Nederlandse carve-out praktijk geneesmiddelen onderuit
Het HvJEU vindt[1] dat de in Nederland gangbare praktijk met de carve-out voor nog geoctrooieerde indicaties van een referentiegeneesmiddel, niet conform EU-regelgeving is. Dit gaat gevolgen hebben voor de (aanvraag van) handelsvergunning voor bepaalde generieke geneesmiddelen.
Wat is de carve-out praktijk?
Om een geneesmiddel in de handel te mogen brengen is een handelsvergunning vereist. Bij de aanvraag van een handelsvergunning moet een vergunningsdossier worden overgelegd bij de bevoegde autoriteit. Dat dossier moet onder meer omvatten de testresultaten van de farmaceutische (fysisch-chemische, biologische of microbiologische) proeven, de preklinische (toxicologische en farmacologische) proeven en de klinische proeven. Daarnaast moet aanwezig zijn een samenvatting van de kenmerken van het product. Deze samenvatting is vaak de basis voor de bijsluiter bij het geneesmiddel. Bij de aanvraag van een handelsvergunning kan ook worden verwezen naar het dossier van een geneesmiddel waar al een vergunning voor is verleend (‘referentiegeneesmiddel’). De fabrikant van dat generieke geneesmiddel hoeft dan niet de kosten te maken voor de onderzoeken en proeven die de fabrikant van het referentiegeneesmiddel wel heeft moeten maken. Daarnaast bespaart het ook proeven op mensen (clinical trails) en dieren (pre-clinical trails). Om de fabrikant van het referentiegeneesmiddel de tijd te geven zijn investering terug te verdienen, is bepaald dat de aanvrager van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel pas 8 jaar na het verlenen van een handelsvergunning een beroep mag doen op het dossier van het referentiegeneesmiddel. Daarnaast mag het generiek geneesmiddel pas op de markt worden gebracht tenminste 10 jaar nadat de handelsvergunning is verleend voor het referentiegeneesmiddel.
Soms kan een fabrikant van het referentiegeneesmiddel ook een beroep doen op octrooirechtelijke bescherming voor een bepaalde indicatie of doseringsvorm. Soms is sprake van een ‘second medical use’ patent: een octrooi voor een bepaalde indicatie of doseringsvorm dat later is ontdekt en later is geregistreerd dan het productoctrooi. Dat leidt er dan toe dat het productoctrooi eerder is verlopen dan het second medical use octrooi (gebruiksoctrooi). Om het mogelijk te maken dat een handelsvergunning kan worden verleend voor een generiek geneesmiddel voor de indicaties of doseringsvormen waar het referentiegeneesmiddel geen octrooirechtelijke bescherming meer voor heeft (het productoctrooi), kan een ‘carve-out’ worden toegepast. Dit betekent dat in de samenvatting van de productkenmerken van het generieke geneesmiddel indicaties of doseringsvormen van het referentiegeneesmiddel die nog onder de bescherming van het octrooirecht vallen (het gebruiksoctrooi), worden geschrapt.
Kern van de discussie
Bij de aanvraag van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel heeft de aanvrager een keuze: hij kan bij de aanvraag of een ‘full-labelversie’ van de samenvatting van de productkenmerken van generieke geneesmiddelen indienen (dus zonder toepassing van een carve-out) of een carve-out versie. Soms wordt een full-labelversie ingediend omdat de aanvrager voor het generiek geneesmiddel niet op de hoogte is van de octrooirechtelijke bescherming van bepaalde indicaties of doseringsvormen. In dat geval kan de octrooihouder bezwaar maken tegen de full-labelversie van de samenvatting van de productkenmerken.
In de huidige regelgeving is niet uitdrukkelijk bepaald wat het gevolg is van een carve-out in de samenvatting van de productkenmerken van een generiek geneesmiddel voor de omvang van de handelsvergunning voor het generieke geneesmiddel. Omvat de handelsvergunning dan ook die onderdelen die onder de carve-out vallen of niet? Met name is onduidelijk wat het gevolg is wanneer de carve-out wordt toegepast nadat de handelsvergunning al is verleend. Blijft de handelsvergunning in volle omvang van kracht of moet de handelsvergunning beperkt worden tot de resterende, niet onder de carve-out vallende betrokken indicaties en doseringsvormen.
De praktijk van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (Nederlandse autoriteit voor de toelating van geneesmiddelen (‘CBG’)) is om de full-labelversie van de samenvatting op haar website te publiceren en deze niet aan te passen met een carve-out. Ook niet wanneer daar om wordt verzocht door de fabrikant van het referentiegeneesmiddel.
Of deze praktijk in overeenstemming is met Unierecht is door het gerechtshof Den Haag voorgelegd aan het HvJEU[2].
De AG bij het HvJEU merkt in zijn conclusie onder meer op[3]:
- dat een carve-out in elk geval in het stadium van de aanvraag voor een vergunning voor het in de handel brengen van een generiek geneesmiddel kan worden toegepast. Dit zegt nog niets over de vraag of het ook mogelijk is om pas na de verlening van de handelsvergunning een carve-out toe te passen.
- Dat toepassing van een carve-out na de verlening van de vergunning noodzakelijk kan worden wanneer de vergunninghouder er pas na verlening van de vergunning bekend mee wordt dat een indicatie of doseringsvorm van het referentiegeneesmiddel nog geoctrooieerd is.
- dat een nationale rechter op verzoek van de octrooihouder een vergunninghouder kan verplichten om een carve-out toe te passen.
- dat het een fundamenteel beginsel van het ‘farma-acquis’ is dat de toegelaten en de op de markt gebrachte versie van een geneesmiddel moeten overeenstemmen. Dit betekent dat een vergunninghouder toestemming van de bevoegde autoriteit moet hebben om de samenvatting van de productkenmerken en de bijsluiter van een geneesmiddel te wijzigen. De samenvatting van de productkenmerken vormt immers een integraal onderdeel van de vergunning voor een geneesmiddel en omschrijft de kenmerken van de toegelaten versie ervan.
- Dat het achteraf toe passen van een carve-out noodzakelijk kan zijn. De octrooibescherming kan per lidstaat anders zijn.
- Dat het verzoek van een vergunninghouder om alsnog een carve-out op te nemen dient te worden aangemerkt als een verzoek tot beperking van de handelsvergunning voor dit generieke geneesmiddel tot de overige indicaties of doseringsvormen.
Het HvJEU overweegt in het arrest:
- dat in richtlijn 2001/83 is bepaald dat „[d]e bevoegde autoriteit [...] alle nodige maatregelen [treft] om ervoor te zorgen dat de gegevens in de samenvatting in overeenstemming zijn met de bij of na het verlenen van de handelsvergunning aanvaarde gegevens”.
- dat een vergunninghouder de bijsluiter of de samenvatting van de productkenmerken niet mag wijzigen zonder dit aan de bevoegde autoriteit mee te delen teneinde voor deze wijziging de goedkeuring te verkrijgen van die autoriteit.
- dat de aanvrager van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel de reikwijdte van zijn aanvraag beperkt door in de samenvatting van de productkenmerken indicaties of doseringsvormen van het referentiegeneesmiddel niet te vermelden. De bevoegde nationale autoriteit beschikt daarbij niet over een beoordelingsmarge.
- dat het standpunt van de Nederlandse regering, dat de beslissing van de vergunninghouder van een generiek product om gebruik te maken van een carve-out, niet van invloed is op de reikwijdte van de handelsvergunning, dus onjuist is.
- dat het standpunt van de Nederlandse regering niet te rijmen valt met het fundamentele uitgangspunt dat elk in de handel gebracht geneesmiddel moet voldoen aan de voorwaarden van de handelsvergunning, die tot uitdrukking moeten komen in de samenvatting van de productkenmerken.
- dat de vergunninghouder voor het generieke geneesmiddel, na afloop van het tijdvak van bescherming door een octrooi van een indicatie die onder de handelsvergunning voor het referentiegeneesmiddel valt, de bevoegde autoriteit kan verzoeken om deze indicatie toe te voegen aan die welke al zijn toegelaten voor het generieke geneesmiddel.
- Dat dit alles betekent dat wanneer een aanvrager of houder van een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel aan de bevoegde nationale autoriteit melding maakt van een bijsluiter of een samenvatting van de productkenmerken van dat geneesmiddel waarin gebruik is gemaakt van een carve-out (indicaties of doseringsvormen die nog onder het octrooirecht vallen op het tijdstip waarop het geneesmiddel op de markt wordt gebracht zijn weggelaten), dit een verzoek vormt tot beperking van de reikwijdte van de handelsvergunning voor het generieke geneesmiddel.
Wat betekent dit voor de praktijk
Tot 2009 publiceerde het CBG de samenvatting en bijsluiter rekening houdende met de carve-out. In 2009 heeft het CBG die praktijk verlaten en publiceerde hij alle gegevens over het referentiegeneesmiddel, zelfs wanneer de aanvrager meedeelt dat hij bepaalde gegevens achterwege wil laten. In 2017 heeft het CBG haar praktijk wederom aangepast. Indien de vergunninghouder van het generieke geneesmiddel mededeelt dat bepaalde indicaties of doseringsvormen niet zijn opgenomen in de samenvatting en bijsluiter, geeft het CBG dit aan met een asterisk vergezeld van de volgende tekst:
„* Deze toepassing wordt beschermd door een octrooi [...] van een andere [houder van een VHB]. Meer informatie hierover vindt u op de website van het CBG, www.cbg-meb.nl.”
Als gevolg van deze uitspraak zal het CBG haar praktijk moeten aanpassen. Wanneer een aanvrager voor een handelsvergunning voor een generiek geneesmiddel gebruik maakt van een carve-out, dan zal het CBG deze versie van de samenvatting en bijsluiter moeten publiceren zonder melding te maken van een indicatie of doseringsvorm die nog wordt beschermd door een octrooi van de fabrikant van het referentiegeneesmiddel.
Nadat de beschermingstermijn
voor die indicaties of doseringsvormen is verstreken, kan de vergunninghouder
van het generiek geneesmiddel om een wijziging van de handelsvergunning verzoeken.
[1] HvJEU 14 februari 2019, C-423/17
[2] Gerechtshof Den Haag, 4 juli 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1935
[3] Conclusie van Advocaat-Generaal J. Kokott van 4 oktober 2018