Een website heeft zodanige gebreken dat deze niet goed is opgeleverd en schade moet worden vergoed

04 mrt 2013

Als eerste moet de rechtbank de vraag beantwoorden hoe een overeenkomst om een website te bouwen juridisch gekwalificeerd moet worden. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst moet worden aangemerkt als een overeenkomst van opdracht in de zin van artikel 7:400 BW. Van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW is in dit geval geen sprake omdat de opdracht niet strekt tot het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard.

Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of er een [fatale] datum is overeengekomen waarop de website door de websitebouwer moest zijn opgeleverd. In de offerte is geen datum genoemd waarop de website klaar zou zijn. Wel is vermeld dat zoveel mogelijk zou worden opgeleverd in juli en augustus 2007, maar uit deze vermelding kan niet worden afgeleid dat de websitebouwer verplicht was uiterlijk eind augustus 2007 op te leveren.
De rechtbank overweegt dat het voor de hand had gelegen dat, indien de harde afspraak zou zijn gemaakt dat de website uiterlijk op 21 september 2008 af moest zijn, deze afspraak in enige vorm zou zijn vastgelegd. Dit geldt zeker nu de eerdere streefdatum niet was gehaald. Maar van enige vastlegging van een harde deadline is echter niet gebleken.
Omdat partijen in het najaar van 2008, kennelijk zonder voorbehoud, nader zijn overeengekomen dat de websitebouwer de website zou afmaken, heeft de websitebouwer daaraan de redelijke verwachting mogen ontlenen dat ArtOlive hem thans niet alsnog zou tegenwerpen dat hij de website niet uiterlijk in de zomer van 2008 heeft opgeleverd.

De website is uiteindelijk in mei 2010 opgeleverd, in die zin dat de website toen ‘live’ is gegaan. Uit dit gegeven en uit de e-mails die aan de oplevering vooraf zijn gegaan, leidt de rechtbank af dat partijen het erover eens waren dat de site in ieder geval op de datum van ‘live’ gaan moest worden opgeleverd.
De rechtbank overweegt verder dat zij uit de stellingen van partijen afleidt dat tussen partijen niet in geschil is dat als een website ‘live’ gaat, deze doorgaans niet direct vlekkeloos werkt en dat het in zijn algemeen dus te verwachten valt dat enige nadere aanpassingen nodig zullen zijn. Dit brengt mee dat het feit dat de website na het ‘live’ gaan nog gebreken vertoonde, op zichzelf onvoldoende is om te oordelen dat sprake is van een tekortkoming.

Maar in dit geval is sprake van meer dan “te verwachten gebreken”. Door ArtOlive is een andere websitebouwer in geschakeld. Deze heeft in een brief gemotiveerd aangegeven dat de in mei 2010 opgeleverde website structurele gebreken vertoonde die alleen met aanzienlijke inspanningen konden worden opgelost. Onder deze omstandigheden moet worden geoordeeld dat de website in mei 2010 ernstiger gebreken vertoonde dan bij de oplevering van een website in zijn algemeenheid mag worden verwacht.

Dit leidt tot de conclusie dat de website bij de oplevering niet de eigenschappen had die ArtOlive daarvan mocht verwachten en dat de websitebouwer dus tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting de website in mei 2010 op te leveren.
ArtOlive heeft gesteld dat zij als gevolg van de tekortkomingen in de nakoming van de overeenkomst schade heeft geleden. Uit de brief van de nieuwe websitebouwer blijkt dat in totaal 161 uur nodig zijn geweest om de tekortkomingen van de website te herstellen zo dat deze beantwoordt aan de offerte van de eerste websitebouwer.
Als schade wordt toegewezen de kosten van herstel van de gebreken van de website zijnde € 12.880,-.
Rechtbank Amsterdam, 23-01-2013,LJN: BZ2674

Kortom,
- Indien een datum van oplevering van een website een “fatale” datum is, leg dit dan duidelijk vast in correspondentie. Zolang daar geen sprake van is, moet een redelijke termijn worden gegeven om gebreken te herstellen.
- Na oplevering vertoont een website nog gebreken. De toets is vervolgens of de website bij de oplevering niet de eigenschappen had die de gebruiker daarvan mocht verwachten. Indien een gebruiker vindt dat daar sprake van is, dan moet hij dat deugdelijk kunnen onderbouwen.
- Indien sprake is van een website die niet voldoet aan deze toets, dan zijn de kosten die een andere websitebouwer moet maken om de gebreken te herstellen, schade die verhaalbaar is op de websitebouwer.