Corona en huurprijs: het blijft een lastige combinatie
Er zijn inmiddels enkele uitspraken in kort geding gewezen waaruit blijkt dat de sluiting van het gehuurde als gevolg van een overheidsmaatregel zoals die in verband met het coronavirus een ‘gebrek’ kan opleveren in de zin van artikel 7:204 BW. Een gebrek is elke op het gehuurde betrekking hebbende omstandigheid die het genot ervan beperkt. Dit betekent dat een huurder op grond van artikel 7:207 BW in beginsel (met terugwerkende kracht) aanspraak kan maken op huurprijsvermindering.
Of dit laatste ook daadwerkelijk gerealiseerd kan worden hangt af van het huurcontract en de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden. Artikel 7:207 BW is van regelend recht en kan dus contractueel worden uitgesloten.
Huurovereenkomst
Zo’n contractuele uitsluiting van het recht op huurprijsvermindering kan op grond van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 BW), maar vooral op grond van onvoorziene omstandigheden (artikel 6:258 BW) opzij worden gezet en gewijzigd worden. Daarvoor is nodig dat ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst op dit punt naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Of en op welke wijze de huurovereenkomst gewijzigd moet worden, zal aan de hand van alle omstandigheden van het geval worden beoordeeld.
Huurder
Daarnaast kan de vraag zijn of een door een overheidsmaatregel gedwongen sluiting van het gehuurde toch niet een aan de huurder toe te rekenen omstandigheid is. In dat geval heeft de huurder geen recht op huurvermindering. In een van de uitspraken is aangehaakt bij de in algemene voorwaarden vaak voorkomende bepaling dat de huurder moet zorgen voor de vergunningen die nodig zijn voor de uitoefening van het bedrijf. En dat intrekking van zo’n vergunning geen aanleiding geeft tot enige actie tegen de verhuurder. Contractueel gezien is daarmee het risico van de gedwongen sluiting bij de huurder gelegd, aldus de voorzieningenrechter in kwestie. Ook heeft deze rechter in de bewuste uitspraak aangegeven dat het verdedigbaar is dat de sluiting van overheidswege een omstandigheid is die ingevolge artikel 6:75 BW krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor rekening van de huurder komt.
Impact corona-maatregelen
Een algemene voorwaarde die ziet op het als huurder moeten beschikken over een vergunning en dat de intrekking daarvan voor rekening van de huurder is, valt naar mijn mening niet zomaar op één lijn te stellen met een door de overheid verplichte sluiting van het gehuurde als gevolg van de Corona pandemie. Dit gezegd hebbende blijft er ook dan nog genoeg juridische stof voor discussie over waar het gaat om de impact van corona-maatregelen op de betaling van de huurprijs
Voor de volledige uitspraken zie:
ECLI:NL:RBNNE:2020:1979; ECLI:NL:RBOVE:2020:1906; ECLI:NL:RBGEL:2020:2768