Hof van Justitie oordeelt dat een verbod op handel in zaden van oude rassen niet in strijd is met Europese Richtlijnen

21 aug 2012

In Frankrijk is een geschil ontstaan over het in de handel mogen brengen van zaden voor groente en bloemen van ‘oude rassen’ die niet meer voorkomen in nationale catologi van rassen. Het bedrijf Graines Baumaux brengt zaden op de markt, welke wel zijn geregistreerd. Kokopelli, een zadencollectief zonder winstoogmerk, brengt zaden voor groente en bloemen van ‘oude rassen’ op de markt. Baumaux heeft een zaak aanhangig gemaakt tegen Kokopelli op grond van oneerlijke concurrentie.

Bij arrest van 14 januari 2008 heeft het tribunal de grande instance de Nancy (Nancy regionale rechtbank, Frankrijk) Kokopelli veroordeeld om een schadevergoeding te betalen aan Graines Baumaux. De rechtbank oordeelde dat Kokopelli en Baumaux beiden actief waren op de markt van “oude rassen”, dat van de producten die zij verhandelden er 233 identiek of soortgelijk waren, en dat zij de producten leveren aan dezelfde klanten (amateur tuinders) en dat zij dus concurrenten van elkaar waren. Om die reden overwoog de rechtbank dat Kokopelli zich bezighield met daden van oneerlijke concurrentie door de verkoop van groentezaad, dat niet was opgenomen in de Franse catalogi, noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen.

Kokopelli stelde beroep in tegen dit vonnis bij de Cour d'appel de Nancy (Nancy Hof van Beroep), die aan het Hof van Justitie vragen stelde naar de geldigheid van de Europese richtlijn betreffende het in de handel brengen van groentezaad en van de Europese richtlijn “tot vaststelling van bepaalde afwijkingen voor het in de handel brengen van zaaizaadmengsels van groenvoedergewassen die bestemd zijn voor gebruik bij het behoud van de natuurlijke omgeving” .

In het arrest van 12 juli 2012 stelt het Europese Hof van Justitie vast dat de geldigheid van de twee richtlijnen niet wordt aangetast door bepaalde beginselen van het EU-recht of door de EU-verplichtingen die voortvloeien uit het Internationaal Verdrag inzake Plantaardige Genetische Bronnen voor Voedsel en Landbouw (ITPGRFA).
Het Hof merkt daarover allereerst op dat het proportionaliteitsbeginsel vereist dat voorzieningen, ter uitvoering van EU-wetgeving, geschikt moeten zijn voor de verwezenlijking van de legitieme doelstellingen van deze wetgeving en niet verder mogen gaan dan wat nodig is om ze te verwezenlijken.

Het Hof stelt vast dat de primaire doelstelling van de regels met betrekking tot de acceptatie van groentezaad is om de productiviteit te verbeteren in de groenteteelt in de EU. De gemeenschappelijke rassenlijst voor groentegewassen op basis van de nationale catalogi, als middel voor een hogere productiviteit in de teelt, is een middel dat in staat is om ervoor te zorgen dat deze doelstelling wordt bereikt. Opname in een dergelijke nationale catalogi vereist dat het zaad van groentegewassen zich onderscheidt van andere en stabiel en uniform is. Dit maakt het mogelijk dat geschikt zaad wordt gebruikt en dus dat landbouwproductiviteit wordt verhoogd op basis van de betrouwbaarheid van de kenmerken van het zaad.

Zo stelt het Hof vast dat de nationale catalogi voor groentezaad niet verder gaat dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken. De eis van de notering in de officiële catalogi en de daarmee verband houdende acceptatiecriteria waarborgen dat zaaizaad van een bepaald ras de eigenschappen heeft die nodig zijn om een hoog niveau van agrarische productie van goede kwaliteit te waarborgen.

Vervolgens stelt het Hof vast dat de betrokken richtlijnen rekening houden met de economische belangen van handelaren, zoals Kokopelli, die 'oude rassen' te koop aanbieden die niet aan de voorwaarden voor opname in de officiële catalogi voldoen. Immers deze richtlijnen sluiten het in de handel brengen van deze rassen niet uit. Het is juist dat er geografische, kwantitatieve en etiketeringsbeperkingen zijn gesteld met betrekking tot zaad van deze rassen, maar deze beperkingen blijven binnen de grenzen. Het Hof merkt op dat de EU-wetgever niet de liberalisering van de markt voor zaad van 'oude rassen’ nastreefde, maar op zoek was naar het verlichten van de acceptatieregels terwijl het ontstaan van een parallelle markt voor dergelijke zaad voorkomen moest worden, omdat dit waarschijnlijk een belemmering zou vormen van de interne markt voor zaad van groenterassen.

Conclusie
De niche-teelt van 'instandhoudingsrassen' en 'rassen die zijn ontwikkeld voor bijzondere omstandigheden' ten behoeve van het behoud van de agrarische biodiversiteit is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Hier verandert niets aan. Maar zaadtelers kunnen blijven optreden tegen degene die zaden verkopen die niet in de daarvoor bestemde nationale catalogi zijn geregistreerd.