Liquiditeitseis van 1.00 bij aanbesteding WMO hulpmiddelen niet disproportioneel
Bij een aanbesteding voor WMO hulpmiddelen stelt een gemeente als eis dat de inschrijver voldoet aan een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren. Een inschrijver die een current ratio van 0,96 naar boven afrondt, voldoet niet aan de eis en de inschrijving wordt terzijde gelegd. De voorzieningenrechter overweegt dat de gemeente een liquiditeitseis van 1,00 mocht stellen en dat de gemeente het gelijkheidsbeginsel zou schenden wanneer zij de current ratio naar boven zou afronden. Het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat deze eis strikt dient te worden gehandhaafd. Geen strijd met Proportionaliteitsgids 2012.
In de aanbestedingsdocumenten had de gemeente als selectiecriterium opgenomen dat een inschrijver over de laatste drie afgesloten boekjaren een gemiddelde liquiditeit moest hebben van 1,00. De inschrijver Vegro voldoet (net) niet aan deze eis. Zij had over de betreffende boekjaren een gemiddelde liquiditeit van 0,96. De gemeente heeft deze inschrijving terzijde gelegd en dus ongeldig verklaard.
Vegro heeft aangegeven dat de accountant de current ratio van 0,96 naar boven heeft afgerond omdat volgens hem de liquiditeitspositie van Vegro een gezonde ontwikkeling laat zien. De voorzieningenrechter overweegt dat dit het oordeel niet anders maakt. Het hanteren van objectieve criteria en eisen zoals voorgeschreven door de wet en de aanbestedingsrechtelijke beginselen, brengt nu eenmaal mee dat een leverancier mogelijk wel capabel is om de opdracht uit te voeren, doch niet voldoet aan een formeel criterium en om die reden niet voor gunning in aanmerking komt. Het aanbestedingsdocument biedt voor een dergelijke afronding evenmin mogelijkheid en gesteld noch gebleken is dat voornoemde, duidelijk gedefinieerde eis ruimte laat voor de normaal behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver om deze in die zin te begrijpen of interpreteren dat afronding wel is toegestaan, ook niet bij een minimale afwijking. Zie ook: Rb Den Haag, 6 december 2012, LJN: BY5674, r.o. 3.7.
Vegro had vervolgens gesteld dat de eis van een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren disproportioneel is. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de aanbestedende dienst bij het stellen van eisen aan financiële en economische draagkracht ruime discretionaire bevoegdheid toekomt. Zie ook: Rb Den Haag, 30 oktober 2012, LJN BY4999, r.o. 4.4
De aanbestedende dienst dient na te gaan welke daadwerkelijke risico’s er zijn en of die risico’s worden afgedekt door de eisen die worden gesteld. De door de aanbestedende dienst gestelde eisen moeten wel in redelijke verhouding staan tot de aard en de omvang van de opdracht. De voorzieningenrechter overweegt dat hij dit slechts beperkt kan toetsen.
Liquiditeit geeft [mede] de financiële positie van een onderneming weer en is een middel om financiële en economische draagkracht te toetsen. De voorzieningenrechter overweegt dat een current ratio van groter dan 1,00 over het algemeen als gezond wordt beschouwd. De gemeente heeft gesteld dat een current ratio lager dan 1,00 door haar niet is gewenst, omdat de continuïteit gedurende de looptijd van de opdracht dan onvoldoende gewaarborgd zou zijn.
Door Vegro is ter ondersteuning van de gestelde disproportionaliteit een beroep gedaan op de Gids Proportionaliteit 2012 (hierna: de gids). De voorzieningenrechter stelt vast dat de gids tot stand is gekomen in het kader van het flankerend beleid bij het wetsontwerp van de nieuwe aanbestedingswet, maar dat deze nieuwe wet op dit moment nog niet van kracht is. Overigens bepaalt het door Vegro aangehaalde artikel 2.90 van de gids niet dat de aanbestedende dienst moet motiveren waarom zij een current ratio vereist, maar dat de aanbestedende dienst met zwaarwegende argumenten moet motiveren in de aanbestedingsstukken waarom zij eisen stelt die betrekking hebben op de hoogte van de totale omzet en de omzet van de bedrijfsactiviteit die het voorwerp van de overheidsopdracht is. Een current ratio heeft echter betrekking op de liquiditeit van de onderneming (vlottende activa/vlottende passiva). Daarover staat, zo overweegt de voorzieningenrechter, in de gids alleen dat het raadzaam is om met het stellen van eisen in de vorm van financiële ratio’s terughoudend om te gaan, omdat er nogal eens problemen ontstaan met onderlinge vergelijkbaarheid van die ratio’s vanwege diversiteit in boekhoudmethoden, maar dat deze problemen kunnen worden voorkomen door de ratio’s duidelijk te definiëren aan de hand van het aanbestedingsdocument. Van onduidelijkheid over de wijze van berekenen van de current ratio is evenwel niet gebleken; evenmin zijn daarover vragen gesteld. In paragraaf 4.4.2 van het aanbestedingsdocument ten aanzien van betreffende eis is bovendien duidelijk gedefinieerd dat het hier gaat om een gemiddelde liquiditeit van 1,00 over de laatste drie afgesloten boekjaren.
Door Vegro zijn documenten uit andere aanbestedingsprocedures in het geding gebracht waarin een current ratio van 0,50 of lager werd geëist. De voorzieningenrechter overweegt dat de enkele omstandigheid dat in die stukken een current ratio van 0,50 wordt gehanteerd, onvoldoende is om tot het oordeel te komen dat een current ratio van 1,00 niet gebruikelijk is in de markt en niet in redelijke verhouding staat tot de opdracht, zoals door Vegro gesteld.
De vorderingen van Vegro worden vervolgens afgewezen.
Rechtbank Rotterdam , 31-01-2013, LJN: BZ1903 [gemeente Capelle a/d IJssel / Vegro]