Beroep op naleving hygiënecode; schriftelijke vastlegging een eerste vereiste

05 mei 2015

In 2011 krijgt een molenaar een warenwetboete door de NVWA wegens het niet naleven van de hygiënecode. Het boeterapport van de NVWA maakt melding van allerhande onhygiënische omstandigheden in de molen. Na een ongegrond verklaard bezwaar van de molenaar komt de zaak ruim drie jaar later bij de Rechtbank Rotterdam die op 25 november 2014 uitspraak doet. Zie uitspraak.
Uit de uitspraak van de rechtbank blijkt maar eens temeer de noodzaak het naleven van de hygiënecode ook vast te leggen.

Een exploitant van een levensmiddelenbedrijf [en aan welke definitie de molen in dit geval voldoet aldus de rechtbank] wordt bij controle door de NVWA vooraf in de gelegenheid gesteld te kennen te geven of door dat bedrijf gebruik wordt gemaakt van een voor zijn sector vastgestelde en goedgekeurde hygiënecode. De exploitant van een levensmiddelenbedrijf, die gebruik maakt van de hygiënecode moet dan handelen volgens de voorschriften van die hygiënecode.

De molenaar heeft in beroep betoogd dat hij een in het Warenwetbesluit hygiëne van levensmiddelen bedoelde hygiënecode naleeft en dit aan de verbalisant van de NVWA heeft gemeld. Dit is door NVWA niet weersproken en op grond hiervan had de NVWA moeten onderzoeken of de molenaar de hygiënecode naleefde. Doordat de NVWA dit niet heeft gedaan kan het besluit [op bezwaar] van de NVWA niet in stand blijven aldus de rechtbank. Dit betekent echter niet dat de boete zelf niet in stand blijft.

De molenaar beroept zich op de toepassing van de hygiënecode maar de rechtbank constateert dat schriftelijke stukken waaruit blijkt van naleving van de hygiënecode in 2011 [toen de inspectie plaats vond] ontbreken en dit komt aldus de rechtbank voor rekening en risico van de molenaar. Hoewel de rechtbank ook overweegt dat uit de waarnemingen van de verbalisant van de NVWA genoegzaam blijkt dat de hygiënecode onvoldoende werd nageleefd, kan desalniettemin worden aangenomen dat als de molenaar wel een goede registratie van het door hem naleven van de hygiënecode had bijgehouden en had kunnen overleggen, dit de NVWA zou hebben genoopt tot het in het inspectierapport vastleggen van meer dan alleen de waarnemingen van de verbalisant. De NVWA zou dan ook gemotiveerd hebben moeten uiteenzetten waarom onverlet een registratie van werkzaamheden ten behoeve van de naleving van de hygiënecode, er toch niet sprake zou zijn van een volledige toepassing van de hygiënecode.

Juridische moraal van dit verhaal is dat bij een beroep door een levensmiddelenbedrijf op naleving van de gebruikte hygiënecode, het van belang is de registratie daarvan voorhanden te hebben en te houden wanneer bezwaar wordt aangetekend of beroep wordt ingesteld tegen een Warenwetboete wegens onhygiënische omstandigheden in het bedrijf.