder de DSA valt. De regelgeving geldt ook voor Europese platforms van bescheiden omvang. BG.legal helpt jouw organisatie bij:
  • Beoordeling of je onder de DSA valt
  • Opzetten van meld- en klachtenprocedures
  • Transparantiebeleid en auditvoorbereiding
  • Implementatie van DSA-compliant processen
Neem contact op via wijst@bg.legal en zorg dat je tijdig voldoet aan de Digital Services Act. Jos van der Wijst 2 [post_title] => Digital Services Act: ook jouw platform valt eerder onder de regels dan je denkt [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => digital-services-act-ook-jouw-platform-valt-eerder-onder-de-regels-dan-je-denkt [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-04 14:29:45 [post_modified_gmt] => 2025-08-04 12:29:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45406 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 45347 [post_author] => 10 [post_date] => 2025-07-29 16:10:58 [post_date_gmt] => 2025-07-29 14:10:58 [post_content] => In 2022 is binnen de EU het Instrument voor Internationale Overheidsopdrachten (IIO)[1] opgetuigd. Hiermee kunnen handelsrestricties aan derde landen worden opgelegd. Met ingang van 30 juni jl. is voor het eerst op basis van het IIO een maatregel[2] opgelegd aan China. Dit omdat de toegang van EU-bedrijven tot de Chinese markt voor medische hulpmiddelen te veel wordt belemmerd. Met de doorgevoerde handelsrestricties hoopt de EC China zover te krijgen dat EU-bedrijven meer toegang krijgen tot de Chinese markt van medische hulpmiddelen. De IIO-maatregel heeft tot gevolg dat bij een Europese aanbesteding van de levering van medische hulpmiddelen (CPV-codes 33100000-1 tot en met 33199000-1) met een waarde van tenminste €5.000.000,- het uitgangspunt is dat Chinese bedrijven worden uitgesloten. Hetzelfde geldt ook voor (Europese) leveranciers die voor meer dan 50% van de waarde van de opdracht, medische hulpmiddelen aanbieden afkomstig uit China. Genoemde restricties gelden voor aanbestedingen aangevangen vanaf of na 30 juni 2025 en worden opgelegd aan aanbestedende diensten. Gelet op de soort leveringen en de drempelwaarde, heeft de maatregel vooral impact op de academische ziekenhuizen die medische hulpmiddelen inkopen. Pas wanneer er voor de levering van medische hulpmiddelen geen alternatief is voor producten van Chinese herkomst, kan de aanbestedende dienst besluiten niet tot uitsluiting van Chinese leveranciers of andere leveranciers die (uitsluitend of voor meer dan 50%) medische hulpmiddelen van Chinees fabricaat leveren, over te gaan. Voor aanbestedende diensten en ondernemers heeft het ministerie van Economische zaken en Klimaat in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken een handreiking over onder meer de toepassing van het IIO-instrument gemaakt.[3] [1] Verordening (EU) 2022/1031 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2022 [2] Uitvoeringsverordening (EU) 2025/1197 van de Commissie van 19 juni 2025 [3] Handreiking Toepassing Instrument voor Internationale Overheidsopdrachten en Verordening buitenlandse subsidies Rik Wevers 1 [post_title] => Update zorg: aanbesteding van medische hulpmiddelen uit China aan banden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => update-zorg-aanbesteding-van-medische-hulpmiddelen-uit-china-aan-banden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-07-29 16:13:04 [post_modified_gmt] => 2025-07-29 14:13:04 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45347 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 45446 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-08-07 15:20:25 [post_date_gmt] => 2025-08-07 13:20:25 [post_content] =>

Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 9 juli 2025 een interessante (tussen)uitspraak gedaan over de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan. De Afdeling slaat daarmee een nieuwe koers in door publiekrechtelijke borging in bepaalde gevallen verplicht te stellen. In dit artikel bespreken wij het geschil, de oude jurisprudentielijn en de koerswijziging die de Afdeling heeft gemaakt.

Het geschil

De (tussen)uitspraak van de Afdeling draait om het bestemmingsplan Parkhaven in Rotterdam, dat voorziet in de bouw van woontorens rondom de Euromast. In het bestemmingsplan is opgenomen dat het plangebied een hoogwaardige groene inrichting moet hebben, en dat dit noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan. Tegen het bestemmingsplan is door verschillende partijen beroep ingesteld, onder andere over de toename van verkeers- en parkeerhinder en de aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De Afdeling oordeelt dat verschillende onderdelen van het bestemmingsplan, waaronder de hoogwaardige groene inrichting van het gebied, niet concreet genoeg zijn uitgewerkt in het bestemmingsplan. Zij moeten dan ook door bijvoorbeeld een voorwaardelijke verplichting juridisch geborgd worden in de planregels.

Voorwaardelijke verplichting in bestemmingsplan

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd in bestemmingsplannen geregeld welke vormen van gebruik en welke ontwikkelingen waren toegestaan op een bepaalde locatie. Dit werd ook wel ‘toelatingsplanologie’ genoemd. Een bestemmingsplan kon dan ook geen gebodsbepalingen bevatten (onvoorwaardelijke verplichtingen). In een bestemmingsplan kon echter wel een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen. Een voorwaardelijke verplichting houdt in dat een bepaalde vorm van gebruik of ontwikkeling is toegestaan, op de voorwaarde dat aan een bepaalde verplichting (het uitvoeren van een bepaalde ruimtelijke maatregel) wordt voldaan.

Oude jurisprudentielijn

Het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan was op grond van de oude jurisprudentielijn niet verplicht. De ruimtelijke maatregel die moest worden genomen voordat een bepaalde ontwikkeling was toegestaan kon bijvoorbeeld ook via privaatrechtelijke afspraken worden vastgelegd. Of er werd volstaan met een toezegging van de gemeente dat de ruimtelijke maatregelen zouden worden getroffen.  Een voorwaardelijke verplichting hoefde dus niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen als de gemeenteraad het in haar macht had om zelf de voorwaardelijke verplichting te treffen. Was dit niet het geval, en was de voorwaardelijke verplichting wel noodzakelijk voor een goede ruimtelijke ordening, dan moest het wel in de planregels worden opgenomen.

Koerswijziging door de Afdeling

De Afdeling is een nieuwe koers ingeslagen. Maatregelen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn, moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij de maatregelen al op een andere wijze publiekrechtelijk zijn geborgd. Het opnemen in het bestemmingsplan verzekert namelijk de publiekrechtelijke borging van de realisatie en de instandhouding van de maatregel. Een toezegging of een privaatrechtelijke afspraak over de uitvoerding of instandhouding van de maatregelen is dus niet langer voldoende. Dit levert volgens de Afdeling namelijk onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is daarnaast in strijd met de rechtszekerheid. De Afdeling noemt specifiek nog drie situaties waarin een voorwaardelijke verplichting sowieso in de planregels moet worden opgenomen:
  • Wanneer het bevoegd gezag eigenaar of beheerder is van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen;
  • Wanneer het bevoegd gezag in de toekomst eigenaar of beheerder wordt van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen en toezegt de ruimtelijke maatregelen te realiseren en in stand te houden;
  • Wanneer een privaatrechtelijke afspraak is gemaakt over de voorwaardelijke verplichting.
In deze gevallen zijn er dus onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is het opnemen van de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan dus noodzakelijk voor hun rechtspositie.

Concluderend

Met deze verduidelijking heeft de Afdeling een belangrijke uitspraak gedaan over gebiedsontwikkeling en wordt de rechtszekerheid van bedrijven en burgers in plangebieden versterkt. Ook onder de Omgevingswet en het omgevingsplan (de opvolger van het bestemmingsplan) is het mogelijk om voorwaardelijke verplichtingen op te nemen. De verwachting is dan ook dat de lijn van de Afdeling ook bij omgevingsplannen zal worden doorgezet. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Voorwaardelijke verplichting verplicht: belangrijke koerswijziging [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voorwaardelijke-verplichting-verplicht-belangrijke-koerswijziging [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-07 15:20:25 [post_modified_gmt] => 2025-08-07 13:20:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45446 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1484 [max_num_pages] => 149 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:8d823a90c529710d00451fccf8663dad:0.11385200 17546182680.43254600 1754618268 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 9 juli 2025 een interessante (tussen)uitspraak gedaan over de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan. De Afdeling slaat daarmee...
Lees meer
Inleiding Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op het toetsingskader van de bekrachtigingsprocedure...
Lees meer
Inleiding Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over de bevoegdheid van burgemeesters om woningen te sluiten. Het toetsingskader uit...
Lees meer
Inleiding Op 23 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan over de leer van schaarse rechten in relatie tot begrotingssubsidies. De Afdeling sluit...
Lees meer
IT-juristen weten het al jaren: de kloof tussen juridische beoordeling en de realiteit van IT contracten / softwareontwikkeling is diep. Die kloof wordt pijnlijk zichtbaar in een recente rechtszaak tussen...
Lees meer
Vanaf 28 juni 2025 treedt de European Accessibility Act (EAA) in werking in Nederland. De wet verplicht organisaties om digitale diensten — zoals websites, webshops, apps en ticketautomaten — toegankelijk...
Lees meer
Inleiding Op 29 april 2025 heeft het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch uitspraak gedaan over de termijnen voor elektriciteitsaansluiting. Het ging daarbij om de vraag of de netbeheerder Enexis aansprakelijk is voor schade...
Lees meer
Als ondernemer sta je bij een overname voor strategische keuzes. Zeker wanneer je het bedrijf van een IT-dienstverlener overneemt, zijn technische compliance, licenties, klantenbinding en transparantie over de cijfers van...
Lees meer
De Digital Services Act (DSA) wordt vaak gezien als een wet die alleen geldt voor de allergrootste techbedrijven — zoals Meta, Google of TikTok. Maar dat is een misvatting. Veel...
Lees meer
In 2022 is binnen de EU het Instrument voor Internationale Overheidsopdrachten (IIO)[1] opgetuigd. Hiermee kunnen handelsrestricties aan derde landen worden opgelegd. Met ingang van 30 juni jl. is voor het...
Lees meer