Enkelvoudig onderhands gunnen bij rijksopdrachten
Op 15 augustus jl. is nieuw rijksbeleid ingegaan met als doel de grensbedragen voor het gunnen van opdrachten onder de Europese drempelwaarden rijksbreed te harmoniseren.
In de circulaire "Grensbedragen voor procedures Aanbestedingswet 2012 onder de drempelwaarde" wordt bij het vaststellen van de hoogte van de grensbedragen aangesloten bij de Aanbestedingswet 2012 en de Gids Proportionaliteit [Gids-P].
Uit de circulaire blijkt dat ten aanzien van opdrachten voor levering en diensten met een waarde onder de € 50.000,= de argumenten voor het vragen om meer dan één offerte in het algemeen niet opwegen tegen de lasten die voor ondernemers en aanbestedende diensten voortvloeien uit het organiseren van een aanbesteding met meerdere inschrijvers. Het rijksbrede kader voor het toepassen van de procedures onder Europese aanbestedingsdrempel is vervolgens zo vastgesteld dat bij leveringen of diensten tot € 50.000,= en bij werken tot € 150.000,= de enkelvoudige onderhandse procedure gevolgd wordt. Bij hogere bedragen tot de Europese drempelwaarden [bij leveringen en diensten] en tot € 1.500.000,= [bij werken] geldt een meervoudige onderhandse procedure. Wanneer sprake is van een duidelijk grensoverschrijdend belang en bij werken vanaf € 1.500.000,= tot de Europese drempelwaarde geldt een nationale aanbesteding [die dus gepubliceerd dient te worden].
De circulaire is beleid en dus niet verplicht maar er zal naar verwachting rijksbreed toepassing aan worden gegeven. Ter motivering van de keuze voor de procedures onder de Europese drempels zou de aanbestedende dienst in beginsel kunnen volstaan met een verwijzing naar de circulaire. Bedacht moet echter worden dat in de Gids-P wordt opgemerkt dat in algemene zin bij de waarde van een "kleine opdracht" voor levering en diensten kan worden gedacht aan opdrachten tot € 40.000,= à € 50.000,= terwijl in de Gids-P ook balkjes zijn weergegeven waaruit juist lijkt te moeten worden afgeleid dat enkelvoudig onderhands gunnen voor de centrale overheid slechts is toegestaan bij opdrachten met een waarde tot € 33.000,=.
Een en ander betekent dat het niet verstandig is dat het rijksbrede kader zoals vastgelegd in de circulaire, klakkeloos wordt toegepast. De aanbestedende dienst [op het niveau van de centrale overheid] zal er goed aan doen om ook op basis van artikel 1.4 Aanbestedingswet 2012 te bepalen welke procedure moet worden toegepast. Artikel 1.4 schrijft voor dat de aanbestedende dienst de keuze voor de manier waarop hij voornemens is de overeenkomst tot stand te brengen, op basis van objectieve criteria moet bepalen. Daarbij moet ingevolge de Gids-P op in ieder geval de navolgende zaken acht worden geslagen: de omvang van de opdracht, de transactiekosten voor de aanbestedende dienst en de inschrijvers, het aantal potentiële inschrijvers, het gewenste eindresultaat, de complexiteit van de opdracht en het type van de opdracht alsmede het karakter van de markt.
Ook is te adviseren de circulaire kritisch te beoordelen waar het gaat om de voorgeschreven nationale aanbesteding [met een publicatie op nationaal niveau] wanneer sprake is van een opdracht met een duidelijk grensoverschrijdend belang.
Immers, bij een duidelijk grensoverschrijdend belang lijkt veeleer een publicatie op Europees niveau en daarmee een "Europese aanbesteding" de aangewezen weg.
Het voornoemde betekent ook dat aanbestedende diensten die niet tot de rijksoverheid behoren, voorzichtig moeten zijn bij het – vrijwillig – hanteren van de circulaire. Dit ook omdat uit de Gids-P blijkt dat bij decentrale overheden andersluidende uitgangspunten gelden.
Voor [potentiële] inschrijvers c.q. gegadigden geldt dat ook zij de door een aanbestedende dienst gemaakte keuze voor een aanbestedingsprocedure op basis van de circulaire kritisch moeten beoordelen en die keuze altijd moeten leggen langs de lat van de in bovenstaand genoemde diverse objectieve criteria.
Zie ook Aanbestedingsrecht