Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [paged] => 0
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => all
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1488
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 0, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 45480
                    [post_author] => 68
                    [post_date] => 2025-08-27 16:46:02
                    [post_date_gmt] => 2025-08-27 14:46:02
                    [post_content] => Stel je voor: je bent merkhouder of auteursrechthebbende, en plots zie je dat iemand op het punt staat jouw idee of product te kopiëren of te gebruiken zonder jouw toestemming. Dit overkwam POPMART onlangs, de houder van het intellectueel eigendomsrecht op de gewilde Labubu doll. Met een beroep op het ex parte verbod bij de rechter wist POPMART snel en effectief op te treden tegen de namaak Labubu. Dat laat zien hoe krachtig dit middel kan zijn – en daarom is het de hoogste tijd om er in deze blog weer eens aandacht aan te besteden.

Snel ingrijpen zonder de wederpartij te horen

Een ex parte verbod is een verbod dat de rechter kan opleggen zonder dat de vermeende inbreukmaker wordt gehoord (op grond van artikel 1019e Rv). Dit in tegenstelling tot een regulier kort geding waarbij iedere partij de kans krijgt om haar verhaal te doen. Het idee daarachter is dat de rechthebbende zo snel mogelijk kan optreden tegen een vermeend inbreukmaker, als het uitstellen van actie onherstelbare schade zou veroorzaken.

Hoe werkt het in de praktijk?

De rechthebbende dient een verzoek in bij de voorzieningenrechter. Daarbij moet overtuigend worden uitgelegd waarom er sprake is van grote spoed en waarom onmiddellijke actie nodig is. Als de rechter het verzoek toewijst, geeft hij direct een bevel: de vermeende inbreukmaker moet stoppen met de dreigende inbreuk. Daarbij kan de voorwaarde worden gesteld dat de verzoeker zekerheid stelt, voor het geval later blijkt dat het verbod onterecht was. Omdat de vermeende inbreukmaker vooraf niet is gehoord, volgt na het ex parte verbod een bodemprocedure bij de rechtbank. In die procedure krijgt de wederpartij alsnog de gelegenheid om zich te verdedigen. Ook kan de rechthebbende in die procedure aanvullende vorderingen instellen. Het ex parte verbod zorgt er dus voor dat er direct wordt ingegrepen, maar het betekent niet dat de zaak daarmee volledig is afgerond.

Wanneer wordt dit middel ingezet?

Het ex parte verbod is geen standaardmaatregel. De rechter zal een verzoek daartoe dan ook enkel honoreren in uitzonderlijke situaties. Het middel is bedoeld voor gevallen waarin sprake is van onherstelbare schade en waar snel ingrijpen absoluut noodzakelijk is. In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om geschillen waarbij een groot aantal of evidente namaakproducten op de markt worden gebracht.

Waarom is het belangrijk om te weten?

Voor ondernemers en bedrijven is het goed om te weten dat dit middel bestaat. Het kan een effectief wapen zijn om jouw intellectuele eigendom te beschermen. Maar let wel: een rechter legt een zwaar middel als een ex parte verbod enkel op als het verzoek goed onderbouwd is en voldoet aan alle vereisten. Heeft u vragen over de handhaving van uw intellectuele eigendomsrechten? Neem contact op met een van onze specialisten. Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Het ex parte verbod in het intellectueel eigendomsrecht: de Labubu doll als praktijkvoorbeeld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-ex-parte-verbod-in-het-intellectueel-eigendomsrecht-de-labubu-doll-als-praktijkvoorbeeld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-27 16:46:02 [post_modified_gmt] => 2025-08-27 14:46:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45480 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 45482 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-08-26 14:52:14 [post_date_gmt] => 2025-08-26 12:52:14 [post_content] => Op 6 augustus heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over planschade. In de overzichtsuitspraak geeft de Afdeling de hoofdlijnen weer van de rechtspraak over tegemoetkoming bij planschade. De overzichtsuitspraak vormt daarmee een uitgebreide samenvatting van de planschadejurisprudentie van de afgelopen jaren. In dit artikel bespreken wij kort wat het planschaderecht is en bespreken we een aantal relevante aandachtspunten uit de uitspraak.

Planschade & nadeelcompensatie

Planschade is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en omvat de schade die wordt geleden als gevolg van veranderingen in ruimtelijke plannen (gebiedsontwikkeling). Een voorbeeld van planschade is wanneer door middel van een wijziging in het bestemmingsplan woningbouw toegestaan wordt in een gebied waar dit voorheen niet toegestaan was. Hierdoor kunnen woningeigenaren van omliggende percelen schade leiden als er woningen worden gebouwd op een plek waar zij voorheen vrij uitzicht hadden. Dit levert mogelijk waardevermindering van de woning op, deze schade kan dan worden geclaimd bij de gemeente. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet is de Wro vervallen en is de planschaderegeling vervangen door de nadeelcompensatieregeling. Naast het gebruik van een andere term zijn er ook inhoudelijke verschillen tussen planschade en nadeelcompensatie. Over de overgang van planschade naar nadeelcompensatie schreven wij al eerder een artikel. Ondanks het vervallen van de planschaderegeling heeft de Afdeling een nieuwe overzichtsuitspraak gedaan over planschade. Dit omdat volgens het overgangsrecht van de Omgevingswet nog 5 jaar het oude planschaderecht geldt voor schadeveroorzakende besluiten genomen vóór 1 januari 2024. Het oude planschaderecht blijft hierdoor voorlopig nog relevant.

Overzichtsuitspraak 6 augustus 2025

In de overzichtsuitspraak gaat de Afdeling uitgebreid in op het bevoegde bestuursorgaan bij planschade, de schadeoorzaken, het al dan niet verkeren in een nadeligere planologische positie (planologische vergelijking) en de daaruit volgende schade en de vervolgvraag of deze schade aanleiding geeft tot een tegemoetkoming. Daarnaast gaat de Afdeling in op het normaal maatschappelijk risico en verschillende procedurele aspecten. Enkele aspecten zullen wij hieronder nader toelichten. Bevoegd bestuursorgaan Welk bestuursorgaan bevoegd is om een besluit te nemen over de planschadeaanvraag is afhankelijk van de planologische maatregel. Als de schade voortvloeit uit een bepaling uit het bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd, als de schade voortvloeit uit een bepaling uit een provinciale verordening is het college van gedeputeerde staten bevoegd. Planologische vergelijking Voorwaarde voor het toerekenen van planschade is dat de aanvrager in een nadeligere positie moet verkeren door de wijziging in het planologische regime. Hiervoor dient een vergelijking te worden gemaakt tussen wat op grond van het oude en het nieuwe regime is toegestaan. Bij de beoordeling mag alleen gekeken naar ruimtelijke gevolgen die bovendien objectief te verwachten zijn. Onderscheid wordt gemaakt tussen directe en indirecte planschade. Van directe planschade is sprake als de planologische wijziging zich voordoet op de grond van degene die schade lijdt. Indirecte planschade ontstaat door planologische wijzigingen op gronden van derden. Normaal maatschappelijk risico Als schade binnen het normaal maatschappelijk risico valt komt de schade niet voor vergoeding in aanmerking. Het normaal maatschappelijk risico ziet op normale maatschappelijke ontwikkelingen die in de lijn der verwachtingen liggen, het idee hierachter is dat iedereen in de maatschappij ooit geconfronteerd zal worden met juridische veranderingen. Om voor vergoeding in aanmerking te komen moet de planschade dus hoger zijn dan het normaal maatschappelijk risico. Het normaal maatschappelijk risico ligt op een drempel van minimaal 2 procent. Tegemoetkoming anderszins verzekerd Tegemoetkoming voor planschade is alleen mogelijk indien dit niet anderszins verzekerd is. Er mag dus niet reeds op een andere manier zijn gecompenseerd voor de schade. Wanneer er bijvoorbeeld compensatie in natura heeft plaatsvonden bestaat er geen recht meer op tegemoetkoming door middel van een geldbedrag. Procedurele aspecten De Afdeling sluit de overzichtsuitspraak af met een bespreking van verschillende procedurele aspecten, zoals bewijslast en deskundigenadvisering. Voor deskundigenadvisering gaat de Afdeling onder andere uitgebreid in op de aanwijzing, onafhankelijkheid en onpartijdigheid van adviseurs.

Concluderend

Alhoewel de overzichtsuitspraak geen inhoudelijke wijzigingen brengt in het planschaderecht is de Afdeling wel uitgebreid ingegaan op de geldende rechtspraak over planschade. Hiermee geeft de Afdeling een duidelijke samenvatting met verwijzingen naar de verschillende rechtspraak over alle onderdelen van het planschaderecht en kwesties die in de praktijk vaak voorkomen. Rutger Boogers [post_title] => Planschade in vogelvlucht: lessen uit de overzichtsuitspraak van 6 augustus 2025 [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => planschade-in-vogelvlucht-lessen-uit-de-overzichtsuitspraak-van-6-augustus-2025 [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-26 14:52:14 [post_modified_gmt] => 2025-08-26 12:52:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45482 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 45424 [post_author] => 10 [post_date] => 2025-08-13 11:06:19 [post_date_gmt] => 2025-08-13 09:06:19 [post_content] =>

Inleiding

Op 9 juli 2025 heeft Staatsraad advocaat-generaal Wattel een conclusie uitgebracht over de uitleg van artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid (Woo). Op grond van deze Woo-bepaling kan het verplicht zijn om persoonlijke beleidsopvattingen op een geanonimiseerde wijze openbaar te maken. In de praktijk is er echter onduidelijkheid over de betekenis van de terminologie en de reikwijdte van de bepaling. De conclusie van de Staatsraad advocaat-generaal beoogt dan ook duidelijkheid te geven over de openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen.

Wet open overheid

De Wet open overheid is in werking getreden op 1 mei 2022 en regelt het recht op openbaarheid van publieke informatie. Hiermee moet de transparantie van het openbaar bestuur worden bewerkstelligd. Hieronder valt ook informatie over persoonlijke beleidsopvattingen, zoals ambtelijke adviezen. Uit artikel 5.2, eerste lid, van de Woo volgt dat informatie over persoonlijke beleidsopvattingen niet hoeft te worden verstrekt wanneer de documenten zijn opgesteld voor intern beraad (beraad over een bestuurlijke aangelegenheid binnen een bestuursorgaan). Hiermee wordt dus een uitzondering gemaakt op het uitgangspunt ‘openbaar, tenzij’ van de Woo. Als het echter gaat om ‘formele bestuurlijke besluitvorming’, moet de informatie (in een niet tot personen herleidbare vorm) toch worden verstrekt, zo lang de openbaarmaking het voeren van intern beraad niet onevenredig schaadt (art. 5.2, derde lid, van de Woo).

Aanleiding voor de conclusie

Artikel 5.2, derde lid, van de Woo is het onderwerp van een uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin werd geoordeeld dat een adviserende memo van een gemeenteambtenaar aan een wethouder was opgesteld ten behoeve van intern beraad én ten behoeve van ‘formele bestuurlijke besluitvorming’. De memo moest daarom openbaar worden gemaakt in een vorm die niet tot personen herleidbaar was. Hiertegen is het college van burgemeester en wethouders in hoger beroep gegaan. De Afdeling heeft vervolgens aan de Staatsraad advocaat-generaal gevraagd het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ uit te leggen en aan te geven wanneer openbaarmaking het intern beraad onevenredig zou kunnen schaden.

Conclusie van de A-G

Het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ In zijn conclusie stelt de Staatsraad advocaat-generaal dat per geval zal moeten worden beantwoord wat onder ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ moet worden verstaan. Het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ is door de wetgever bewust vaag gelaten. Er kan dus categorisch weinig over worden gezegd. Er kan wel worden gezegd wat er niet onder ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ valt, namelijk: stukken die (nog) niet bedoeld zijn voor besluitvorming door het bestuursorgaan. Hiermee worden (nog) interne stukken bedoeld, waarbij het mogelijk moet zijn om gedachten en concepten uit te wisselen. Onevenredige schade aan het intern beraad Ook het beoordelen of sprake is van onevenredige schade aan het intern beraad vereist een afweging per situatie. Wel moet het gaan om een merkbare hindering. Volgens de Staatsraad advocaat-generaal kan er in elk geval schade aan intern beraad zijn als: 1) er een belemmering is op het goed functioneren van de overheid; 2) er gevaar is voor de eenheid van het kabinetsbeleid; 3) er derden betrokken zijn; en als 4) er een risico is op persoonlijke beschadiging van ambtenaren. Beoordelingsschema In de conclusie heeft de Staatsraad advocaat-generaal ook een beoordelingsschema uitgewerkt wat kan worden doorlopen om artikel 5.2 van de Woo toe te passen:
  • Staan er persoonlijke beleidsopvattingen in het document? Zo nee, in beginsel openbaarmaking.
  • Zo ja, is het document opgesteld ten behoeve van ‘formele bestuurlijke besluitvorming’? Zo nee, mogelijkheid om de openbaarmaking van de persoonlijke beleidsopvattingen te weigeren.
  • Zo ja, openbaarmaking in een vorm die niet tot personen herleidbaar is, tenzij dit het intern beraad onevenredig schaadt of een ander belang (art. 5.1 Woo) opweegt tegen het belang van openbaarmaking.

Concluderend

Met de conclusie bevestigt de Staatsraad advocaat-generaal dat ook persoonlijke beleidsopvattingen openbaar moeten worden gemaakt als deze zijn opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming, tenzij wordt gemotiveerd dat het intern beraad daarmee zal worden geschaad. De betrokken partijen krijgen nu de mogelijkheid om te reageren op de conclusie, daarna zal de Afdeling uitspraak doen. Het is afwachten of de conclusie van de Staatsraad advocaat-generaal wordt overgenomen. De Afdeling is namelijk niet gebonden aan het advies van de Staatsraad advocaat-generaal, maar laat dit vaak wel zwaar meewegen in haar besluitvorming. Dit artikel is geschreven door Rik Wevers en Anne Verberne. Rik Wevers 2 [post_title] => Openbaarmaking van persoonlijke beleidsopvattingen in het kader van de Wet open overheid [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => openbaarmaking-van-persoonlijke-beleidsopvattingen-in-het-kader-van-de-wet-open-overheid [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-27 09:44:18 [post_modified_gmt] => 2025-08-27 07:44:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45424 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 45457 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-08-13 10:19:13 [post_date_gmt] => 2025-08-13 08:19:13 [post_content] =>  De Rechtbank Den Haag heeft in een recente tussenuitspraak opnieuw benadrukt dat bestuursorganen verplicht zijn transparant te zijn over het gebruik van algoritmes in hun besluitvorming. Dat geldt óók wanneer de uiteindelijke beslissing door een mens wordt genomen en het algoritme slechts een ondersteunende rol speelt. In deze zaak ging het om de afwijzing van een visum kort verblijf. De minister maakte bij de beoordeling gebruik van het algoritme Informatie Ondersteund Beslissen (IOB), maar noch in het primaire besluit noch in het besluit op bezwaar werd vermeld dat dit algoritme was ingezet. Pas uit het Algoritmeregister bleek het gebruik van IOB. Voor de rechtbank was dit reden om ambtshalve nader onderzoek te gelasten naar het algoritme en de motivering van het besluit.

Algoritmeregister als signaalfunctie

Rechters kijken steeds vaker actief in het Algoritmeregister. Vinden zij daar dat een bepaald algoritme wordt gebruikt, dan kan dat leiden tot een kritische toets: speelt het algoritme een rol bij de beslissing, en zo ja, is dat kenbaar en voldoende gemotiveerd? KVV In deze uitspraak stelde de rechtbank vast dat het ontbreken van informatie over het gebruik van IOB in de besluitvorming een motiveringsgebrek opleverde. Dit gebrek moet worden hersteld, inclusief uitleg over de gegevensverwerking, de risicoprofilering en de betekenis van de ‘hits’ die in het dossier werden aangetroffen.

Lessen uit de kindertoeslagaffaire

De bestuursrechtspraak neemt het zekere voor het onzekere. De rechtbank verwijst expliciet naar de lessen uit de kindertoeslagaffaire, waarin achteraf bleek dat algoritmen discriminerend hadden gewerkt. Daarom legt de rechtbank nu zwaardere motiveringseisen op:
  • Vermeld expliciet wanneer een algoritme is gebruikt.
  • Leg uit welke rol het heeft gespeeld bij het besluit.
  • Geef inzicht in de mogelijke risico’s, zoals bias of discriminatie.
Rapporten van onder meer Amnesty International en de Algemene Rekenkamer over mogelijke etnische profilering en discriminatie door algoritmes als IOB versterken deze behoedzame benadering.

Meer dan vakjes aankruisen

De rechter maakt ook korte metten met het idee dat een standaardformulier voldoende is om een besluit te motiveren. Onder verwijzing naar de Awb, het Handvest van de EU en het EVRM stelt de rechtbank dat de motivering concreet, op de zaak toegespitst en controleerbaar moet zijn. Algemene teksten of het simpelweg aanvinken van opties op een formulier zijn onvoldoende. Daarnaast wees de rechtbank op het belang van een hoorzitting in de bezwaarfase. Daarvan mag slechts worden afgezien als op voorhand vaststaat dat het bezwaar geen kans van slagen heeft. Dat was in deze zaak niet het geval.

Lessen voor bestuursorganen

Deze uitspraak geeft een aantal duidelijke lessen:
  1. Registreer elk algoritme in het Algoritmeregister, ook als het alleen ondersteunend wordt ingezet.
  2. Wees proactief transparant in besluiten over de inzet, werking en invloed van het algoritme.
  3. Motiveer concreet – meer dan alleen vakjes aanvinken. Leg uit waarom de specifieke feiten en omstandigheden leiden tot het besluit.
  4. Voer een Impact Assessment Mensenrechten en Algoritmes (IAMA) uit, zeker bij algoritmes die risicoprofielen maken of gevoelige kenmerken gebruiken.
  5. Publiceer IAMA-rapporten, zodat burgers en rechters inzicht hebben in de risico’s en waarborgen.

Wat ik voor u kan doen

Als IT-advocaat (wijst@bg.legal) met een specialisatie in de juridische aspecten van AI ondersteun ik bestuursorganen bij:
  • Het verantwoord inzetten van algoritmes in besluitvormingsprocessen.
  • Het vormgeven van transparantie en motivering, zodat besluiten juridisch houdbaar zijn.
  • Het begeleiden van IAMA’s en het correct vastleggen en publiceren van de resultaten.
Met een zorgvuldige en transparante aanpak voorkomt u dat een rechter uw besluit onderuit haalt en versterkt u het vertrouwen van burgers in uw organisatie. Jos van der Wijst [post_title] => Rechtbank: Transparantie over algoritmes in besluitvorming is geen optie maar verplichting [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => rechtbank-transparantie-over-algoritmes-in-besluitvorming-is-geen-optie-maar-verplichting [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-13 10:20:45 [post_modified_gmt] => 2025-08-13 08:20:45 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45457 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 45446 [post_author] => 19 [post_date] => 2025-08-07 15:20:25 [post_date_gmt] => 2025-08-07 13:20:25 [post_content] =>

Inleiding

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 9 juli 2025 een interessante (tussen)uitspraak gedaan over de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan. De Afdeling slaat daarmee een nieuwe koers in door publiekrechtelijke borging in bepaalde gevallen verplicht te stellen. In dit artikel bespreken wij het geschil, de oude jurisprudentielijn en de koerswijziging die de Afdeling heeft gemaakt.

Het geschil

De (tussen)uitspraak van de Afdeling draait om het bestemmingsplan Parkhaven in Rotterdam, dat voorziet in de bouw van woontorens rondom de Euromast. In het bestemmingsplan is opgenomen dat het plangebied een hoogwaardige groene inrichting moet hebben, en dat dit noodzakelijk is voor de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het bestemmingsplan. Tegen het bestemmingsplan is door verschillende partijen beroep ingesteld, onder andere over de toename van verkeers- en parkeerhinder en de aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. De Afdeling oordeelt dat verschillende onderdelen van het bestemmingsplan, waaronder de hoogwaardige groene inrichting van het gebied, niet concreet genoeg zijn uitgewerkt in het bestemmingsplan. Zij moeten dan ook door bijvoorbeeld een voorwaardelijke verplichting juridisch geborgd worden in de planregels.

Voorwaardelijke verplichting in bestemmingsplan

Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet werd in bestemmingsplannen geregeld welke vormen van gebruik en welke ontwikkelingen waren toegestaan op een bepaalde locatie. Dit werd ook wel ‘toelatingsplanologie’ genoemd. Een bestemmingsplan kon dan ook geen gebodsbepalingen bevatten (onvoorwaardelijke verplichtingen). In een bestemmingsplan kon echter wel een voorwaardelijke verplichting worden opgenomen. Een voorwaardelijke verplichting houdt in dat een bepaalde vorm van gebruik of ontwikkeling is toegestaan, op de voorwaarde dat aan een bepaalde verplichting (het uitvoeren van een bepaalde ruimtelijke maatregel) wordt voldaan.

Oude jurisprudentielijn

Het opnemen van een voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan was op grond van de oude jurisprudentielijn niet verplicht. De ruimtelijke maatregel die moest worden genomen voordat een bepaalde ontwikkeling was toegestaan kon bijvoorbeeld ook via privaatrechtelijke afspraken worden vastgelegd. Of er werd volstaan met een toezegging van de gemeente dat de ruimtelijke maatregelen zouden worden getroffen.  Een voorwaardelijke verplichting hoefde dus niet in het bestemmingsplan te worden opgenomen als de gemeenteraad het in haar macht had om zelf de voorwaardelijke verplichting te treffen. Was dit niet het geval, en was de voorwaardelijke verplichting wel noodzakelijk voor een goede ruimtelijke ordening, dan moest het wel in de planregels worden opgenomen.

Koerswijziging door de Afdeling

De Afdeling is een nieuwe koers ingeslagen. Maatregelen die vanuit een oogpunt van goede ruimtelijke ordening noodzakelijk zijn, moeten worden opgenomen in het bestemmingsplan, tenzij de maatregelen al op een andere wijze publiekrechtelijk zijn geborgd. Het opnemen in het bestemmingsplan verzekert namelijk de publiekrechtelijke borging van de realisatie en de instandhouding van de maatregel. Een toezegging of een privaatrechtelijke afspraak over de uitvoerding of instandhouding van de maatregelen is dus niet langer voldoende. Dit levert volgens de Afdeling namelijk onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is daarnaast in strijd met de rechtszekerheid. De Afdeling noemt specifiek nog drie situaties waarin een voorwaardelijke verplichting sowieso in de planregels moet worden opgenomen:
  • Wanneer het bevoegd gezag eigenaar of beheerder is van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen;
  • Wanneer het bevoegd gezag in de toekomst eigenaar of beheerder wordt van de gronden waarop de voorwaardelijke verplichting moet worden genomen en toezegt de ruimtelijke maatregelen te realiseren en in stand te houden;
  • Wanneer een privaatrechtelijke afspraak is gemaakt over de voorwaardelijke verplichting.
In deze gevallen zijn er dus onvoldoende afdwingbare waarborgen voor derden en is het opnemen van de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan dus noodzakelijk voor hun rechtspositie.

Concluderend

Met deze verduidelijking heeft de Afdeling een belangrijke uitspraak gedaan over gebiedsontwikkeling en wordt de rechtszekerheid van bedrijven en burgers in plangebieden versterkt. Ook onder de Omgevingswet en het omgevingsplan (de opvolger van het bestemmingsplan) is het mogelijk om voorwaardelijke verplichtingen op te nemen. De verwachting is dan ook dat de lijn van de Afdeling ook bij omgevingsplannen zal worden doorgezet. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Voorwaardelijke verplichting verplicht: belangrijke koerswijziging [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => voorwaardelijke-verplichting-verplicht-belangrijke-koerswijziging [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-07 15:20:25 [post_modified_gmt] => 2025-08-07 13:20:25 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45446 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 45435 [post_author] => 2 [post_date] => 2025-08-06 15:32:36 [post_date_gmt] => 2025-08-06 13:32:36 [post_content] =>

Inleiding

Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op het toetsingskader van de bekrachtigingsprocedure en verwijst daarbij naar de wettekst, de parlementaire geschiedenis en literatuur. In dit artikel bespreken wij de overgang van het oude systeem van onteigening naar het systeem onder de Omgevingswet en gaan wij in op de uitspraak van de rechtbank.

Onteigening

Onteigening is een instrument onder de Omgevingswet waarmee de overheid het eigendom op een onroerende zaak (gedwongen) kan ontnemen. Het instrument onteigening bestond al in het ‘oude’ omgevingsrecht, maar de procedure is met de inwerkingtreding wel veranderd. In het oude systeem werd bij Koninklijk Besluit door de Kroon bepaald of onteigening in het algemeen belang én noodzakelijk was. De rechtmatigheid van het Kroonbesluit kon vervolgens door de civiele rechter worden getoetst, waarna de civiele rechter ook de hoogte van de schade moest vaststellen. Onder de Omgevingswet neemt het bestuursorgaan een onteigeningsbeschikking (art. 11.4 Ow). De onteigeningsbeschikking moet dan worden bekrachtigd door de bestuursrechter op basis van een ambtshalve toets. Pas na bekrachtiging treedt de onteigeningsbeschikking in werking (art. 16.33e Ow). De civiele rechter oordeelt vervolgens over de hoogte van de schadeloosstelling (art. 11.14 Ow). Onteigening is alleen mogelijk wanneer aan drie voorwaarden is voldaan. Er moet een onteigeningsbelang zijn (te vinden in het ontwikkelen, gebruiken of beheren van de fysieke leefomgeving), het moet noodzakelijk zijn en het moet urgent zijn (art. 11.5 Ow). Naast deze drie voorwaarden moet sprake zijn van een onteigeningsgrondslag. Dit betekent dat de beoogde vorm van ontwikkeling, gebruik of beheer van de fysieke leefomgeving is opgenomen in een vastgesteld omgevingsplan, of is mogelijk gemaakt in een verleende bopa-omgevingsvergunning of in een vastgesteld projectbesluit (art. 11.6 Ow). Als laatste moet zijn voldaan aan de wettelijke vormvoorschriften die zien op de totstandkoming van de onteigeningsbeschikking (art. 16.107 Ow).

Uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant

De gemeenteraad van Gemeente Gilze en Rijen wil het stationsgebied herontwikkelen door onder andere een onderdoorgang naar de perrons en de fietsenstalling te realiseren. Voor de beoogde ontwikkeling heeft de gemeente de grond van twee percelen nodig. Voor de twee percelen is daarom een onteigeningsbeschikking vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeente een verzoek tot bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking ingediend bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechtbank moet altijd ambtshalve toetsen of aan de voorwaarden voor onteigening is voldaan, of er een grondslag voor onteigening is, en of aan de formele vormvoorschriften is voldaan (art. 16.107 Ow). Daarnaast kunnen belanghebbenden eventuele bedenkingen indienen (art. 16.97 Ow). Voor perceel 1 wijst de rechtbank het bekrachtigingsverzoek toe, maar voor perceel 2 wordt het verzoek afgewezen. Op basis van de volgende overwegingen komt de rechtbank tot dit oordeel.
  • Grondslag

    De grondslag voor onteigening is terug te vinden in het tijdelijke deel van het omgevingsplan. In een bestemmingsplan opgenomen in het tijdelijk deel zijn de functies ‘verkeer-railverkeer’, ‘fietsenstalling’ en ‘verkeer’ aan de percelen toegekend. De belanghebbende voert aan dat dit niet voldoet als grondslag omdat het bestemmingsplan nog niet onherroepelijk is. Dit is volgens de rechtbank niet het geval. Er is dus wel voldaan aan een grondslag voor onteigening. Wel is het zo dat pas wanneer het bestemmingsplan (opgenomen in het omgevingsplan) onherroepelijk is geworden, de onteigeningsakte door de notaris kan worden opgesteld (art. 11.16 Ow). Dit was door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrechtspraak in de Raad van State al eerder vorig jaar bevestigd.
  • Wettelijke vormvoorschriften

    De onteigeningsbeschikking moet voldoen aan de vormvoorschriften die volgen uit de Omgevingswet en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hieruit volgt onder andere dat de ontwerponteigeningsbeschikking en de daarop betrekking hebbende stukken ter inzage moeten worden gelegd. Een van de verplichte stukken die betrekking heeft op de onteigeningsbeschikking is het logboek waarin de pogingen tot minnelijk overleg zijn opgenomen. Volgens de belanghebbende had het logboek ter inzage moeten zijn gelegd. Hier gaat de rechtbank niet in mee vanwege de persoonsgegevens en financiële gegevens die in het logboek zijn opgenomen. Wel had de gemeente de belanghebbenden de mogelijkheid moeten geven het logboek op te vragen. Omdat het logboek tijdens de rechterlijke procedure alsnog is overgelegd wordt het gebrek door de rechtbank gepasseerd.
  • Onteigeningsbelang, noodzaak en urgentie

    Het onteigeningsbelang volgt uit het omgevingsplan waarin de beoogde ontwikkeling is mogelijk gemaakt. Het belang bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder de bereikbaarheid van het station en het verhelpen van knelpunten bij het spoor. Ook is sprake van urgentie. Er is namelijk voldaan aan de wettelijke urgentie-eis dat de gronden binnen drie jaar nodig zijn. De gemeente heeft hiervoor voldoende gemotiveerd toegelicht dat de feitelijke werkzaamheden binnen drie jaar van start zullen gaan. Voor perceel 1 is ook aan het noodzaak-criterium voldaan omdat de gemeente een redelijke poging heeft gedaan om het perceel te verwerven door minnelijk overleg. Voor perceel 2 is er echter geen noodzaak meer omdat inmiddels overeenstemming is bereikt om de grond te verkopen in ruil voor een ander stuk grond. Hierdoor bekrachtigt de rechtbank alleen voor perceel 1 de onteigeningsbeschikking.

Concluderend

In deze uitgebreide uitspraak is het toetsingskader voor bekrachtiging van een onteigeningsbeschikking duidelijk uiteengezet door de rechtbank. Het toetsingskader dat volgt uit de Omgevingswet wordt nauw gevolgd door de rechtbank en er wordt ook uitgebreid verwezen naar de relevante wettelijke bepalingen. Daarnaast is duidelijk geworden dat het bestuursorgaan de eigenaar van de betreffende grond zal moeten wijzen op de mogelijkheid het logboek in te zien, maar dat deze niet voor een ieder ter inzage hoeft te worden gelegd. Dit artikel is geschreven door Kim Albert en Anne Verberne. Kim Albert 2 [post_title] => Onteigening onder de Omgevingswet: eerste uitspraak over bekrachtiging door bestuursrechter [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => onteigening-onder-de-omgevingswet-eerste-uitspraak-over-bekrachtiging-door-bestuursrechter [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-06 15:34:10 [post_modified_gmt] => 2025-08-06 13:34:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45435 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 45418 [post_author] => 74 [post_date] => 2025-08-06 14:27:14 [post_date_gmt] => 2025-08-06 12:27:14 [post_content] =>

Inleiding

Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over de bevoegdheid van burgemeesters om woningen te sluiten. Het toetsingskader uit de Harderwijk-uitspraak uit 2022 is daarbij aangescherpt. De Afdeling geeft hiermee duidelijkheid over de uitgangspunten die zullen worden gehanteerd om woningsluitingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet te beoordelen.

Eerdere jurisprudentie

In eerdere uitspraken (ECLI:NL:RVS:2019:2912, ECLI:NL:RVS:2022:285 en ECLI:NL:RVS:2022:1910) heeft de Afdeling het kader over woningsluiting op grond van artikel 13b van de Opiumwet reeds uitgewerkt. Onderdeel hiervan was de Harderwijk-uitspraak, waarin de Afdeling oordeelde dat de toetsing van het evenredigheidsbeginsel bestaat uit drie onderdelen: 1) geschiktheid; 2) noodzakelijkheid; en 3) evenwichtigheid. Toetsing aan het evenredigheidsbeginsel is van belang bij woningsluiting gezien de ingrijpende gevolgen van de maatregel. In dit geval gaat het bijvoorbeeld om een woning waarin drugs en wapens zijn gevonden. De woning is vervolgens gesloten door de burgemeester, waarna de bewoner van het pand en tevens eigenaar van de drugs en wapens in detentie is genomen. In de woning woonde echter ook zijn dochter die op dat moment hoogzwanger was. De vraag is dan ook of de woningsluiting wel evenredig is.

Uitspraak van de Afdeling

Woningsluiting is een herstelmaatregel In het bestuursrecht bestaan er twee soorten sancties: herstelsancties en punitieve sancties. Herstelsancties hebben als doel het beëindigen van een overtreding, terwijl een punitieve sanctie er op is gericht een straf op te leggen. In de overzichtsuitspraak bevestigt de Afdeling dat woningsluiting een herstelmaatregel is: het doel van woningsluiting is dat de overtreding van de Opiumwet wordt beëindigd. De burgemeester is op grond van de Opiumwet bevoegd om een woning te sluiten als er in of vanuit de woning drugshandel plaats vindt. Het evenredigheidsbeginsel Bij de sluiting van een woning moet de burgemeester beoordelen of dit evenredig is. Dit volgde reeds uit de Harderwijk-uitspraak. In deze uitspraak heeft de Afdeling het evenredigheidsbeginsel verder uitgewerkt. Geschiktheid vereist dat woningsluiting een geschikt middel is om de overtreding van de Opiumwet te beëindigen. In de uitspraak oordeelt de Afdeling dat tijdsverloop ervoor kan zorgen dat woningsluiting niet langer geschikt is. Dit kan het geval zijn wanneer er al zo veel tijd is verstreken dat de overtreding ondertussen al is beëindigd. Indien woningsluiting nog wel een geschikt middel is moet vervolgens de noodzaak worden beoordeeld. Gekeken moet worden of een minder ingrijpend middel kon worden ingezet. Bij de beoordeling van de noodzaak moeten verschillende omstandigheden worden meegenomen. Onder andere moet worden gekeken naar de soort drugs en de aanwezige hoeveelheid, of de woning de feitelijke handelsplaats is voor de drugs en of de omgeving gelinkt kan worden aan drugscriminaliteit. Na een beoordeling van de noodzaak moet als laatste worden gekeken of de woningsluiting evenwichtig is. Dit vereist een belangenafweging tussen de nadelige gevolgen van de woningsluiting voor de bewoners en het doel van de woningsluiting. Hiervoor noemt de Afdeling een aantal gezichtspunten, zoals de verwijtbaarheid van degenen die nadelige gevolgen ervaren door de sluiting, een mogelijke bijzondere binding met de woning, de aanwezigheid van minderjarige kinderen en of de woning na sluiting terug in gebruik kan worden genomen. Het oordeel in deze zaak In deze zaak oordeelt de Afdeling dat de woningsluiting niet evenwichtig is. Op het moment van de woningsluiting was de dochter hoogzwanger, terwijl de dochter zelf niet verdacht is van drugshandel. Stress die wordt veroorzaakt door de woningsluiting en het moeten zoeken van een nieuwe woning kunnen de zwangerschap negatief beïnvloeden. In dit geval is er dus sprake van een bijzondere omstandigheid die zwaarder weegt dan het sluiten van de woning.

Concluderend

Met deze overzichtsuitspraak van de Afdeling is verder duidelijk geworden hoe het evenredigheidsbeginsel moet worden toegepast bij het sluiten van woningen op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Daarbij is het van belang dat een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt. Burgemeesters hebben een discretionaire bevoegdheid om woningen te sluiten, maar dienen dit wel uitgebreid te motiveren. Dit artikel is geschreven door Robin de Hoon en Anne Verberne. Robin Hoon 3 [post_title] => Overzichtsuitspraak ABRvS over woningsluiting bij drugspanden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => overzichtsuitspraak-abrvs-over-woningsluiting-bij-drugspanden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-06 14:27:14 [post_modified_gmt] => 2025-08-06 12:27:14 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45418 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 45407 [post_author] => 10 [post_date] => 2025-08-04 14:50:53 [post_date_gmt] => 2025-08-04 12:50:53 [post_content] =>

Inleiding

Op 23 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan over de leer van schaarse rechten in relatie tot begrotingssubsidies. De Afdeling sluit hierbij aan bij de Didam-arresten van de Hoge Raad. De uitspraak van de Afdeling is belangrijk voor bestuursorganen die gebruik maken van begrotingssubsidies. Bij de verlening hiervan moet voortaan mededingingsruimte worden geboden of moet objectief op basis van toetsbare en redelijke criteria gemotiveerd worden waarom er maar één geschikte kandidaat is.

Het geschil

Gemeentes en provincies kunnen van het Rijk geld krijgen om beleid van de Rijksoverheid uit te voeren, dit zijn zogenaamde ‘specifieke uitkeringen’. Het geld van zo’n specifieke uitkering is door de gemeente Peel en Maas gebruikt om een subsidie te verlenen aan functionarissen om dat Rijksbeleid vervolgens uit te voeren. Tegen de verlening van de subsidie is een andere partij in bezwaar gekomen. Zij was van mening dat de gemeente bij de verlening van de subsidie een openbare, transparante en eerlijke procedure had moeten volgen zodat ook zij had kunnen meedingen. Volgens de gemeente gaat het echter om een begrotingssubsidie (art. 4:23, derde lid, aanhef en onder c, van de Awb). Begrotingssubsidies worden opgenomen in de gemeentelijke begroting. Hier is in beginsel geen plafond aan verbonden. Volgens de gemeente is het daarom per definitie niet schaars. Daarom geldt er volgens de gemeente dan ook geen verplichting tot het bieden van mededingingsruimte. In beroep heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat de begrotingssubsidie een schaars publiek recht is waarvoor meerdere potentiële gegadigden waren. Omdat de andere partij niet heeft kunnen mee dingen naar de subsidie, is de subsidie in strijd met het gelijkheidsbeginsel verleend.

Uitspraak van de Afdeling

De Afdeling oordeelt dat de begrotingssubsidie een schaars recht is. Er waren namelijk meerdere potentiële gegadigden. Voor schaarse rechten volgt uit vaste rechtspraak (Vlaardingen) dat deze op transparante wijze moeten worden verdeeld. Er moet op grond van het gelijkheidsbeginsel ruimte worden geboden om mee te dingen naar de subsidie. In het Didam I arrest heeft de Hoge Raad geoordeeld dat geen mededingingsruimte geboden hoeft te worden wanneer bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt. Dit moet dan wel gemotiveerd bekend worden gemaakt. In het Didam II arrest heeft de Hoge Raad verder verduidelijkt dat deze bekendmaking ertoe strekt een gegadigde alsnog de mogelijkheid te bieden om mee te dingen. De Afdeling sluit aan bij de Didam-leer. De gemeente moest dus mededingingsruimte bieden bij de verdeling van de begrotingssubsidie. Indien de gemeente ervan uitgaat dat er maar één geschikte gegadigde is, dient dit alsnog op voorhand (8 weken van te voren) te worden gepubliceerd. In dat geval moet op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria worden gemotiveerd waarom er maar één serieuze gegadigde in aanmerking komt.

Concluderend

Met deze uitspraak heeft de Afdeling duidelijk gemaakt dat ook bij het verlenen van begrotingssubsidies in beginsel mededingingsruimte zal moeten worden geboden. In dit geval heeft de gemeente niet deugdelijk gemotiveerd op basis van objectieve, toetsbare en redelijke criteria waarom maar een partij in aanmerking kwam voor de subsidie. In de praktijk is het voor gemeentes en provincies die regelmatig gebruik maken van begrotingssubsidies dus van belang om deugdelijk en op tijd te motiveren waarom er maar één gegadigde kan zijn. Zo niet, dan moet er namelijk mededingingsruimte worden geboden. Dit artikel is geschreven door Rik Wevers en Anne Verberne. Rik Wevers 2 [post_title] => Schaarse rechten en begrotingssubsidies: Afdeling sluit aan bij de Didam-leer [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => schaarse-rechten-en-begrotingssubsidies-afdeling-sluit-aan-bij-de-didam-leer [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-05 11:37:18 [post_modified_gmt] => 2025-08-05 09:37:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45407 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 45384 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-08-01 15:34:12 [post_date_gmt] => 2025-08-01 13:34:12 [post_content] => IT-juristen weten het al jaren: de kloof tussen juridische beoordeling en de realiteit van IT contracten / softwareontwikkeling is diep. Die kloof wordt pijnlijk zichtbaar in een recente rechtszaak tussen On Air B.V. en Triple IT B.V., waarin het gerechtshof Amsterdam zich buigt over de vraag of een front-end tijdig en deugdelijk is opgeleverd in een agile ontwikkeltraject. De procedure is inmiddels ruim drie jaar gaande, met als voorlopig dieptepunt dat het hof zich genoodzaakt ziet een IT-deskundige in te schakelen om fundamentele begrippen uit de IT-praktijk uit te leggen.

De uitdaging: juridisch kaderen van agile/scrum

In deze zaak draait het om de ontwikkeling van een front-end via een agile/scrum-aanpak, met levering in sprints en een "definition of done". Triple IT factureerde voor haar werkzaamheden, terwijl On Air betaling weigerde, stellende dat niet aan de afgesproken voorwaarden was voldaan. Volgens On Air was geen sprake van deugdelijke oplevering, laat staan acceptatie. Het hof constateert echter dat het simpelweg ontbreken van een concrete opleverdatum — een typisch kenmerk van agile werken — het juridisch kader bemoeilijkt. Wat betekent ‘oplevering’ binnen agile? Is het label ‘done’ in de procesmanagement software voldoende om aan te nemen dat een (deel)product geaccepteerd is? Wanneer begint de klachttermijn te lopen bij software die iteratief wordt ontwikkeld? Rechters weten het niet en dat is logisch. Het zijn immers geen IT-professionals.

Deskundige moet terminologie en praktijk uitleggen

In het tussenarrest van april 2024[1] besluit het hof dan ook om een IT-deskundige te benoemen. Die krijgt een indrukwekkend takenpakket mee: van het beoordelen van de feitelijke voortgang per sprint, tot het verklaren van begrippen als ‘scrum master’, ‘sprint’, ‘front-end’ en — cruciaal — ‘done’. De deskundige moet ook uitleggen hoe de branche omgaat met tussentijdse opleveringen in sprints, en in hoeverre die gebruikelijk als formele oplevermomenten worden beschouwd. De kernvraag is dan: heeft een ‘done’ ticket juridische gevolgen, zoals het starten van een klachttermijn of de impliciete acceptatie van het werk? Deze vragen raken het hart van veel IT-geschillen.

Traagheid en kosten van de procedure

De rechtbank deed uitspraak in maart 2022. Pas in april 2024 besluit het hof tot een deskundigenonderzoek. In juli 2025[2] wordt de deskundige officieel benoemd. De verwachting is dat het rapport pas in of na december 2025 beschikbaar komt, waarna partijen mogen reageren. Een einduitspraak? Niet eerder dan medio 2026. Een slepende hoger beroep procedure van vier jaar is dan een feit.

Had dit beter gekund? Ja: arbitrage en duidelijke contracten

Een geschil als dit illustreert waarom partijen in IT-geschillen vaak beter af zijn met arbitrage bij gespecialiseerde instituten als SGOA of TAMI. Daar hebben arbiters wél kennis van agile, scrum, sprints en software ontwikkeling. Soms volstaat al om een materie-deskundige, in het kader van een bindend advies, een oordeel te laten geven. Met zo’n oordeel kunnen partijen daarna weer verder. Dat is met name relevant wanneer partijen met elkaar door willen gaan. Alleen hebben ze dit dispuut waar iemand een oordeel in moet geven. Daarna gaan ze verder met elkaar. Dan kun je gaan jaren wachten op een uitspraak van een gerechtshof. Dan wil je binnen een paar weken duidelijkheid. Daarnaast onderstreept deze zaak het belang van duidelijke contracten. Definieer wat ‘oplevering’ betekent. Leg vast wat ‘done’ is. Omschrijf acceptatieprocedures per sprint. Beter nog: vermijd vaagheden als “we aim to have a shippable release” of “As a result we don not offer completion dates” of “Final project costs are not projected or guaranteed, a result of the agile software developmentapproach that allows for changing requirements, methods and designs throughout the project.” Deze onduidelijkheden leiden vroeg of laat tot discussies.

Conclusie

Deze zaak laat zien dat juridische systemen nog steeds moeite hebben om wendbare ontwikkelmethoden juridisch te duiden. Een deskundige moet nu de rechter helpen om agile te begrijpen. Maar had dit voorkomen kunnen worden? Absoluut, met duidelijke definities, goede documentatie, betere communicatie met de opdrachtgever en waar nodig een alternatieve geschilbeslechting via arbitrage c.q. bindend advies. Heb je hier vragen over? Neem dan contact op met Jos van der Wijst. [1] Gerechtshof Amsterdam, 23 april 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:1070 [2] Gerechtshof Amsterdam, 15 juli 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:1814 Jos van der Wijst [post_title] => Agile, sprints en ‘done’ in de rechtszaal: Waarom rechters IT-deskundigen nodig hebben [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => agile-sprints-en-done-in-de-rechtszaal-waarom-rechters-it-deskundigen-nodig-hebben [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-15 14:42:35 [post_modified_gmt] => 2025-08-15 12:42:35 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45384 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 45409 [post_author] => 6 [post_date] => 2025-08-01 13:31:59 [post_date_gmt] => 2025-08-01 11:31:59 [post_content] => Vanaf 28 juni 2025 treedt de European Accessibility Act (EAA) in werking in Nederland. De wet verplicht organisaties om digitale diensten — zoals websites, webshops, apps en ticketautomaten — toegankelijk te maken voor mensen met een beperking. De EAA wordt via aanpassingen in de Warenwet, de Wet op het financieel toezicht en het Burgerlijk Wetboek in Nederlandse regelgeving verankerd. Voor de uitvoering wordt teruggegrepen op de Web Content Accessibility Guidelines (WCAG). Dit zijn internationale richtlijnen en aanbevelingen voor digitale toegankelijkheid.

Voor wie geldt de EAA?

De EAA geldt voor aanbieders van digitale goederen en diensten aan consumenten binnen de EU, waaronder:
  • Webshops, e-commerce-sites en reserveringsplatforms
  • Apps en websites van organisaties die audiovisuele mediadiensten, financiële producten, e-books of zelfbedieningsterminals aanbieden
Uitzonderingen gelden voor micro‑ondernemingen met minder dan 10 werknemers en een jaaromzet onder €2 mln, en voor diensten uitsluitend B2B gericht, mits er geen kennelijk consumentenbereik is.

Wat betekent dit voor websitebouwers?

Websitebouwers zullen steeds vaker vragen krijgen zoals:
  • "Voldoet dit website-ontwerp aan EAA?"
  • "Hoe verwerk ik WCAG in mijn projecten?"
  • "Wat moet er in toegankelijkheidsverklaringen?"
Wat moet je doen:
  1. Accessibility audit / checks aanbieden – gebruik tools om te toetsen op WCAG 2.1-niveau AA.
  2. Toegankelijkheid ‘by design’ borgen – start bij designfase met EN 301 549 en WCAG-protocollen.
  3. Toegankelijkheidsverklaring & rapportage – minimaal 50 richtlijnen beoordelen en/of plannen binnen 6 maanden.
  4. Insluiting van bestaande sites & updates – ook bestaande sites kunnen onder de wet vallen bij significante updates.
Recent nieuws en signalen
  • MKB Nederland: 70 % van websites nog niet toegankelijk.
  • Webbouwers zoeken naar praktische handvatten en tooling.
  • Ook zorg, banken, reisplatforms en vervoer bereiden zich actief voor.

Veelgestelde vragen aan websitebouwers:

  • Valt deze website onder de EAA?
→ Ja, als er consumentendiensten worden aangeboden.
  • Moet ik WCAG TT toetsen?
→ Ja, WCAG 2.1 AA is minimumvereiste.
  • Hoe gaan we om met updates?
→ Beoordeel of updates ‘significant’ zijn voor hernieuwde toetsing.
  • Hoe formuleer je een verklaring?
→ Benoem WCAG-elementen en koppel aan ontwerpdocumentatie. Wij helpen webbureaus en ontwikkelteams bij EAA‑compliance voor webbureaus met:
  • Juridisch advies over reikwijdte en uitzonderingen (hoe moet je termen uitleggen?)
  • Opstellen van toegankelijke designrichtlijnen
  • Begeleiden van audits en verklaringen
  • Strategie bij klantondersteuning
Neem contact op via wijst@bg.legal – samen zorgen we dat jouw diensten EAA-compliant worden. Jos van der Wijst 2 [post_title] => European Accessibility Act: wat moeten webbouwers nú weten? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => european-accessibility-act-wat-moeten-webbouwers-nu-weten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-04 14:36:30 [post_modified_gmt] => 2025-08-04 12:36:30 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45409 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 45480 [post_author] => 68 [post_date] => 2025-08-27 16:46:02 [post_date_gmt] => 2025-08-27 14:46:02 [post_content] => Stel je voor: je bent merkhouder of auteursrechthebbende, en plots zie je dat iemand op het punt staat jouw idee of product te kopiëren of te gebruiken zonder jouw toestemming. Dit overkwam POPMART onlangs, de houder van het intellectueel eigendomsrecht op de gewilde Labubu doll. Met een beroep op het ex parte verbod bij de rechter wist POPMART snel en effectief op te treden tegen de namaak Labubu. Dat laat zien hoe krachtig dit middel kan zijn – en daarom is het de hoogste tijd om er in deze blog weer eens aandacht aan te besteden.

Snel ingrijpen zonder de wederpartij te horen

Een ex parte verbod is een verbod dat de rechter kan opleggen zonder dat de vermeende inbreukmaker wordt gehoord (op grond van artikel 1019e Rv). Dit in tegenstelling tot een regulier kort geding waarbij iedere partij de kans krijgt om haar verhaal te doen. Het idee daarachter is dat de rechthebbende zo snel mogelijk kan optreden tegen een vermeend inbreukmaker, als het uitstellen van actie onherstelbare schade zou veroorzaken.

Hoe werkt het in de praktijk?

De rechthebbende dient een verzoek in bij de voorzieningenrechter. Daarbij moet overtuigend worden uitgelegd waarom er sprake is van grote spoed en waarom onmiddellijke actie nodig is. Als de rechter het verzoek toewijst, geeft hij direct een bevel: de vermeende inbreukmaker moet stoppen met de dreigende inbreuk. Daarbij kan de voorwaarde worden gesteld dat de verzoeker zekerheid stelt, voor het geval later blijkt dat het verbod onterecht was. Omdat de vermeende inbreukmaker vooraf niet is gehoord, volgt na het ex parte verbod een bodemprocedure bij de rechtbank. In die procedure krijgt de wederpartij alsnog de gelegenheid om zich te verdedigen. Ook kan de rechthebbende in die procedure aanvullende vorderingen instellen. Het ex parte verbod zorgt er dus voor dat er direct wordt ingegrepen, maar het betekent niet dat de zaak daarmee volledig is afgerond.

Wanneer wordt dit middel ingezet?

Het ex parte verbod is geen standaardmaatregel. De rechter zal een verzoek daartoe dan ook enkel honoreren in uitzonderlijke situaties. Het middel is bedoeld voor gevallen waarin sprake is van onherstelbare schade en waar snel ingrijpen absoluut noodzakelijk is. In de praktijk gaat het bijvoorbeeld om geschillen waarbij een groot aantal of evidente namaakproducten op de markt worden gebracht.

Waarom is het belangrijk om te weten?

Voor ondernemers en bedrijven is het goed om te weten dat dit middel bestaat. Het kan een effectief wapen zijn om jouw intellectuele eigendom te beschermen. Maar let wel: een rechter legt een zwaar middel als een ex parte verbod enkel op als het verzoek goed onderbouwd is en voldoet aan alle vereisten. Heeft u vragen over de handhaving van uw intellectuele eigendomsrechten? Neem contact op met een van onze specialisten. Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Het ex parte verbod in het intellectueel eigendomsrecht: de Labubu doll als praktijkvoorbeeld [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-ex-parte-verbod-in-het-intellectueel-eigendomsrecht-de-labubu-doll-als-praktijkvoorbeeld [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2025-08-27 16:46:02 [post_modified_gmt] => 2025-08-27 14:46:02 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=45480 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1488 [max_num_pages] => 149 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => 7decfeb1ad2ba5ddb922b55757854701 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:8d823a90c529710d00451fccf8663dad:0.89726400 17563869760.23641400 1756386977 [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Stel je voor: je bent merkhouder of auteursrechthebbende, en plots zie je dat iemand op het punt staat jouw idee of product te kopiëren of te gebruiken zonder jouw toestemming....
Lees meer
Op 6 augustus heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over planschade. In de overzichtsuitspraak geeft de Afdeling de hoofdlijnen weer van de rechtspraak...
Lees meer
Inleiding Op 9 juli 2025 heeft Staatsraad advocaat-generaal Wattel een conclusie uitgebracht over de uitleg van artikel 5.2, derde lid, van de Wet open overheid (Woo). Op grond van deze...
Lees meer
 De Rechtbank Den Haag heeft in een recente tussenuitspraak opnieuw benadrukt dat bestuursorganen verplicht zijn transparant te zijn over het gebruik van algoritmes in hun besluitvorming. Dat geldt óók wanneer...
Lees meer
Inleiding De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft op 9 juli 2025 een interessante (tussen)uitspraak gedaan over de voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan. De Afdeling slaat daarmee...
Lees meer
Inleiding Op 20 mei 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant de eerste inhoudelijke uitspraak gedaan over onteigening onder de Omgevingswet. De rechtbank gaat uitgebreid in op het toetsingskader van de bekrachtigingsprocedure...
Lees meer
Inleiding Op 16 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een overzichtsuitspraak gedaan over de bevoegdheid van burgemeesters om woningen te sluiten. Het toetsingskader uit...
Lees meer
Inleiding Op 23 juli 2025 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) uitspraak gedaan over de leer van schaarse rechten in relatie tot begrotingssubsidies. De Afdeling sluit...
Lees meer
IT-juristen weten het al jaren: de kloof tussen juridische beoordeling en de realiteit van IT contracten / softwareontwikkeling is diep. Die kloof wordt pijnlijk zichtbaar in een recente rechtszaak tussen...
Lees meer
Vanaf 28 juni 2025 treedt de European Accessibility Act (EAA) in werking in Nederland. De wet verplicht organisaties om digitale diensten — zoals websites, webshops, apps en ticketautomaten — toegankelijk...
Lees meer