WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[paged] => 0
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] =>
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1399
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 0, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 44070
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-11-20 15:28:10
[post_date_gmt] => 2024-11-20 14:28:10
[post_content] => Lego is een van de meest bekende en gewilde speelgoedmerken ter wereld, waardoor het merk bijzonder aantrekkelijk is om na te maken. De afgelopen jaren heeft Lego actief geprobeerd haar markt te beschermen en inbreukmakers te bestrijden. Een van de meest recente handhavingszaken is een zaak aangespannen tegen Wibra.[1] In deze blog lees je over hoe de voorzieningenrechter bevestigt dat Lego-producten niet zomaar nagemaakt kunnen worden wegens de merken- en modelrechten van Lego.
Het geschil
Lego heeft onlangs de populaire ‘Botanical Collection’ gelanceerd, met modulaire bloemenfiguren. Wibra startte met de verkoop van vergelijkbare producten, genaamd ‘Mini Block Flower Arrangement’ en ‘Mini Block Funny Animals’. Deze producten, gemaakt van plastic bouwblokjes, vertonen veel gelijkenissen met Lego’s eigen ontwerpen.
Het geschil draait enerzijds om de vraag of Wibra met haar producten inbreuk maakt op de geregistreerde modellen en merken van Lego. Anderzijds is de vraag of consumenten misleid worden door een vermeende associatie met het Lego-merk. Wibra daarentegen ontkent de beschuldigingen en stelt dat de producten te goeder trouw zijn aangeschaft en dat zij met het gebruik van de Lego-merknaam, bijvoorbeeld in metatags of op sociale media, niet de intentie had om te misleiden.
[caption id="attachment_44071" align="aligncenter" width="219"] Figuur 1 De Lego-botanical Collection[/caption]
Wibra verdedigt zich tegen Lego’s aantijgingen
Wibra stelt dat de Mini Block Flower Arrangement en Mini Block Funny Animals te goeder trouw zijn ingekocht van derde partijen, zonder intentie om inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten. Bovendien wijst Wibra op lopende nietigheidsprocedures bij het EUIPO tegen enkele van de door Lego ingeroepen modellen, waaronder een model dat in eerste aanleg al nietig is verklaard. Ook betwist Wibra merkinbreuk, waarbij zij benadrukt dat het gebruik van het teken ‘Lego’ als metatag is gestaakt en niet als gebruik in economisch verkeer kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de auteursrechtelijke en slaafse nabootsingsvorderingen stelt Wibra dat de Lego Botanical Collection geen eigen gezicht op de markt heeft en dat haar producten voldoende onderscheidend zijn om verwarring te voorkomen.
Beoordeling van de inbreuk op model- en merkenrechten
Op grond van artikel 90 lid 2 van de Gemeenschapsmodellenverordening is het gedaagden toegestaan om de nietigheid van een ingeroepen Gemeenschapsmodel aan te voeren als verweer. Wibra heeft echter nagelaten om deze mogelijkheid effectief te benutten. Het bedrijf verwees slechts naar lopende procedures bij het EUIPO tussen Lego en derden, zonder concreet en juridisch onderbouwd te stellen waarom de Lego-modellen ongeldig zouden zijn. Dit verweer werd door de rechter als onvoldoende beschouwd.
De rechter wees er bovendien op dat van Wibra verwacht had mogen worden om de geldigheid van de modellen verder te onderzoeken, zeker gezien de informatie waarover zij beschikte. Het feit dat dergelijke onderzoeken relatief eenvoudig uitvoerbaar waren, maakte het ontbreken van een onderbouwing des te opvallender.
Bij de beoordeling van de modelrechtinbreuk stelde de rechter dat Wibra onvoldoende had aangetoond dat haar producten bij een geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk zouden wekken dan de Lego-modellen. De verschillen in de bouwsteentjes tussen de Lego-modellen en die van Wibra werden als te minimaal beschouwd om een andere algemene indruk te wekken.
Wat betreft de merkinbreuk was het duidelijk dat Wibra het woordmerk ‘LEGO’ had gebruikt bij de promotie van haar producten op sociale media. Wibra had weliswaar aangegeven dit gebruik te staken, maar Lego had bewijs geleverd dat het gebruik nog niet was gestaakt. Daarmee werd de voortdurende merkinbreuk op basis van artikel 9 lid 2 van de Europese Merkverordening bevestigd.
De beslissing
De rechter heeft Wibra in het ongelijk gesteld en veroordeeld om onmiddellijk te stoppen met de inbreuk op de Lego-modellen en merken. Dit houdt in dat Wibra meer specifiek is dat Wibra moet stoppen met het invoeren, produceren, verkopen of anderszins verhandelen van de producten "Mini Block Flower Arrangement" en "Mini Block Funny Animals" die de Lego-merken en -modellen schenden. De opgelegde maatregelen gelden voor de gehele Europese Unie.
Daarnaast is Wibra veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Lego, die tot op heden zijn begroot op €14.577,07.
Conclusie
Deze zaak benadrukt hoe essentieel het is om uw intellectuele eigendomsrechten te registreren om uw positie in de markt te beschermen. Het vonnis laat zien dat maatregelen tegen inbreukmakers ingrijpend kunnen zijn, met hoge dwangsommen als gevolg bij niet-naleving. Dit een krachtig voorbeeld van hoe geregistreerde rechten kunnen worden gebruikt om uw producten en marktpositie te verdedigen.
Bovendien onderstreept deze uitspraak de risico’s die gepaard gaan met het onterecht gebruiken van andermans rechten en de gevolgen daarvan. Door uw rechten te registreren, versterkt u niet alleen uw juridische positie, maar vermindert u ook het risico op complicaties en onduidelijkheden. Dit is vooral belangrijk in sectoren zoals de speelgoedindustrie, waar de concurrentie groot is en een sterke bescherming van uw intellectuele eigendom een essentieel onderdeel vormt van uw bedrijfsstrategie.
Wil u graag een merk- of model registreren? Neem contact op met een van onze specialisten.
[1] Rb. Den Haag 19 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18975.
[post_title] => Blokje-voor-blokje: Lego behoudt zijn marktpositie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => blokje-voor-blokje-lego-behoudt-zijn-marktpositie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-20 15:28:10
[post_modified_gmt] => 2024-11-20 14:28:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44070
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 44053
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-11-19 16:32:10
[post_date_gmt] => 2024-11-19 15:32:10
[post_content] => Voor de maand oktober bespreken wij in het kader van onze jurisprudentie reeks weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Naast een aantal interessante overgangsrechtelijke zaken zijn er meerdere inhoudelijke uitspraken gedaan over het verlenen van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), onder andere over het herhaaldelijk toepassen van de BOPA-bevoegdheid en het meewegen van het belang van omwonenden bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Overgangsrecht
Wanneer het college van burgemeester en wethouders een overtreding constateert, is er in beginsel een plicht tot handhaving. Hiervan kan echter worden afgezien wanneer er concreet zicht op legalisatie is. Volgens vaste rechtspraak is er géén sprake van concreet zicht op legalisatie wanneer er géén aanvraag is ingediend of wanneer het college al heeft aangegeven dat ze niet bereid zijn om de activiteit te legaliseren. Deze jurisprudentie van voor de Omgevingswet wordt dus doorgetrokken naar Omgevingswet-zaken.
Uit het overgangsrecht van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing is op een beroep tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan tot dit besluit onherroepelijk is. In een eerdere overzichtsuitspraak heeft de ABRvS (
ECLI:NL:RVS:2024:1174) vastgesteld dat dit ook zo is wanneer er tijdens die procedure een herstelbesluit op grond van artikel 6:19 Awb wordt genomen. In deze zaak is dit in de praktijk toegepast. De ABRvS had aan de gemeenteraad opgedragen om een herstelbesluit te nemen, waartegen appellante betoogde dat hier geen bevoegdheid meer voor zou bestaan per 1 januari 2024. Dit werd door de ABRvS afgewezen, verwijzende naar de overzichtsuitspraak.
De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan over een verleende omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit, specifiek ziet de vergunning op het mogen verstoren van de dwergvleermuis en de egel. Deze uitspraak is een rechterlijke beoordeling van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. De voorzieningenrechter trekt de geldende rechtspraak van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet door, hieruit volgt dat alleen de diersoorten waarvoor de beschermingsontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Alle andere diersoorten vallen dus buiten het geding.
Op deze zaak is op grond van het overgangsrecht de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing. De appellant verwijst in zijn beroep naar de eisen die de Omgevingswet stelt voor participatie en betoogt dat hij onvoldoende is betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De Afdeling verduidelijkt echter dat appellant niet kan anticiperen op de regels onder de Omgevingswet wanneer het oude recht van toepassing is.
Deze zaak is interessant omdat hier ten onrechte de Omgevingswet al werd toegepast. In een handhavingszaak werd bij het opleggen van een last artikel 5.6 van de Omgevingswet ten grondslag gelegd, maar het verzoek tot handhaving was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet al ingediend, wat betekent dat het oude recht van toepassing is. Dit betekent dat het besluit vernietigd is door de rechtbank.
Inhoudelijk
Op 3 oktober 2024 is er een uitspraak gedaan over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) waaruit interessante nieuwe inzichten volgen. Zo wordt onder andere duidelijk dat de Omgevingswet niet in de weg staat aan het herhaald toepassen van de bopa-bevoegdheid voor een tijdelijke activiteit op dezelfde locatie. Wel is dan vereist dat er per keer een afweging gemaakt of dit met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar is en of er geen strijd is met provinciale- of rijksinstructieregels.
Deze zaak draait om een verleende omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De vergunning is voor het tijdelijk bewonen van een bedrijfspand, zodat de woning van aanvragers kan worden verbouwd. Als onderbouwing bij de verlening van de BOPA gebruikte het college van burgemeester en wethouders de stelling dat belangen van derden hierbij niet onevenredig worden aangetast. Dit is volgens de voorzieningenrechter echter onvoldoende, er had ook op de belangen van omwonenden (verzoekers) in moeten worden gegaan.
In deze uitspraak draait het ook om het criterium evenwichtige toedeling van functies aan locaties bij de verlening van een BOPA. Door verzoeksters wordt aangevoerd dat er niet voldaan is aan participatie en dat er onvoldoende is gekeken naar de sociale veiligheid en mogelijke overlast. Het eerste punt gaat de voorzieningenrechter niet in mee, er is een informatieavond geweest en in de Omgevingswet worden geen eisen gesteld aan participatie. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter wel onvoldoende gekeken naar de sociale veiligheid en overlast in de ruimtelijke onderbouwing. Er moet worden onderzocht en gemotiveerd dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.
Ook in de uitspraak van 29 oktober van de Rechtbank Oost-Brabant komt de BOPA aan bod. Interessant aan deze uitspraak is de vergelijking tussen het toetsingskader van de BOPA (EFTAL) en het afwijken van het bestemmingsplan op grond van de Wabo (goede ruimtelijke ordening) zoals gold onder oud recht. Bij de BOPA moet onder andere worden getoetst aan instructieregels. In deze zaak draait het om de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit is een instructieregel en hier moet dus aan worden getoetst.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Jurisprudentieoverzicht tiende maand Omgevingswet
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => jurisprudentieoverzicht-tiende-maand-omgevingswet
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-19 16:32:10
[post_modified_gmt] => 2024-11-19 15:32:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44053
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 44050
[post_author] => 6
[post_date] => 2024-11-18 13:48:12
[post_date_gmt] => 2024-11-18 12:48:12
[post_content] => Een gemeente gaat, na een aanbesteding, een dienst afnemen waarbij AI wordt gebruikt door de leverancier. De gemeente wil zeker weten dat deze dienst wet- en regelgeving nakomt. Met name
Europese digitaliseringsregelgeving zoals de AI Act. De gemeente ziet een, in potentie, afbreukrisico.
Voor deze gemeente gaan wij een
AI Act compliance check uitvoeren. Wanneer er sprake is van een AI systeem in de zin van de AI Act, dan brengt dat verplichtingen met zich mee. De omvang van deze verplichtingen is afhankelijk van de risico-categorie waar het AI-systeem onder valt. We beginnen met een onderzoek naar de vragen:
- Wordt hier een AI techniek gebruikt waardoor het voldoet aan de definitie van Artificial Intelligence in de AI Act.
- Zo ja, in welke risico categorie van de AI Act, valt dit AI-systeem.
- De AI Act onderscheidt verschillende rollen van partijen in de keten (ontwikkelaar, verkoper, gebruiker). Wie vervult welke rol en voldoet deze partij aan de verplichtingen van die rol.
Wanneer de conclusie van het onderzoek is dat er geen sprake is van een (hoog-risico) AI-systeem, dan betekent dit ook veel minder verplichtingen voor de leverancier en de gemeente.
Complexe AI vraagstukken pakken wij op samen met de partners in het
LegalAIR verband. Daar werken we samen met partijen met andere disciplines dan legal (ethiek, cybersecurity, data-science, regulatory). Afhankelijk van de vraag, stellen we een multidisciplinair team samen die de vragen beantwoorden.
Is jouw organisatie al begonnen met het in kaart brengen van de AI systemen en
AI-modellen die jullie gebruiken? Daar begint het mee. Vervolgens zou je van al die AI-systemen en AI-modellen moeten vaststellen of ze vallen onder het bereik van de AI Act. Wanneer dat het geval is dan zou je moeten vaststellen of ze compliant zijn. In een risicoanalyse bepaal je het potentiële risico van een AI systeem. Vervolgens kun je je aandacht vooral richten op die AI systemen die tot hoge risico’s leiden.
Heb je hier vragen over of zoek je hier hulp bij, neem dan contact op met
Jos van der Wijst.
[post_title] => AI Act compliance
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => ai-act-compliance
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-18 14:00:28
[post_modified_gmt] => 2024-11-18 13:00:28
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44050
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 44038
[post_author] => 68
[post_date] => 2024-11-18 10:25:40
[post_date_gmt] => 2024-11-18 09:25:40
[post_content] => De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over
licentievoorwaarden.
[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt. In deze kwestie speelt de vraag of Microsoft inbreuk maakt op het auteursrecht van Dyslexiefont doordat medewerkers van Microsoft de licentie niet correct zouden hebben gebruikt. Hoe de rechtbank hierover oordeelde, lees je in deze blog.
Feiten
Dyslexiefont heeft een speciaal lettertype bedacht voor mensen met dyslexie. Het bedrijf biedt verschillende licenties aan, waaronder een “
businesslicentie”. Volgens Dyslexiefont is deze businesslicentie enkel geldig wanneer deze voor het gehele personeelsbestand van een bedrijf wordt aangeschaft. Dit staat vermeld in haar algemene voorwaarden.
De kwestie ontstond toen vier medewerkers van Microsoft afzonderlijk een businesslicentie voor zichzelf aanschaften. Volgens Dyslexiefont was dit in strijd met hun voorwaarden, en dus vorderde het bedrijf een bedrag van € 475.000,- wegens schending van de licentievoorwaarden en vermeende auteursrechtinbreuk.
Microsoft verweerde zich door te stellen dat de medewerkers zelfstandig een licentie hadden aangeschaft voor eigen gebruik, zonder dat dit namens het gehele bedrijf was gedaan. Volgens Microsoft was er geen duidelijke communicatie vanuit Dyslexiefont dat de afzonderlijke aankopen niet toegestaan waren. Bovendien voerde Microsoft aan dat er geen sprake was van auteursrechtinbreuk.
Het oordeel van de rechtbank
Uiteindelijke oordeelde de rechtbank dat Dyslexiefont onvoldoende duidelijk had gemaakt dat de vier losse licentieovereenkomsten onrechtmatig waren. Hoewel het lettertype zelf
auteursrechtelijk beschermd is, concludeerde de rechtbank dat Microsoft geen inbreuk had gepleegd op dit auteursrecht. Dyslexiefont had volgens de rechtbank nagelaten om direct bezwaar te maken tegen de licentieaankopen. Verder had Dyslexiefont communicatie gehad met de Microsoft-medewerkers zonder aan te geven dat de aangekochte licentie onjuist was.
Volgens de rechtbank maakt het feit dat op het aanvraagformulier en in de algemene voorwaarden stond dat de licentie moest worden aangevraagd voor het totaal aantal medewerkers dit niet anders. Dyslexiefont heeft namelijk juist door het versturen van de berichten naderhand de indruk gewekt bij de Microsoft-medewerkers dat alles in orde was en niet dat er een fout was gemaakt, laat staan dat Microsoft door de handelwijze van haar medewerker een boete zou verbeuren.
Conclusie
Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige communicatie rond licentievoorwaarden. Wanneer uw onderneming een licentie aanbiedt met specifieke voorwaarden, is het van belang om deze voorwaarden expliciet te handhaven en potentiële klanten direct te informeren wanneer er sprake is van een onjuist gebruik. Zelfs wanneer dit ogenschijnlijk goed geregeld is in
de algemene voorwaarden.
Heeft uw bedrijf hulp nodig bij het opstellen of handhaven van licentieovereenkomsten? Of wilt u advies over auteursrechtelijke bescherming? Neem contact met één van onze
specialisten.
[1] Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6660.
[post_title] => Een verkeerd afgenomen licentie? Tijdig ingrijpen blijkt cruciaal!
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => een-verkeerd-afgenomen-licentie-tijdig-ingrijpen-blijkt-cruciaal
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-18 10:25:40
[post_modified_gmt] => 2024-11-18 09:25:40
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44038
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44034
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-11-15 09:51:31
[post_date_gmt] => 2024-11-15 08:51:31
[post_content] => Zorginstellingen worstelen dagelijks met de vraag hoe om te gaan met patiënten die niet willen meewerken aan vervolgzorg of weigeren te vertrekken nadat het behandeltraject is afgerond. De spanning tussen
de zorgplicht van zorgverleners en het zelfbeschikkingsrecht van patiënten maakt deze kwesties extra complex. Een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland biedt nu belangrijke handvatten voor deze veelvoorkomende problematiek.
Casus
In dit specifieke geval weigerde een patiënt, met complexe
zorgbehoeften door het syndroom van Sjögren (een vorm van reuma), mee te werken aan een indicatie voor langdurige zorg (WLZ). De patiënt wilde niet vertrekken uit het ziekenhuis, hoewel haar
behandeling was beëindigd en het ziekenhuis geen financiering meer ontving voor haar verblijf.
In de zaak stelde de eisende partij, het ziekenhuis, dat de patiënt geen verdere medische behandeling nodig had in hun instelling, aangezien langdurige zorg passender was dan de door de patiënt gewenste geriatrische revalidatiezorg (GRZ).
Het ziekenhuis had de behandelingen zorgvuldig afgestemd en diverse deskundigen geraadpleegd, die tot dezelfde conclusie kwamen dat WLZ-zorg de beste oplossing zou zijn. Echter, de patiënt hield voet bij stuk en bleef een ziekenhuisbed bezetten zonder de benodigde medische noodzaak.
Oordeel van de rechtbank
Een patiënt heeft het fundamentele recht om te bepalen waar en op welke manier men zorg ontvangt. De rechtbank bracht hier een nuance aan:
het zelfbeschikkingsrecht is niet absoluut en moet worden afgewogen tegen de zorgplicht van de zorginstelling.
De rechtbank concludeerde dat de zorginstelling haar zorgplicht had vervuld door zorgvuldig de juiste zorgindicatie af te wegen en de patiënt te blijven verzorgen ondanks het ontbreken van financiering. Dit is conform artikel 7:453 BW dat voorschrijft dat zorgverleners moeten handelen zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot verwacht mag worden.
Het ziekenhuis had de situatie bovendien uitgebreid met de patiënt en haar familie besproken en had zelfs een second opinion ingewonnen. De rechter oordeelde dat de zorginstelling hiermee haar zorgplicht niet had geschonden.
Wat betekent dit voor de praktijk?
Zorginstellingen die te maken krijgen met patiënten die niet willen vertrekken, kunnen met verwijzing naar dit arrest uitleggen dat ze niet verplicht zijn om langer zorg te blijven leveren
zonder medische noodzaak. Daarnaast biedt het arrest handvatten voor het nemen van juridische stappen wanneer een patiënt niet meewerkt aan een noodzakelijk geachte zorgoverdracht.
Het is cruciaal voor zorginstellingen om procedures vast te leggen en goed te communiceren. Zo kan een zorgaanbieder aantonen dat de overstap naar vervolgzorg in het belang van de patiënt is, zelfs als de patiënt dit niet inziet.
Conclusie
Het
arrest benadrukt dat een patiënt geen recht heeft op het afdwingen van
een specifieke zorgvorm als deze
zorg, volgens deskundigen, niet in het belang van de patiënt is. Hiervoor moet de zorginstelling wel een duidelijke procedure volgen en alles zorgvuldig documenteren.
[post_title] => Weigering vervolgzorg door patiënt? Zorgplicht vs. zelfbeschikking
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => weigering-vervolgzorg-door-patient-zorgplicht-vs-zelfbeschikking
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-15 09:51:31
[post_modified_gmt] => 2024-11-15 08:51:31
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44034
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 43918
[post_author] => 65
[post_date] => 2024-11-13 16:42:32
[post_date_gmt] => 2024-11-13 15:42:32
[post_content] => De actiegroep Frisse Wind, bestaande uit de omwonenden in de IJmond, was niet tevreden met de aanpak van de uitstoot van Tata Steel door
de omgevingsdienst. Hierop besloot de actiegroep zelf camera’s te plaatsen om de uitstoot in de gaten te houden. Ook de omgevingsdienst heeft camera’s geplaatst om de uitstoot van Tata steel te monitoren. Onlangs heeft het Financieel Dagblad hier nog een
artikel aan gewijd.
Schending van privacy?
Het monitoren van de uitstoot van Tata Steel heeft ertoe geleid dat Tata Steel meer dwangsommen heeft moeten betalen. Door het plaatsen van
de camera’s is de Omgevingsdienst in staat om meer overtredingen vast te stellen.
Tata Steel heeft geprobeerd om via de rechter de Omgevingsdienst te dwarsbomen om de camera’s te plaatsen. Tata Steel heeft hiervoor een beroep gedaan op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Tata Steel heeft betoogd dat het plaatsen van de camera’s een inbreuk op de privacy van haar werknemers vormt.
[1]
Volgens Tata Steel zouden opnames die 24/7 plaatsvinden
inbreuk maken op de privacy van haar werknemers. De omgevingsdienst zou geen geldige grondslag hebben volgens de AVG om deze opnames te kunnen maken.
Geen schending
De rechtbank beoordeeld dat het cameratoezicht bij Tata Steel, uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, niet onrechtmatig is omdat het toezicht gericht is op het proces van emissie en niet op individuen. Dit cameratoezicht is noodzakelijk om schadelijke uitstoot van stoffen te monitoren en blijft binnen de grenzen van noodzakelijkheid en proportionaliteit; bovendien is de kans op
schending van de privacy van werknemers minimaal door het gebruik van privacy-maskeerders en lage resolutie. De vordering van Tata Steel om het cameratoezicht te stoppen is dus afgewezen, aangezien de huidige toezichtmaatregelen als voldoende rechtmatig en proportioneel zijn beoordeeld.
Conclusie
Kortom, wanneer genoeg maatregelen worden genomen zodat er slechts een geringe kans bestaat op een mogelijke schending van
privacyrechten (van o.a. medewerkers), hoeft cameratoezicht niet per definitie onrechtmatig te zijn.
Vragen over de AVG of privacy? Neem contact op met onze
specialisten.
[1] Vzr. Rb. Rotterdam 26 april 2023, ECLI:NL:RBNO:2023:3821.
[post_title] => Inbreuk privacy door monitoren van fabriek?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => inbreuk-privacy-door-monitoren-van-fabriek
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-13 17:10:06
[post_modified_gmt] => 2024-11-13 16:10:06
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43918
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 43896
[post_author] => 71
[post_date] => 2024-11-05 16:12:23
[post_date_gmt] => 2024-11-05 15:12:23
[post_content] => Kan
auteursrechtelijke bescherming van toegepaste kunst, zoals designmeubelen, binnen de Europese Unie worden toegepast op producten afkomstig uit niet-EU-landen? Deze vraag werd beantwoord door de Europese rechter in een rechtszaak tussen de Zwitserse meubelfabrikant Vitra en de Nederlandse winkelketen Kwantum.
Vitra vs Kwantum
Vitra claimt
het intellectueel eigendomsrecht, waaronder het auteursrecht, op een stoel die zij heeft gemaakt naar ontwerp van de Amerikaanse Charles en Ray Eames. Kwantum heeft een stoel op de markt gebracht die volgens Vitra veel lijkt op haar eigen stoel. Hierdoor maakt Kwantum volgens Vitra
inbreuk op haar auteursrecht. De rechter in eerste instantie wees de vorderingen van Vitra af, maar in hoger beroep werden ze juist toegewezen. Hierop ging Kwantum in cassatie, waarna er door de Hoge Raad vragen werden gesteld aan het Europese Hof.
Europees vs nationaal auteursrecht
De kwestie draaide om de vraag of
Europese lidstaten de zogenoemde "materiële-reciprociteitstoets" van de Berner Conventie mogen gebruiken. Deze toets houdt in dat werken van toegepaste kunst uit landen die alleen modelbescherming bieden (zoals de Verenigde Staten), niet automatisch recht hebben op auteursrechtelijke bescherming in andere landen. Vitra argumenteerde dat deze toets niet zou mogen gelden, omdat deze niet spoort met het unierecht zoals dat is vastgelegd in de Europese auteursrechtrichtlijn (2001/29/EG). Kwantum wil zich juist wel op de reciprociteitstoets beroepen.
Oordeel van het Europese Hof
Het Europese Hof oordeelde dat
de Europese auteursrechtrichtlijn (2001/29/EG) voorrang heeft op de Berner Conventie. Dit betekent dat lidstaten geen aanvullende beperkingen mogen opleggen op basis van de reciprociteitstoets. Als een werk van toegepaste kunst binnen de EU kan worden beschouwd als een "werk" volgens de auteursrechtrichtlijn, dan geldt deze bescherming ongeacht het land van oorsprong of de nationaliteit van de auteur. Het Hof benadrukte dat alleen de EU-wetgever beperkingen kan opleggen aan de rechten die voortvloeien uit deze richtlijn.
Conclusie
Hiermee maakt het Hof duidelijk dat werken van toegepaste kunst, zoals de stoel van Charles en Ray Eames, ook binnen de EU
auteursrechtelijke bescherming genieten, zelfs als ze afkomstig zijn uit een niet-EU-land zoals de Verenigde Staten. Lidstaten kunnen geen nationale regels toepassen die strijdig zijn met het Europese recht op dit gebied. Het Europees recht is leidend, vooral als het gaat om harmonisatie van het auteursrecht binnen de interne markt van de EU.
Meer weten over bescherming van uw producten? Neem contact op met onze
experts!
Hierbij de Engelse versie.
[post_title] => Vitra tegen Kwantum: auteursrechtelijke bescherming op toegepaste kunst binnen de EU
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => vitra-tegen-kwantum-auteursrechtelijke-bescherming-op-toegepaste-kunst-binnen-de-eu
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-05 16:32:24
[post_modified_gmt] => 2024-11-05 15:32:24
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43896
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 43890
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-11-05 15:03:26
[post_date_gmt] => 2024-11-05 14:03:26
[post_content] => Op 23 oktober 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de beginselplicht tot handhaving en de mogelijke uitzondering op grond van
het evenredigheidsbeginsel. In dit artikel behandelen wij de relevante feiten en het oordeel van de Afdeling waaruit opnieuw is gebleken dat een beroep op het evenredigheidsbeginsel niet snel slaagt.
Appellant heeft een verzoek tot handhaving gedaan dat betrekking heeft op het bedrijf dat naast zijn perceel ligt. Op dat bedrijfsperceel staat een kas, een waterbassin en een aantal hekwerken. Volgens appellant is sprake van een overtreding omdat de hekwerken
zonder omgevingsvergunning en in strijd met het bestemmingsplan zijn gerealiseerd. De overtreding ziet op het feit dat het hek op bepaalde stukken te hoog zou zijn.
Dit verzoek is door het college van B&W afgewezen omdat handhaving onevenredig zou zijn. Uit een controle zou zijn gebleken dat het gaat om een stuk hek van een halve meter dat een hoogte overschrijding van 0,6 meter heeft op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor), dit is volgens het college gering wanneer wordt gekeken naar het totale oppervlakte van het hekwerk. Ook is de hoogte van de overschrijding met het blote oog bijna niet waarneembaar. Het college ziet daarom af van handhaving omdat het disproportioneel is en er geen zwaarwegend belang is.
De rechtbank overweegt ook dat er sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college kon af zien van handhavend optreden.
De Afdeling
In hoger beroep moet de Afdeling beoordelen of sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het college mocht afzien van handhavend optreden. Hiertoe herhaalt de Afdeling eerst het uitgangspunt dat geldt in
het handhavingsrecht, namelijk de beginselplicht tot handhaving. Hieruit volgt dat wanneer een overtreding is geconstateerd en het bestuursorgaan de bevoegdheid heeft om handhavend op te treden, dit in beginsel ook moet gebeuren. Wanneer echter sprake is van bijzondere omstandigheden mag hier vanaf worden gezien. In dit geval gaat het om de mogelijke onevenredigheid van het handhavend optreden.
Om op grond van onevenredigheid niet handhavend op te treden dient de overtreding van geringe aard en ernst te zijn, waardoor er redelijkerwijs van handhaving kan worden afgezien. De Afdeling oordeelt anders dan het college en de rechtbank dat dit niet het geval is. Naast een hoogte overschrijding van 0,6 meter heeft de Afdeling ook een hoogte overschrijding van 1,6 meter vastgesteld. Het college had volgens de Afdeling niet moeten kijken naar de bouwhoogte in het Bor maar naar de planregels. Ook gaat het volgens de Afdeling niet om een beperkt oppervlakte. Dat de overtreding met het blote oog nauwelijks waarneembaar is doet daar ook niet aan af. De Afdeling oordeelt daarom dat geen sprake is van een overtreding van geringe aard en ernst.
Concluderend
Door de uitspraak van de Afdeling is opnieuw duidelijk geworden dat een geslaagd beroep op het evenredigheidsbeginsel om af te zien van (de beginselplicht tot) handhaving zelden wordt gehonoreerd. Daarnaast heeft de Afdeling duidelijk gemaakt dat dient te worden gekeken naar de norm die is overtreden, dat is in dit geval
de planregels en dus niet de regels over vergunningvrij bouwen in het Bor.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
[post_title] => Beginselplicht tot handhaving en het evenredigheidsbeginsel
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => beginselplicht-tot-handhaving-en-het-evenredigheidsbeginsel
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-05 15:03:26
[post_modified_gmt] => 2024-11-05 14:03:26
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43890
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 43880
[post_author] => 19
[post_date] => 2024-11-05 09:37:31
[post_date_gmt] => 2024-11-05 08:37:31
[post_content] => Het huisvesten van
arbeidsmigranten is een actueel thema. In dit artikel bespreken wij een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland over de huisvesting van arbeidsmigranten op een perceel met de bestemming ‘
maatschappelijke dienstverlening’. Naast bespreking van de feiten en het oordeel van de rechtbank plaatsen wij deze uitspraak in een breder perspectief door het te koppelen aan eerdere relevante uitspraken die zien op
huisvesting van arbeidsmigranten en eerdere blogs die wij hierover schreven. Interessant aan deze uitspraak is dat ook huisvesting van Oekraïense vluchtelingen uitgebreid aan bod komt, duidelijk wordt dat ook hier hetzelfde juridische kader van toepassing is.
Feiten
Deze zaak draait om een last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders aan eisers vanwege strijdig gebruik van een pand. Het perceel van eisers heeft de bestemming
‘maatschappelijke dienstverlening’. Tijdens een controle door de gemeente is vastgesteld dat er meerdere mensen op het perceel wonen, en dat er dus sprake zou zijn van ‘kamergewijze bewoning’. Het gaat specifiek om bewoning door arbeidsmigranten en Oekraïense vluchtelingen. Dit is in strijd met het bestemmingsplan. Er is geen omgevingsvergunning verleend. Tegen het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom is bezwaar gemaakt en vervolgens beroep ingesteld.
Door eisers wordt in beroep aangevoerd dat er met betrekking tot de arbeidsmigranten geen sprake is van ‘bewoning’. De arbeidsmigranten verblijven slechts tijdelijk in het pand om zich klaar te maken voor bewoning.
Voor de aanwezigheid van de Oekraïense vluchtelingen voeren eisers aan dat er geen strijd is met het bestemmingsplan, omdat het verblijf van de vluchtelingen moet worden aangemerkt als ‘maatschappelijke dienstverlening’ en niet als ‘wonen’, daarmee zou wel worden voldaan aan de bestemming van het bestemmingsplan. Volgens de eisers gaat het namelijk om kortdurende vluchtelingenopvang.
Rechtbank Noord-Nederland
Voor de beroepsgrond die ziet op het verblijf van de arbeidsmigranten moet de rechtbank beoordelen of er al dan niet sprake is van ‘bewoning’. Volgens de rechtbank is het aannemelijk dat er, anders dan eisers betogen, wel sprake was van ‘kamergewijze bewoning’. Er zijn verklaringen door andere bewoners afgegeven die de aanwezigheid van arbeidsmigranten bevestigen, minstens tweemaal is er een arbeidsmigrant in het pand aangetroffen en er is volgens de rechtbank geen sprake van het gereed maken voor bewoning omdat er geen andere woonadres was van de arbeidsmigranten. Deze bewoning is op grond van de bestemming ‘maatschappelijke dienstverlening’ niet toegestaan.
De rechtbank moet met betrekking tot de Oekraïense vluchtelingen beoordelen of dit valt onder de bestemming ‘maatschappelijke dienstverlening’. ‘Maatschappelijke dienstverlening’ is gedefinieerd in
het bestemmingsplan als “
het geheel van diensten die de overheden aan hun burgers leveren, alsmede het verlenen van maatschappelijke diensten, medische dienstverlening, psychosociale zorg, onderwijs, kinderdagopvang, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen van levensbeschouwelijke aard, diensten ten behoeve van sport en sportieve recreatie, evenwel met uitzondering van een seksinrichting”. Verder is in de toelichting van het bestemmingsplan opgenomen dat de term ‘maatschappelijk’ het mogelijk maakt dat per locatie meerdere functies kunnen zijn toegestaan. De rechtbank is van oordeel dat het ter beschikking stellen van een woonruimte aan vluchtelingen niet kwalificeert als een vorm van ‘maatschappelijke dienstverlening’, maar dat het gaat om ‘bewoning’. In het bestemmingsplan is het begrip ‘wonen’ niet gedefinieerd. Wanneer een begrip niet is opgenomen in het bestemmingsplan volgt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat er moet worden gekeken naar het algemene spraakgebruik. Uit de jurisprudentie van de Afdeling volgt dat er onder de definitie van ‘wonen’ verschillende vormen van huisvesting kunnen vallen, zo ook kamerverhuur. Om te kunnen spreken van ‘wonen’ moet er sprake zijn van “
enige bestendigheid”. De rechtbank gaat niet mee met het argument van eisers dat van deze duurzaamheid van het verblijf geen sprake is, en oordeelt dat er dus sprake is van bewoning door de Oekraïense vluchtelingen.
Rechtspraak huisvesting arbeidsmigranten en de toepasselijkheid bij Oekraïense vluchtelingen
Voor de huisvesting van arbeidsmigranten is het relevant om deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland in het kader van eerdere jurisprudentie te plaatsen.
De rechtbank Noord-Nederland heeft in deze uitspraak duidelijk vastgesteld dat
‘kamergewijze bewoning’ door arbeidsmigranten niet is toegestaan op grond van de definitie van ‘maatschappelijke dienstverlening’ zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan. Hieruit volgt het belang van de bestemmingsplanregels voor het huisvesten van arbeidsmigranten, wat wij ook in eerdere
blogs hebben aangekaart.
Vaak gaat het bij het huisvesten van arbeidsmigranten echter om een perceel met de bestemming ‘wonen’. Wanneer ‘wonen’ niet is gedefinieerd in het bestemmingsplan én niet is gelinkt aan begrippen in het bestemmingsplan, kunnen hieronder verschillende vormen van huisvesting vallen. Van belang is dat de Afdeling heeft geoordeeld dat onder ‘wonen’, onder bepaalde omstandigheden, ook het huisvesten van arbeidsmigranten kan vallen [
ECLI:NL:RVS:2018:1882]. In een eerder
blog is dit gedetailleerd besproken. Onder andere de duur van de huisvesting is hierbij van belang, ‘wonen’ vereist namelijk een duurzaam karakter. De implicaties hiervan voor de huisvesting van arbeidsmigranten bespraken wij in dit
artikel.
De besproken uitspraak is in het bijzonder interessant omdat duidelijk is geworden dat ook voor de huisvesting van Oekraïense vluchtelingen het huisvestigingskader van arbeidsmigranten van belang is. De rechtbank heeft duidelijk gemaakt dat het huisvesten van de vluchtelingen niet valt onder de bestemming ‘maatschappelijke dienstverlening’ wanneer er enkel en alleen een woonruimte ter beschikking wordt gesteld. Ook het feit dat de eisers af en toe andere hulp zouden aanbieden aan de vluchtelingen (in dit geval het vinden van een school voor de kinderen), maakt niet dat er kan worden gesproken van een maatschappelijke dienst. Het huisvesten van Oekraïense vluchtelingen is dus niet zomaar een maatschappelijke dienstverlening. Voor de huisvesting van de Oekraïners was in dit geval dus een bestemming ‘wonen’ vereist en gelden daarvoor dezelfde voorwaarden als voor arbeidsmigranten.
Concluderend
De Rechtbank Noord-Nederland heeft met deze uitspraak de jurisprudentie die ziet op de huisvesting van arbeidsmigranten nog eens bevestigd. Maar meer interessant is het feit dat huisvesting van Oekraïners niet zomaar onder een maatschappelijke bestemming kan worden gebracht. Indien in die gevallen sprake is van bewoning, geldt ook dan dat een woonfunctie aan de gronden moet zijn toegekend. Dan volstaat de maatschappelijke functie dus niet. Dat zou mogelijk anders zijn, in het geval van een tijdelijke (nood)opvang. Ook bij
huisvesting van Oekraïners gelden dus dezelfde beperkingen (of kansen) als
bij huisvesting van arbeidsmigranten.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.
ECLI:NL:RBNNE:2024:4227
[post_title] => Huisvesting aan Oekraïners: is sprake van ‘bewoning’?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => huisvesting-aan-oekrainers-is-sprake-van-bewoning
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-05 09:37:31
[post_modified_gmt] => 2024-11-05 08:37:31
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43880
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 43839
[post_author] => 73
[post_date] => 2024-10-24 10:28:30
[post_date_gmt] => 2024-10-24 08:28:30
[post_content] =>
In de zorgsector is bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijk en veelbesproken onderwerp. In het bijzonder rijst de vraag of bestuurders persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de schade die ontstaat wegens wanprestatie door hun zorginstelling. Een recente zaak werpt licht op deze kwestie, waarbij zorgkantoor VGZ en zorgaanbieder CCC tegenover elkaar staan.
In deze zaak draait het om de vraag of de bestuurder van CCC persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld door het zorgkantoor voor een bedrag van bijna € 300.000,-. Er zou sprake zijn van onrechtmatig gefactureerde zorg, maar de zorgaanbieder stelt dat de zorg daadwerkelijk is verleend. Wat is hier aan de hand?
Achtergrond
Voordat we dieper ingaan op deze uitspraak, is het belangrijk om de context te schetsen. De
Wet langdurige zorg (Wlz) is een complex stelsel dat intensieve, levenslange zorg regelt voor de meest kwetsbare burgers die 24 uur per dag zorg nodig hebben.
Het systeem lijkt op het eerste gezicht overzichtelijk: het CIZ bepaalt of iemand recht heeft op zorg, het zorgkantoor regelt de uitvoering, en zorginstellingen verlenen de daadwerkelijke zorg. Maar onder deze oppervlakte gaat een wereld schuil van gedetailleerde voorschriften, strikte budgetten en uitgebreide verantwoordingseisen.
Bestuurdersaansprakelijkheid
Wanneer een rechtspersoon (in dit geval zorgaanbieder CCC) niet voldoet aan haar
contractuele verplichtingen of een onrechtmatige daad pleegt, geldt in beginsel dat alleen de rechtspersoon aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade. Onder specifieke omstandigheden kunnen ook bestuurders persoonlijk aansprakelijk worden gesteld volgens artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Voor aansprakelijkheid is vereist dat de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, wat een
hoge drempel is.
Deze hoge drempel voor persoonlijke aansprakelijkheid wordt gerechtvaardigd omdat het voornamelijk gaat om handelingen van de rechtspersoon zelf en vanwege het maatschappelijke belang om te voorkomen dat bestuurders zich bij hun handelen te veel laten leiden door defensieve overwegingen; het besturen van een onderneming brengt risico's met zich mee, waarbij niet altijd vanuit het meest negatieve scenario hoeft te worden uitgegaan.
Casus
In de recente rechtszaak zien we hoe deze complexiteit kan leiden tot ernstige problemen. Een
zorginstelling had jarenlang zorg verleend aan verschillende cliënten met een Wlz-indicatie. De bestuurder, van origine zelf zorgverlener, was ervan overtuigd dat ze juist handelde - de cliënten hadden de zorg immers nodig.
Maar het
zorgkantoor VGZ ontdekte bij de materiële controle verschillende problemen. De zorginstelling had meer zorg gedeclareerd dan was toegewezen, schakelde onderaannemers in zonder toestemming, en kon de noodzaak van de geleverde zorg niet altijd goed onderbouwen. Diverse cruciale documentatie ontbrak of was incompleet. Deze constateringen waren in strijd met hetgeen VGZ en CCC in de onderlinge overeenkomst hadden afgesproken.
De rechter oordeelde dat de bestuurder een 'persoonlijk ernstig verwijt' kon worden gemaakt. Niet alleen vanwege de geconstateerde tekortkomingen, maar vooral omdat zij als bestuurder had moeten weten dat deze handelwijze tot problemen zou leiden.
De rechtbank verwees in haar uitspraak naar belangrijke jurisprudentie, waaronder het
Ontvanger/Roelofsen-arrest en het
RCI-arrest, die de lat voor bestuurdersaansprakelijkheid weliswaar hoog leggen, maar deze in dit geval toch bereikt achtten.
De rechtbank nam het de bestuurder vooral kwalijk dat zij geen openheid van zaken gaf over de inzet van onderaannemers. Hieruit blijkt maar weer dat transparantie zeer belangrijk is.
Lessen voor de praktijk
Wat kunnen bestuurders en zorginstellingen leren van deze uitspraak? Ten eerste het belang van een professionele organisatie. Het draait namelijk niet alleen om het leveren van goede zorg, maar ook om deze zorg correct te administreren en verantwoorden.
Zorgdossiers moeten volledig zijn, declaraties moeten kloppen, en alle afwijkingen van de norm dienen te worden besproken met het zorgkantoor.
In dit geval zag men dat de zorginstelling het toegewezen budget overschreed omdat zij dacht dat cliënten de zorg nodig hadden. In plaats van hierover te overleggen met het zorgkantoor, werd er simpelweg gedeclareerd. Dit was ergens begrijpelijk, maar riskant om hier niet voorafgaand overleg over te voeren.
Conclusie
Deze rechtszaak onderstreept het belang van zorgvuldigheid, transparantie en goede administratie binnen zorginstellingen. Bestuurders moeten niet alleen focussen op de kwaliteit van de zorg, maar ook op het naleven van regels en voorschriften omtrent declaraties en het inzetten van onderaannemers. Door te leren van deze casus kunnen zorginstellingen
toekomstige juridische problemen voorkomen en blijven voldoen aan de eisen van zorgkantoren en de wetgeving.
Wilt u sparren over de implicaties van deze uitspraak voor uw organisatie? Of heeft u behoefte aan advies over het minimaliseren van risico's?
Neem dan contact op met een van onze specialisten!
ECLI:NL:RBZWB:2024:6346
[post_title] => Bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => bestuurdersaansprakelijkheid-in-de-zorg
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-10-24 10:30:16
[post_modified_gmt] => 2024-10-24 08:30:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=43839
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 44070
[post_author] => 86
[post_date] => 2024-11-20 15:28:10
[post_date_gmt] => 2024-11-20 14:28:10
[post_content] => Lego is een van de meest bekende en gewilde speelgoedmerken ter wereld, waardoor het merk bijzonder aantrekkelijk is om na te maken. De afgelopen jaren heeft Lego actief geprobeerd haar
markt te beschermen en
inbreukmakers te bestrijden. Een van de meest recente handhavingszaken is een zaak aangespannen tegen Wibra.
[1] In deze blog lees je over hoe de voorzieningenrechter bevestigt dat Lego-producten niet zomaar nagemaakt kunnen worden wegens de merken- en modelrechten van Lego.
Het geschil
Lego heeft onlangs de populaire ‘Botanical Collection’ gelanceerd, met modulaire bloemenfiguren. Wibra startte met de verkoop van vergelijkbare producten, genaamd ‘Mini Block Flower Arrangement’ en ‘Mini Block Funny Animals’. Deze producten, gemaakt van plastic bouwblokjes, vertonen veel gelijkenissen met Lego’s eigen ontwerpen.
Het geschil draait enerzijds om de vraag of Wibra met haar producten inbreuk maakt op de
geregistreerde modellen en merken van Lego. Anderzijds is de vraag of consumenten misleid worden door een vermeende associatie met het Lego-merk. Wibra daarentegen ontkent de beschuldigingen en stelt dat de producten te goeder trouw zijn aangeschaft en dat zij met het gebruik van de Lego-merknaam, bijvoorbeeld in metatags of op sociale media, niet de intentie had om te misleiden.
[caption id="attachment_44071" align="aligncenter" width="219"]
Figuur 1 De Lego-botanical Collection[/caption]
Wibra verdedigt zich tegen Lego’s aantijgingen
Wibra stelt dat de Mini Block Flower Arrangement en Mini Block Funny Animals te goeder trouw zijn ingekocht van derde partijen, zonder intentie om inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten. Bovendien wijst Wibra op lopende nietigheidsprocedures bij het EUIPO tegen enkele van de door Lego ingeroepen modellen, waaronder een model dat in eerste aanleg al nietig is verklaard. Ook betwist Wibra merkinbreuk, waarbij zij benadrukt dat het gebruik van het teken ‘Lego’ als metatag is gestaakt en niet als gebruik in economisch verkeer kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de auteursrechtelijke en slaafse nabootsingsvorderingen stelt Wibra dat de Lego Botanical Collection geen eigen gezicht op de markt heeft en dat haar producten voldoende onderscheidend zijn om verwarring te voorkomen.
Beoordeling van de inbreuk op model- en merkenrechten
Op grond van artikel 90 lid 2 van
de Gemeenschapsmodellenverordening is het gedaagden toegestaan om de nietigheid van een ingeroepen Gemeenschapsmodel aan te voeren als verweer. Wibra heeft echter nagelaten om deze mogelijkheid effectief te benutten. Het bedrijf verwees slechts naar lopende procedures bij het EUIPO tussen Lego en derden, zonder concreet en juridisch onderbouwd te stellen waarom de Lego-modellen ongeldig zouden zijn. Dit verweer werd door de rechter als onvoldoende beschouwd.
De rechter wees er bovendien op dat van Wibra verwacht had mogen worden om de geldigheid van de modellen verder te onderzoeken, zeker gezien de informatie waarover zij beschikte. Het feit dat dergelijke onderzoeken relatief eenvoudig uitvoerbaar waren, maakte het ontbreken van een onderbouwing des te opvallender.
Bij de beoordeling van
de modelrechtinbreuk stelde de rechter dat Wibra onvoldoende had aangetoond dat haar producten bij een geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk zouden wekken dan de Lego-modellen. De verschillen in de bouwsteentjes tussen de Lego-modellen en die van Wibra werden als te minimaal beschouwd om een andere algemene indruk te wekken.
Wat betreft de merkinbreuk was het duidelijk dat Wibra het woordmerk ‘LEGO’ had gebruikt bij de promotie van haar producten op sociale media. Wibra had weliswaar aangegeven dit gebruik te staken, maar Lego had bewijs geleverd dat het gebruik nog niet was gestaakt. Daarmee werd de voortdurende merkinbreuk op basis van artikel 9 lid 2 van de Europese Merkverordening bevestigd.
De beslissing
De rechter heeft Wibra in het ongelijk gesteld en veroordeeld om onmiddellijk te stoppen met de inbreuk op de Lego-modellen en merken. Dit houdt in dat Wibra meer specifiek is dat Wibra moet stoppen met het invoeren, produceren, verkopen of anderszins verhandelen van de producten "Mini Block Flower Arrangement" en "Mini Block Funny Animals" die de Lego-merken en -modellen schenden. De opgelegde maatregelen gelden voor
de gehele Europese Unie.
Daarnaast is Wibra veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Lego, die tot op heden zijn begroot op €14.577,07.
Conclusie
Deze zaak benadrukt hoe essentieel het is om uw
intellectuele eigendomsrechten te registreren om uw positie in de markt te beschermen. Het vonnis laat zien dat maatregelen tegen inbreukmakers ingrijpend kunnen zijn, met hoge dwangsommen als gevolg bij niet-naleving. Dit een krachtig voorbeeld van hoe geregistreerde rechten kunnen worden gebruikt om uw producten en marktpositie te verdedigen.
Bovendien onderstreept deze uitspraak de risico’s die gepaard gaan met het onterecht gebruiken van andermans rechten en de gevolgen daarvan. Door uw rechten te registreren, versterkt u niet alleen uw juridische positie, maar vermindert u ook het risico op complicaties en onduidelijkheden. Dit is vooral belangrijk in sectoren zoals de speelgoedindustrie, waar de concurrentie groot is en een sterke bescherming van uw intellectuele eigendom een essentieel onderdeel vormt van uw bedrijfsstrategie.
Wil u graag
een merk- of model registreren? Neem contact op met een van onze specialisten.
[1] Rb. Den Haag 19 november 2024,
ECLI:NL:RBDHA:2024:18975.
[post_title] => Blokje-voor-blokje: Lego behoudt zijn marktpositie
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => blokje-voor-blokje-lego-behoudt-zijn-marktpositie
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2024-11-20 15:28:10
[post_modified_gmt] => 2024-11-20 14:28:10
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44070
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1399
[max_num_pages] => 140
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] =>
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
Lego is een van de meest bekende en gewilde speelgoedmerken ter wereld, waardoor het merk bijzonder aantrekkelijk is om na te maken. De afgelopen jaren heeft Lego actief geprobeerd haar...
Lees meer
Voor de maand oktober bespreken wij in het kader van onze jurisprudentie reeks weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Naast een aantal interessante overgangsrechtelijke zaken zijn er...
Lees meer
Een gemeente gaat, na een aanbesteding, een dienst afnemen waarbij AI wordt gebruikt door de leverancier. De gemeente wil zeker weten dat deze dienst wet- en regelgeving nakomt. Met name...
Lees meer
De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over licentievoorwaarden.[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt....
Lees meer
Zorginstellingen worstelen dagelijks met de vraag hoe om te gaan met patiënten die niet willen meewerken aan vervolgzorg of weigeren te vertrekken nadat het behandeltraject is afgerond. De spanning tussen...
Lees meer
De actiegroep Frisse Wind, bestaande uit de omwonenden in de IJmond, was niet tevreden met de aanpak van de uitstoot van Tata Steel door de omgevingsdienst. Hierop besloot de actiegroep...
Lees meer
Kan auteursrechtelijke bescherming van toegepaste kunst, zoals designmeubelen, binnen de Europese Unie worden toegepast op producten afkomstig uit niet-EU-landen? Deze vraag werd beantwoord door de Europese rechter in een rechtszaak...
Lees meer
Op 23 oktober 2024 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over de beginselplicht tot handhaving en de mogelijke uitzondering op grond van het evenredigheidsbeginsel....
Lees meer
Het huisvesten van arbeidsmigranten is een actueel thema. In dit artikel bespreken wij een uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland over de huisvesting van arbeidsmigranten op een perceel met de bestemming...
Lees meer
In de zorgsector is bestuurdersaansprakelijkheid een belangrijk en veelbesproken onderwerp. In het bijzonder rijst de vraag of bestuurders persoonlijk verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor de schade die ontstaat wegens wanprestatie...
Lees meer