Exclusiviteitsafspraak in een samenwerkingsovereenkomst
In een samenwerkingsovereenkomst maken partijen de afspraak om bij de verdere ontwikkeling van het product exclusief met elkaar samen te werken. De ene partij ontwikkelt zelfstandig een ‘light’ versie van het product en betrekt de andere partij er niet bij. Wordt daarmee gehandeld in strijd met de exclusiviteitsafspraak? Of valt het light product buiten de exclusiviteitsafspraak?
Wat zijn de feiten
In deze zaak werkte een softwareontwikkelaar (‘CB’) samen met een ontwikkelaar van een medisch instrument (‘Dovideq’). In de samenwerkingsovereenkomst was onder meer bepaald dat CB voor eigen rekening en risico de software zou ontwikkelen en vervolgens tegen vergoeding in licentie aan Dovideq ter beschikking zou stellen. Partijen gaan de samenwerking aan voor alle toekomstige nog te ontwikkelen uitvoeringen van het medisch instrument alsmede alle toepassingen die van het medisch instrument zijn afgeleid. Partijen komen ook een wederzijdse exclusiviteit overeen. Daarbij is overeengekomen dat CB de software uitsluitend voor Dovideq zal ontwikkelen en de laatste zou zonder toestemming van Dovideq geen overeenkomsten met derden aangaan met betrekking tot de ontwikkeling van software voor het medisch instrument.
Dovideq wil een door haar zelf, en geheel los van CB, ontwikkelde ‘light’ versie van het instrument op de markt brengen. CB wil dat met een kort geding voorkomen. Dovideq zou in strijd met de exclusiviteitsafspraak hebben gehandeld. De kortgedingrechter had CB in het gelijk gesteld. Dovideq is van dat vonnis in hoger beroep gekomen. Het gerechtshof oordeelt anders[1].
Hoe (ruim) moet de exclusiviteitsafspraak worden uitgelegd?:
Hoe beoordeelt een rechter deze vraag?
Taalkundig? De woordkeuze in een overeenkomst is niet alles bepalend. Van belang is de zin die partijen daaraan mochten toekennen en wat zij ten aanzien daarvan redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
In deze zaak moet CB aannemelijk te maken dat zij aanspraak kan maken op exclusiviteit voor wat betreft de ontwikkeling van software voor de light versie van het apparaat.
Beide partijen leggen de tekst van de overeenkomst anders uit. De rechter overweegt dat voor beide taalkundige uitleg van de overeenkomst wat te zeggen valt. Maar in de overeenkomst is geen enkele begrenzing aangebracht. Dovideq stelt dat uit de woorden ‘die betrekking hebben op een afgeleide toepassing’ volgt dat de exclusiviteitsafspraak was begrensd tot systemen met hetzelfde ontwerp, dezelfde functionaliteiten en dezelfde onderliggende techniek als het eerste product. De rechter volgt dat niet. De rechter overweegt daarbij:
- wanneer de functionaliteiten zouden worden aangepast/beperkt op basis van gebruikerservaringen, dan zou CB mogen verwachten dat aanpassingen van de software die daarvoor nodig waren onder de exclusiviteitsafspraken zouden vallen.
- Hetzelfde geldt wanneer dergelijke aanpassingen de toepassing van een andere, goedkopere techniek mogelijk zouden maken.
- Bij het maken van de afspraken was er maar sprake van één product. Een ander systeem of andere functionaliteiten waren in die beginperiode niet in beeld. Dovideq had dus niet hoeven te weten (en CB mocht niet verwachten) dat niet alleen de verdere ontwikkeling van dat specifieke apparaat onder de exclusiviteit zou vallen, maar elk door Dovideq te ontwikkelen apparaat.
- Dovideq heeft gesteld dat de ‘light’ versie van het apparaat voor een ander marktsegment is bedoeld dat de basis versie. Ook daaruit zou blijken dat van een ander product sprake is.
Het hof concludeert dat CB de door haar verdedigde uitleg van de overeenkomst niet aannemelijk heeft weten te maken. En dus worden de vorderingen van CB afgewezen (‘Hij die stelt moet bewijzen’).
Wat betekent dit voor de praktijk
- Een overeenkomst wordt meestal pas opnieuw bekeken wanneer er discussie ontstaat tijdens of na de uitvoering ervan. Soms zijn degene die direct betrokken zijn geweest bij het opstellen van de overeenkomst, niet meer aanwezig. Dit betekent dat de tekst van de overeenkomst helder en niet voor meerderlei uitleg vatbaar moet zijn (tenzij bewust gekozen is voor een ‘vage’ woordkeuze).
- Wanneer exclusiviteit belangrijk is, besteed dan ook tijd aan een heldere formulering die de bedoeling van partijen weergeeft. Omdat een overeenkomst soms moet worden uitgelegd, is het belangrijk om in de overwegingen helder de bedoelingen van partijen met de overeenkomst weer te geven.
- Soms kan het goed zijn om een buitenstaander de overeenkomst te laten maken. Deze zal met vragen komen die voor de directbetrokkenen ‘voor de hand liggend’ zijn en om die reden over het hoofd worden gezien of die weinig aandacht krijgen. Een buitenstaander zou dezelfde ‘uitleg vragen’ kunnen hebben als een rechter zou hebben.
- Bij onderwerpen zoals exclusiviteit (net als non-concurrentie, geheimhouding) is het goed om verschillende scenario’s van wat er zou kunnen gebeuren te bespreken en te kijken of en hoe dit in de overeenkomst besproken zou moeten worden.
Wat zouden wij voor u kunnen doen
- Wij hebben ervaring met het opstellen van diverse samenwerkingsovereenkomsten. Wij kunnen deze voor u opstellen of concepten beoordelen.
- Wij hebben ervaring met het procederen over nakoming van overeenkomsten. Ook van afspraken over exclusiviteit, non-concurrentie/non-competition, geheimhouding.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jos van der Wijst
[1] Hof Arnhem-Leeuwarden, 9 februari 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:1227