Bekostiging onderwijs is subsidie

21 apr 2015

De hoogste bestuursrechter in ons land, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State  [RvS] heeft bij herhaling geoordeeld dat de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht [Awb] ingevolge artikel 4:21 lid 4 Awb van overeenkomstig toepassing is op de bekostiging van het onderwijs en onderzoek. Dat betekent kort gezegd dat bezwaar en beroep volgens de algemene bestuursrecht openstaat als het gaat om bijvoorbeeld een verlaging van de bekostiging van een school. 

Laatstelijk heeft de RvS op 30 juli 2014 [BA 2014/179] deze lijn bevestigd. Op deze wijze wordt volgens de RvS enerzijds recht gedaan aan de bijzondere constitutionele positie van het onderwijs en anderzijds aan de doelstelling van de Awb om de bestuursrechtelijke wetgeving zoveel mogelijk te harmoniseren. De wettelijke systematiek van de onderwijsbekostiging laat zich zonder problemen naar de uitgangspunten en regels van de Awb–subsidietitel ordenen. Hieruit volgt dat onder meer de artikelen 4:49 en 4:57 Awb in beginsel gelden bij een lagere vaststelling van de bekostiging en de terugvordering daarvan, tenzij de onderwijswetgeving bij wege van een specifieke en uitputtende bepaling daarop een uitzondering maakt. In de hiervoor aangehaalde uitspraak betoogt de minister volgens de RvS terecht dat niet het college van B&W maar hijzelf bevoegd is tot lagere vaststelling van de bekostiging, indien het zogeheten overschrijdingsbedrag niet ten behoeve van het onderwijs aan een school is aangewend.

Voor de praktijk is dit belangrijk. Als bijvoorbeeld de schooldirectie een lagere bekostiging wil aanvechten kan dat. De minister moet een besluit wel goed onderbouwen en inrichten. Zo bepaalt artikel 4:49 Awb dat het bestuursorgaan [in dit geval de miniser] de subsidievaststelling kan intrekken of ten nadele van de ontvanger kan wijzigen op een drietal gronden. Het kan dan gaan om feiten of omstandigheden waarvan het bestuursorgaan bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn, dan wel de subsidievaststelling onjuist was en de subsidieontvanger dit had behoren te weten of indien de subsidieontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de subsidie.

De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij anders is bepaald. Er geldt wel een beperking: als vijf jaren zijn verstreken na de dag waarop de subsidievaststelling is bekend gemaakt kan de vaststelling niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd.

In artikel 4:57 Awb is bepaald dat het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen kan terugvorderen. Dat kan desnoods bij dwangbevel. In het derde lid is een verrekeningsbevoegdheid opgenomen. En geldt ook hier weer de beperking van de termijn van vijf jaren waarbij na het verloop ervan geen terugvordering kan plaatsvinden. Maar de minister moet dan wel kunnen aantonen dat de subsidie onverschuldigd is betaald. Vaak geen makkelijke opgave en dus de moeite waard om dit kritisch te onderzoeken.

Als het gaat om een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, bijvoorbeeld de intrekking of wijziging van een subsidiebesluit, dan wordt dit ook wel geduid als een besluit op grond van de Awb. Tegen een besluit kan een belanghebbende bezwaar en/of beroep instellen. Een belanghebbende moet zich wel onderscheiden van de grote massa. Voor een willekeurige derde heeft het derhalve geen zin om bezwaar of beroep in te stellen.