Hoge Raad: arts niet aansprakelijk voor gebruik ongeschikte medische hulpzaak

05 aug 2020

Als de arts gebruik maakt van een ongeschikte hulpzaak dan wordt dit toegerekend aan de arts en het ziekenhuis tenzij dit onredelijk zou zijn.

Uit de wet blijkt de risicoaansprakelijkheid voor het gebruik van gebrekkige medische hulpmiddelen van de hulpverlener, artikel 6:77 BW ;

Wordt bij de uitvoering van een verbintenis gebruik gemaakt van een zaak die daartoe ongeschikt is, dan wordt de tekortkoming die daardoor ontstaat de schuldenaar toegerekend, tenzij dit, gelet op inhoud en strekking van de rechtshandeling waaruit de verbintenis voortspruit, de in het verkeer geldende opvattingen en de overige omstandigheden van het geval, onredelijk zou zijn.”

Tussen patiënt en hulpverlener is sprake van een geneeskundige behandelingsovereenkomst. Op grond hiervan kan de patiënt de hulpverlener en ziekenhuis aanspreken als er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de behandelingsovereenkomst.

Artsen en ziekenhuizen worden dan ook met regelmaat aangesproken voor schade ontstaan door het gebruik van een ongeschikt hulpmiddel.

De uitspraken van de lagere rechtspraak laat echter vele uitkomsten zien.

In de literatuur wordt al geruime tijd bepleit dat voor artsen en/of ziekenhuizen een [risico] aansprakelijkheid bestaat voor productfalen van medische hulpzaken, mede gelet op artikel 6:77 BW. Deze risico aansprakelijkheid is in het belang van de patiënt die schade lijdt door het gebruik van een ongeschikt hulpmiddel. Dit maakt nl. het verhaal van de schade eenvoudiger voor het slachtoffer.  Het slachtoffer zou zich anders moeten wenden tot de producent.

De Hoge Raad gaat hier echter niet in mee.

Zij heeft zich onlangs gebogen over dit vraagstuk in twee zaken.

1. Miragelplombe

In 1992 werd patiënt in het toenmalige RadboudUmc geopereerd aan zijn rechteroog wegens loslating van het netvlies. Bij die operatie werd onder meer gebruik gemaakt van een miragel plombe.

In verband met aanhoudende klachten besloot de arts om de miragelplombe in 2006 te verwijderen. De Miragelplombe bleek te zijn gezwollen en fragmenteerde bij verwijdering, met schade als gevolg.

De Rechtbank en het Gerechtshof waren van oordeel dat  er sprake was van een ongeschikte zaak in de zin van art. 6:77 BW. Arts en ziekenhuis zijn aansprakelijk, aldus deze lagere rechtspraak.

De Hoge Raad oordeelt thans echter anders. Van doorslaggevend belang is of  de hulpzaak volgens de destijds  heersende medische inzichten geschikt werd geacht [zgn. ‘state of art’].

Het enkele feit dat naderhand is gebleken dat de plombe niet geschikt was brengt niet met zich mee dat het gebruik ervan als tekortkoming kan worden aangemerkt, aldus de Hoge Raad. Dus geen aansprakelijkheid van arts en ziekenhuis.

2. PIP implantaten

Voor borstvergroting zijn implantaten bij verschillende patiënten geplaatst. Het implantaat blijkt ongeschikt en er ontstaat schade bij de betreffende patiënten.

Ook hier kwam de Hoge Raad niet tot aansprakelijkheid van de arts en ziekenhuis.  De Hoge Raad concludeert dat de toerekening van de gebrekkige  hulpzaak aan de arts en het ziekenhuis niet redelijk was. De volgende omstandigheden waren hierbij van belang:

  • Het ging om grootschalige en ernstige fraude.
  • De hulpverlener had daardoor geen grotere deskundigheid over de hulpzaken.
  • Het aannemen van aansprakelijkheid tot een grote hoeveelheid omvangrijke schadeclaims terwijl de hulpverlener slechts een beperkte verzekering kan afsluiten.
  • De hulpverlener kan de schade niet verhalen op de producent nu deze failliet is.
Conclusie

Uit deze arresten blijkt dat art. 6:77 BW slechts een beperkte omvang heeft. Je kan niet meer echt van een risico aansprakelijkheid spreken voor de arts en het ziekenhuis voor het gebruik van ongeschikte medische hulpzaken.

Het enkele feit dat het medisch hulpmiddel op grond van naderhand opgekomen medische  inzichten  ongeschikt wordt bevonden, brengt niet mee dat het gebruik van de zaak als een tekortkoming moet worden aangemerkt.

Ook de toerekenbaarheid wordt niet snel aangenomen.

Dit betekent dat de patiënten die een dergelijke kwestie overkomt veelal de producent aansprakelijk moeten stellen. In het geval van faillissement van de producent blijft de patiënt helaas met lege handen staan.

Volledige uitspraken:

ECLI:NL:HR:2020:1090

ECLI:NL:HR:2020:1082