Hoge Raad: opslagbeding van maximaal 3% boven op CPI niet oneerlijk
Verhuurders kunnen opgelucht ademhalen. De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat een opslagbeding van maximaal 3% boven op CPI niet oneerlijk is. Hiermee worden massaclaims van huurders voorkomen.
Prejudiciële vragen en conclusie PG
Eerder schreven wij een blog over de prejudiciële vragen die de rechtbank Amsterdam stelde aan de Hoge Raad over mogelijk oneerlijke huurverhogingen.
Vooruitlopend op het arrest van de Hoge Raad heeft de procureur-generaal (PG) geconcludeerd dat de berekening van huurverhogingen door een opslag van maximaal 3 procent boven op de inflatie in het algemeen niet oneerlijk is. Ook hierover schreven wij eerder een blog.
Oordeel Hoge Raad
De Hoge Raad volgt de conclusie van de PG dat een opslagbeding als zodanig en een opslagbeding met een maximale opslag van 3% niet oneerlijk is.
Ter onderbouwing hiervan overweegt de Hoge Raad dat een indexatiebeding en een opslagbeding onderling verschillende doelen hebben. Een indexatiebeding heeft tot doel geldontwaarding te compenseren. Een opslagbeding heeft in de regel tot doel om de ten laste van de verhuurder komende kostenstijgingen die uitgaan boven de inflatie te compenseren en om de huurprijs in de pas te laten lopen met de waardeontwikkeling van de woning.
Verder overweegt de Hoge Raad dat een huurovereenkomst voor woonruimte een duurovereenkomst is die doorgaans voor langere tijd wordt gesloten. De verhuurder kan die huurovereenkomst slechts op beperkte gronden beëindigen. Gelet op een en ander heeft de verhuurder er een gerechtvaardigd belang bij om de aanvangshuurprijs jaarlijks te kunnen aanpassen, niet alleen in verband met geldontwaarding, maar ook om de voor de verhuurder komende kostenstijgingen die uitgaan boven de inflatie te compenseren en om de huurprijs in de pas te laten lopen met de waardeontwikkeling van de woning.
Aan de andere kant zijn de financiële gevolgen van een opslagbeding met een jaarlijks maximumpercentage van 3% zijn voor de huurder voorzienbaar, omdat de frequentie van de huurprijswijziging, de berekening van de huurprijsverhoging en de maximale verhoging van de huurprijs vaststaan. Hoewel voor de huurder niet voorzienbaar is in hoeverre en op welke gronden de verhuurder toepassing zal geven aan het opslagbeding, en een door de verhuurder aan het beding gegeven toepassing voor de huurder in de praktijk moeilijk controleerbaar is, is het voor de huurder bij de beoordeling van de mogelijke gevolgen van het beding met name van belang dat hij kan voorzien met welk percentage de huurprijs maximaal mag worden verhoogd en hoe vaak.
Ook neemt de Hoge Raad in de overweging mee dat de huurder bij een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd kan opzeggen. Verder neemt de Hoge Raad in de overweging mee dat de Nederlandse wetgeving voor de geliberaliseerde huursector is gebaseerd op het uitgangspunt dat de verhuurder er een gerechtvaardigd belang bij heeft de huurprijs jaarlijks te wijzigen. Zo schrijven de Wet maximering huurprijsverhogingen en de Wet betaalbare huur beide een opslag op de huurprijs voor.
Samenvatting
Kort en goed oordeelt de Hoge Raad dat een opslagbeding als zodanig en een opslagbeding met een maximale opslag van 3% niet oneerlijk is. Dit omdat de verhuurder dit percentage redelijkerwijs nodig heeft om hem in staat te stellen de doelen van het opslagbeding te realiseren. Tegelijkertijd zijn de financiële gevolgen voor de huurder bij het aangaan van de huurovereenkomst voorspelbaar, en blijft een jaarlijkse huurstijging van maximaal dit percentage doorgaans binnen acceptabele grenzen. De Hoge Raad houdt wel nog een slag om de arm door te oordelen dat bij bijzondere omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst het opslagbeding als oneerlijk kan worden aangemerkt.
Let op: dat een opslagbeding van maximaal 3% boven op CPI niet als oneerlijk wordt aangemerkt, staat los van de discussie of de indexering door middel van CPI + 3% elk jaar is toegestaan. De Hoge Raad wijst op artikel 7:248 lid 3 BW waarin is bepaald dat een huurprijswijzigingsbeding dat leidt tot een hogere indexatie dan in dat jaar is toegestaan dat beding in zoverre nietig is en de huurprijs dan geldt als verhoogd met de maximaal toegelaten verhoging. In 2024 geldt bijvoorbeeld een maximum indexering van 5,5%.
Gevolgen praktijk
De Hoge Raad schept met dit arrest duidelijkheid over de indexering van de huurprijs voor woonruimte. Dit arrest ziet niet op bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 of 7:230a BW, daarvoor gelden andere regels. Heeft u vragen over het arrest of uw huurovereenkomst, dan kunt u contact opnemen met de sectie vastgoed & omgeving.
Artikel is geschreven door Michael de Marco en Mika Veldhuis.