De “redelijke” termijn bij beëindiging subsidie
Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben in december 2012 Bureau Jeugdzorg Overijssel bericht de jarenlang verstrekte subsidie met ingang van 1 januari 2015 te eindigen. Dit in verband met de naar verwachting per genoemde datum in werking tredende nieuwe Jeugdwet. In die wet is voorzien dat niet langer de provincies maar de gemeenten verantwoordelijk zijn voor de jeugdzorg.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht mag een bestuurdersorgaan een subsidierelatie die drie jaar of langer heeft geduurd alleen beëindigen met in acht name van een redelijke termijn. De provincie Overijssel vindt de termijn die zij in acht neemt, namelijk een termijn van ruim twee jaar, lang genoeg. Na een tevergeefs bezwaar stapt Bureau Jeugdzorg naar de rechter. De rechtbank in Zwolle vindt de door de provincie gehanteerde termijn niet “redelijk”. Bureau Jeugdzorg is in het kader van de subsidierelatie verplicht om haar taakstellingen op het gebied van jeugdzorg volledig uit te voeren tot het moment dat de nieuwe Jeugdwet in werking treedt. Ten tijde van het door de provincie genomen besluit bestond voor alle betrokkenen nog volstrekte onduidelijkheid over de toekomst van de jeugdzorg op het moment dat gemeenten daarvoor verantwoordelijk zouden worden. Niet alleen onduidelijkheid over de vraag of gemeenten onder de nieuwe wetgeving met Bureau Jeugdzorg een subsidierelatie zouden willen of kunnen aangaan, maar ook onduidelijkheid over de omvang van de taakstelling van Bureau Jeugdzorg onder de nieuwe wet. De provincie heeft aan deze problematiek onvoldoende gewicht toegekend door de subsidie abrupt per 1 januari 2015 te laten eindigen, aldus de rechtbank.
De rechtbank vernietigt het besluit van de provincie tot subsidiebeëindiging. Gedeputeerde Staten van Overijssel moeten een nieuw besluit nemen met in acht name van de overwegingen van de rechtbank.
Deze uitspraak is om meerdere redenen van belang. De uitspraak is van belang voor andere Bureaus Jeugdzorg en jeugdzorgaanbieders die ook met een subsidiebeëindiging door een provincie worden geconfronteerd in verband met de toekomstige Jeugdwet. Daarnaast illustreert de uitspraak in algemene zin dat een subsidieverlener die voornemens is subsidie te beëindigen bij het bepalen van een redelijke termijn rekening moet houden met de – onzekere – gevolgen van de subsidiebeëindiging. En dit zeker als de subsidieontvanger de taak waar de subsidieverstrekking op toeziet ook na de stopzetting van de subsidie zal moeten blijven uitvoeren.
Zie ook branche Zorg