WP_Query Object
(
[query] => Array
(
[paged] => 2
[news-type] => blog
)
[query_vars] => Array
(
[paged] => 2
[news-type] => blog
[error] =>
[m] =>
[p] => 0
[post_parent] =>
[subpost] =>
[subpost_id] =>
[attachment] =>
[attachment_id] => 0
[name] =>
[pagename] =>
[page_id] => 0
[second] =>
[minute] =>
[hour] =>
[day] => 0
[monthnum] => 0
[year] => 0
[w] => 0
[category_name] =>
[tag] =>
[cat] =>
[tag_id] =>
[author] =>
[author_name] =>
[feed] =>
[tb] =>
[meta_key] =>
[meta_value] =>
[preview] =>
[s] =>
[sentence] =>
[title] =>
[fields] => all
[menu_order] =>
[embed] =>
[category__in] => Array
(
)
[category__not_in] => Array
(
)
[category__and] => Array
(
)
[post__in] => Array
(
)
[post__not_in] => Array
(
)
[post_name__in] => Array
(
)
[tag__in] => Array
(
)
[tag__not_in] => Array
(
)
[tag__and] => Array
(
)
[tag_slug__in] => Array
(
)
[tag_slug__and] => Array
(
)
[post_parent__in] => Array
(
)
[post_parent__not_in] => Array
(
)
[author__in] => Array
(
)
[author__not_in] => Array
(
)
[search_columns] => Array
(
)
[ignore_sticky_posts] =>
[suppress_filters] =>
[cache_results] => 1
[update_post_term_cache] => 1
[update_menu_item_cache] =>
[lazy_load_term_meta] => 1
[update_post_meta_cache] => 1
[post_type] =>
[posts_per_page] => 10
[nopaging] =>
[comments_per_page] => 50
[no_found_rows] =>
[taxonomy] => news-type
[term] => blog
[order] => DESC
)
[tax_query] => WP_Tax_Query Object
(
[queries] => Array
(
[0] => Array
(
[taxonomy] => news-type
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
[operator] => IN
[include_children] => 1
)
)
[relation] => AND
[table_aliases:protected] => Array
(
[0] => wp_term_relationships
)
[queried_terms] => Array
(
[news-type] => Array
(
[terms] => Array
(
[0] => blog
)
[field] => slug
)
)
[primary_table] => wp_posts
[primary_id_column] => ID
)
[meta_query] => WP_Meta_Query Object
(
[queries] => Array
(
)
[relation] =>
[meta_table] =>
[meta_id_column] =>
[primary_table] =>
[primary_id_column] =>
[table_aliases:protected] => Array
(
)
[clauses:protected] => Array
(
)
[has_or_relation:protected] =>
)
[date_query] =>
[queried_object] => WP_Term Object
(
[term_id] => 56
[name] => Blog van medewerkers
[slug] => blog
[term_group] => 0
[term_taxonomy_id] => 56
[taxonomy] => news-type
[description] =>
[parent] => 0
[count] => 1453
[filter] => raw
)
[queried_object_id] => 56
[request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS wp_posts.ID
FROM wp_posts LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT JOIN wp_icl_translations wpml_translations
ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type)
WHERE 1=1 AND (
wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
wpml_translations.language_code = 'nl'
AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
AND ( (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations
WHERE trid = wpml_translations.trid
AND language_code = 'nl'
) = 0
) OR (
( SELECT COUNT(element_id)
FROM wp_icl_translations t2
JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
AND t2.language_code = 'nl'
AND (
p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR
( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
)
) = 0 ) )
) ) AND wp_posts.post_type IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) ) OR wp_posts.post_type NOT IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' ) )
GROUP BY wp_posts.ID
ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
LIMIT 10, 10
[posts] => Array
(
[0] => WP_Post Object
(
[ID] => 44859
[post_author] => 78
[post_date] => 2025-04-15 12:00:22
[post_date_gmt] => 2025-04-15 10:00:22
[post_content] => De nieuwe digitale wetgeving weet zich een weg te banen naar de rechtspraak. Maar het is nog steeds opletten geblazen welke regelgeving je wanneer inzet bij bijvoorbeeld het online delen van data. Rechters zijn niet onder de indruk van het lukraak opsommen van allerlei al dan niet van toepassing zijnde wetsartikelen. Dat blijkt uit een recent kortgedingvonnis.
DSA en P2B
Dit vonnis is een van de eerste in Nederland waarin de nieuwe Digital Services Act (DSA) en Platform-to-Businessverordening (P2B) genoemd worden. Deze twee verordeningen geven aan hoe om te gaan met het delen van informatie via online platforms en wat er gedaan moet worden bij illegale content.
Accounts verwijderd van Youtube
Het betreft een bekende Youtuber wiens kanalen door Google verwijderd waren wegens meerdere malen schenden van de platformrichtlijnen. De eiser vorderde herstel van zijn accounts, maar de voorzieningenrechter maakte daar korte metten mee: het was duidelijk dat de kanalen waren verwijderd wegens eigen handelen van de content creator dat in strijd was met de richtlijnen voor Youtube.
Content Creator vs. Google
Verder vorderde de Youtuber dat Google zich aan de DSA en P2B dient te houden. Met name art. 12, 16 en 17 van de DSA en art. 4 lid 5 en 12 van de P2B worden genoemd. Deze zien op duidelijke contactpunten, de mogelijkheid voor derden om aan te geven dat content illegaal gebruikt wordt, duidelijke motivering van beslissingen en de mogelijkheid tot bemiddeling.
Zwaaien met regelgeving
De rechter wees alle vorderingen af en gaf daarbij aan dat het niet past in een kort geding om te oordelen over de - nogal algemene - vraag of Google zich houdt aan de DSA en P2B. Wel geeft de rechter aan dat het zomaar vorderen van nakoming van regelgeving zonder duidelijk belang (wat wint de eiser hierbij?) geen resultaat zal opleveren. Ook dat de beslissingen van Google niet goed gemotiveerd zijn blijkt nergens uit; dat de beslissingen niet heel gedetailleerd zijn is te verwachten van een platform als Youtube waar dagelijks enorme hoeveelheden content wordt geplaatst.
Kortom, zomaar met nieuwe regels zwaaien zal niet veel opleveren – iets dat overigens ook voor de eigenaar van een platform zal gelden. Ook voor eigenaars van online tussenhandeldiensten zal het interessant zijn om de rechtspraak over digitale regelgeving in de gaten te houden. Wil je weten welke regels je wanneer kunt toepassen? Neem contact met ons op!
[post_title] => Toepassing van digitale regelgeving in rechtspraak
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => toepassing-van-digitale-regelgeving-in-rechtspraak
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-01 09:40:08
[post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:40:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44859
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[1] => WP_Post Object
(
[ID] => 44844
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-14 15:20:43
[post_date_gmt] => 2025-04-14 13:20:43
[post_content] => Op 10 maart 2025 is het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel voor het legaliseren van de PAS-projecten gepubliceerd. Sinds de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in 2019 dat het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in strijd is met het Europese recht, werd door middel van het Legalisatieprogramma PAS-meldingen geprobeerd alsnog vergunningen te verlenen voor PAS-melders. Nu dit programma in februari 2025 is beëindigd, maar er nog onvoldoende resultaat is geboekt, kwam het kabinet in een wetsvoorstel met een nieuw legalisatieprogramma. In dit artikel bespreken wij het PAS, het Legalisatieprogramma PAS-meldingen en het advies van de Raad van State over het nieuwe wetsvoorstel.
Het Programma Aanpak Stikstof
Met de start van het Programma Aanpak Stikstof (PAS) in 2015 zette de overheid een nieuwe koers in stikstofbeleid in. Het PAS was een pakket aan maatregelen waarmee de milieuschade van stikstof moest worden verminderd. Op grond van het PAS moest tegenover alle nieuwe stikstofuitstoot een stikstof verminderende maatregel worden gezet. Hierdoor werd het mogelijk om ‘vooraf’ toestemming te krijgen om stikstof uit te stoten, uitgaande van toekomstige verbetermaatregelen. Daarnaast werd voor boeren en bedrijven die weinig stikstof uitstootten (minder dan 1 mol stikstofdepositie per hectare per jaar) de vergunningplicht geschrapt, voor hen kon worden volstaan met een melding onder de Wet natuurbescherming.
In 2019 oordeelde de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State dat het PAS niet voldoet aan de Europese regels. Hierdoor werden alle vergunningen die op basis van het PAS waren aangevraagd afgewezen. Daarnaast werden de bedrijven die onder het PAS geen vergunning nodig hadden vanwege geringe stikstofdepositie per direct illegaal. Projecten waarvoor onder het PAS alleen een melding nodig was, werden nu alsnog vergunningplichtig.
Legalisatieprogramma PAS-meldingen
Naar aanleiding van de uitspraak van de PAS-uitspraak van de Raad van State is in 2022 het Legalisatieprogramma PAS-meldingen vastgesteld. Met dit programma moesten binnen drie jaar maatregelen zijn getroffen om PAS-meldingen te legaliseren. Op grond van het programma konden gegevens worden aangeleverd over de PAS-melding. Indien uit deze gegevens bleek dat een vergunning nodig was dan moest hiervoor stikstofruimte vanuit het legalisatieprogramma beschikbaar komen. Daarnaast was er ruimte om tijdelijk af te zien van handhavend optreden tegen de PAS-melders.
Februari 2025 is dit programma afgelopen. Er is echter onvoldoende stikstofruimte vrij gekomen om vergunningen voor alle PAS-meldingen te verlenen. Hierdoor is er nog steeds sprake van een grote groep ‘illegale’ PAS-melders.
Het wetsvoorstel
Het kabinet heeft daarom een wetsvoorstel tot wijziging van de Omgevingswet ingediend om een nieuw legalisatieprogramma in te voeren. Het doel van dit wetsvoorstel is om voor alle PAS-projecten concreet uitzicht te bieden op een adequate oplossing. In het wetsvoorstel is een verlenging van drie jaar van Legalisatieprogramma PAS-meldingen opgenomen. Daarnaast moet onder het wetsvoorstel aan het begrip ‘legaliseren’ een bredere invulling worden gegeven, namelijk ‘het bieden van een adequate oplossing’ voor de onrechtmatigde situatie waarin de PAS-projecten zijn terechtgekomen. Als oplossingen worden genoemd: aanpassingen in de bedrijfsvoering, extensiveren, innoveren, reduceren, omschakelen en schadevergoeding. Met legalisering wordt dus niet langer alleen het verlenen van een vergunning bedoeld.
Advies van de Raad van State
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft op 10 maart 2025 een (spoed)advies uitgebracht over het wetsvoorstel. Uit het advies blijkt dat de Raad van State er niet van overtuigd is dat het wetsvoorstel concreet uitzicht kan bieden op een adequate oplossing voor alle PAS-projecten.
Op verschillende punten heeft de Raad van State opmerkingen over het wetsvoorstel:
Het is noodzakelijk om bronmaatregelen te treffen
Als eerste is het volgens de Afdeling voor de legalisatie (het alsnog verlenen van een vergunning) van de PAS-projecten van belang dat er daadwerkelijk stikstofruimte wordt verkregen. Het wetsvoorstel bevat echter geen gerichte bronmaatregelen die de stikstofdepositie van de PAS-projecten ongedaan kunnen maken, waarmee deze benodigde stikstofruimte dus zou worden verkregen. Als voorbeeld van een gerichte bronmaatregel benoemt de Afdeling het uitkopen van ‘piekbelasters’: boerenbedrijven die dichtbij natuurgebieden veel stikstof uitstoten. In de toelichting van het wetsvoorstel dient volgens de Afdeling te worden ingegaan op gerichte bronmaatregelen.
Er ontbreekt een concreet programma met adequate oplossingen
In de toelichting van het wetsvoorstel moet aanvullend beleid worden gecreëerd voor het geval dat het alsnog verlenen van een vergunning niet voor alle PAS-projecten mogelijk is. In de toelichting is het onvoldoende duidelijk welke andere werkbare oplossingen er zijn voor legalisering, ook ontbreekt een programma met maatregelen om deze oplossingen daadwerkelijk te bereiken.
Volgens de toelichting bij het wetsvoorstel wordt uitgegaan van het uitgangspunt dat er wordt afgezien van handhaving bij PAS-projecten. Volgens de Afdeling kan dit echter niet zomaar worden aangenomen en dient dit nader te worden gemotiveerd. In het bestuursrecht geldt namelijk een beginselplicht tot handhaving, er moet dus worden uiteengezet waarom het afzien van handhaving bij de bestuursrechter stand zal houden.
Gebrek aan rechtszekerheid
Doordat aan het begrip legaliseren in de toelichting een bredere invulling wordt gegeven dan in de wettekst wordt er volgens de Afdeling onzekerheid gecreëerd voor de PAS-melders. In de wettekst wordt gesproken van het alsnog verlenen van een vergunning, terwijl in de toelichting ook wordt gesproken van andere adequate oplossingen. Voor de rechtszekerheid adviseert de Afdeling daarom om ook in de wettekst duidelijk te maken dat er naast het alsnog verlenen van vergunningen ook wordt ingezet op andere adequate oplossingen.
Het ontbreken van internetconsultatie
Als laatste merkt de Afdeling op dat het wetsvoorstel niet open heeft gestaan voor internetconsultatie, terwijl dit wel het uitgangspunt is. Gezien het belang van de inbreng van burgers, bedrijven en belangenorganisaties wordt geadviseerd om dit in de toekomst niet achterwege te laten.
Op grond van deze opmerkingen van de Afdeling is het advies dan ook om het wetsvoorstel alleen in te dienen bij de Tweede Kamer nadat er aanpassingen hebben plaatsgevonden.
Concluderend
Ondanks de wens van de Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur om zo spoedig mogelijk nieuwe maatregelen te nemen om PAS-projecten te legaliseren blijft er nog veel onduidelijk over de situatie van
PAS-melders. Uit het advies van de Afdeling komt duidelijk naar voren dat het kabinet concrete maatregelen moet uitwerken en dat het wetsvoorstel verschillende aanpassingen behoeft. De verdere ontwikkeling van het wetsvoorstel zal naar verwachting meer duidelijkheid bieden over de mogelijkheden tot legalisatie voor PAS-melders.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Raad van State kritisch over nieuw legalisatieprogramma PAS-melders
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => raad-van-state-kritisch-over-nieuw-legalisatieprogramma-pas-melders
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-14 15:31:57
[post_modified_gmt] => 2025-04-14 13:31:57
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44844
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[2] => WP_Post Object
(
[ID] => 44839
[post_author] => 67
[post_date] => 2025-04-07 14:30:34
[post_date_gmt] => 2025-04-07 12:30:34
[post_content] => Op dit moment bestaat in Nederland, in tegenstelling tot andere landen om ons heen, geen verplichting om op enig moment het eigen faillissement aan te vragen. Uiteraard loopt een bestuurder in privé wel
aansprakelijkheidsrisico’s als te lang wordt gewacht met het aanvragen van het faillissement.
Op 7 december 2022 presenteerde de Europese Commissie een voorstel tot invoering van een wettelijke
verplichting voor bestuurders om in geval van insolventie
faillissement van hun onderneming aan te vragen. De Raad van de Europese Unie heeft op 13 december 2024 een positief standpunt ingenomen ten aanzien van deze maatregel, waarmee een uniformere aanpak binnen de EU wordt beoogd.
De kern van de nieuwe verplichting
Op grond van het voorstel worden bestuurders verplicht om binnen drie maanden een
faillissementsprocedure te starten wanneer zij
weten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat hun onderneming insolvent is. Deze verplichting kan tijdelijk worden opgeschort als bestuurders maatregelen nemen die schuldeisers adequaat beschermen. Daarbij geldt als voorwaarde dat schuldeisers niet in een slechtere positie mogen komen dan wanneer direct faillissement zou zijn aangevraagd.
Wanneer bestuurders verzuimen tijdig faillissement aan te vragen, riskeren zij
persoonlijke aansprakelijkheid voor de schade die schuldeisers hierdoor lijden.
De discussie in Nederland
Het Nederlandse kabinet heeft zich
kritisch uitgelaten over het richtlijnvoorstel. Een belangrijk bezwaar betreft de onduidelijkheid over het exacte moment waarop ‘
dreigende insolventie’ overgaat in daadwerkelijke insolventie. De zorg bestaat dat dit omslagpunt niet objectief en eenduidig kan worden vastgesteld, wat de aansprakelijkheidsrisico's voor bestuurders vergroot.
Ondanks deze kritiek wordt verwacht dat de
aangifteplicht wordt ingevoerd, mogelijk met enkele aanpassingen om de impact te verzachten. Wanneer en onder welke exacte voorwaarden de aangifteplicht in Nederland zal worden geïmplementeerd is nog niet duidelijk.
Gevolgen voor financieel adviseurs
De invoering van de aangifteplicht heeft mogelijk ook gevolgen voor
(financieel) adviseurs van de onderneming, waaronder
accountants. Zij hebben immers inzage in de administratie van de onderneming en kunnen vroege signalen van insolventie of dreigende insolventie opmerken. Hoewel de aangifteplicht een verantwoordelijkheid is van het bestuur, zou het tijdig informeren van de ondernemer over de aangifteplicht weleens onder de
zorgplicht van de accountant kunnen vallen. Voor financieel adviseurs is dus van belang dat zij, als het zover is, op deze nieuwe wetgeving gaan anticiperen, bijvoorbeeld door aanpassing van hun algemene voorwaarden en opdrachtbevestiging.
Wij blijven deze ontwikkelingen nauwgezet volgen. Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact met
Remco de Jong op.

[post_title] => Is een bestuurder verplicht op enig moment het eigen faillissement aan te vragen?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => is-een-bestuurder-verplicht-op-enig-moment-het-eigen-faillissement-aan-te-vragen
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-07 14:30:34
[post_modified_gmt] => 2025-04-07 12:30:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44839
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[3] => WP_Post Object
(
[ID] => 44818
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-04-02 12:17:43
[post_date_gmt] => 2025-04-02 10:17:43
[post_content] => Netbeheerders hebben in Nederland een wettelijke plicht op grond van de Elektriciteitswet 1998 om toegang te verlenen tot het elektriciteitsnet. Een ieder die daarom vraagt, moet in principe een aansluiting en transportcapaciteit krijgen. Een verzoek om transportcapaciteit mag echter worden geweigerd wanneer de netbeheerder redelijkerwijs geen transportcapaciteit beschikbaar heeft. In een kort geding voor de Rechtbank Gelderland is een weigering van transportcapaciteit aan de orde. Na een weigering op een verzoek om extra transportcapaciteit vordert de verzoekende fabriek een netbeheerder om alsnog een aanbod voor extra transportcapaciteit te doen. In dit artikel bespreken wij de voorwaarden om
transportcapaciteit te weigeren en het oordeel van de Rechtbank Gelderland.
Uitzonderingen op de transportplicht: voorwaarden om transportcapaciteit te weigeren
Op grond van artikel 24, eerste lid, van
de Elektriciteitswet is het verplicht voor netbeheerders om een aanbod te doen om de transport van elektriciteit uit te voeren, dit wordt de transportplicht genoemd. Het elektriciteitsnet raakt echter steeds vaker vol, dit wordt netcongestie genoemd. Hier schreven wij eerder een uitgebreid
artikel over. In artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet is een uitzondering opgenomen op de plicht om transportcapaciteit te verlenen. Deze uitzondering houdt in dat de netbeheerder ‘redelijkerwijs geen capaciteit ter beschikking heeft’, en dat daarom een verzoek mag worden geweigerd. Voordat een netbeheerder zich op deze uitzondering kan beroepen, volgt uit artikel 9 van de Netcode Elektriciteit (Nce) dat de netbeheerder maatregelen moet hebben genomen om te onderzoeken of de congestie kan worden verholpen. Op deze uitzondering zijn wij
eerder uitgebreid ingegaan.
In de jurisprudentie van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch (Enexis/Energiepark Pottendijk) is de weigering van transportcapaciteit omdat er redelijkerwijs geen capaciteit is aan de orde gekomen. Hieruit volgde dat het past bij verantwoord netbeheer om beredeneerde voorspellingen te doen over fysieke congestie en daarmee rekening te houden, dat er een verschil is positie is tussen aangeslotenen (reeds gecontracteerden) en toekomstig aangeslotenen (aanvragers), en dat er een ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’ aanpak mag worden gehanteerd. Daarnaast is het van belang dat een weigering met redenen omkleed moet zijn, de weigering moet dus voldoende onderbouwd zijn.
Door een fabriek was een aanvraag gedaan voor extra transportcapaciteit, deze werd door de Netbeheerder Liander geweigerd vanwege netcongestie. Liander beroept zich dus op de uitzonderingsgrond uit artikel 24, tweede lid, van de Elektriciteitswet. Liander stelt dat op het onderstation waarop de fabriek is aangesloten fysieke congestie is en dat er pas in 2032 weer capaciteit vrijkomt. Hiertoe heeft Liander een prognose over de ontwikkeling aangeleverd. Het onderzoek dat is vereist op grond van artikel 9 Nce is nog niet afgerond.
De rechtbank oordeelt dat Liander niet aan de voorwaarde ‘redelijkerwijs geen transportcapaciteit’ heeft voldaan. Voor het onderstation waar het om gaat is namelijk een nog lopend onderzoek bezig naar
congestiemanagement dat pas in april 2025 zal worden afgerond. Liander heeft hierdoor nog niet alle mogelijkheden die zijn vereist in de Nce onderzocht, waardoor nog niet kon worden gesteld dat er redelijkerwijs geen capaciteit meer was. De afwijzing van Liander is daardoor prematuur. Van de netbeheerder wordt bovendien verwacht dat aansluitings- en transportverzoeken transparant en zorgvuldig worden behandeld. De rechtbank oordeelt daarom dat Liander na afronding van het congestiemanagement onderzoek alsnog een aanbod moet doen voor extra transportcapaciteit.
Concluderend
Door deze uitspraak wordt duidelijk dat alleen met een gemotiveerd en overwogen besluit een weigering van transportcapaciteit kan worden gegeven. Ook blijkt dat om ‘redelijkerwijs’ te kunnen stellen dat het elektriciteitsnet vol zit, er sprake moet zijn van fysieke congestie en dat er een congestiemanagement onderzoek op grond van de Nce moet zijn afgerond om te kijken wat de mogelijkheden zijn voor extra capaciteit.
Het probleem van
het volle elektriciteitsnet komt ook in de transportplicht en de uitzondering daarop duidelijk terug. Eerder dit jaar schreven wij ook een
artikel over nieuwe wet- en regelgeving in ontwikkeling rondom energie waarin ook beoogde oplossingen voor netcongestie worden aangewezen.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Weigering van transportcapaciteit alleen toegestaan na zorgvuldige onderbouwing
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => weigering-van-transportcapaciteit-alleen-toegestaan-na-zorgvuldige-onderbouwing
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-04-02 12:17:43
[post_modified_gmt] => 2025-04-02 10:17:43
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44818
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[4] => WP_Post Object
(
[ID] => 44785
[post_author] => 78
[post_date] => 2025-03-27 10:57:33
[post_date_gmt] => 2025-03-27 09:57:33
[post_content] => Dan heb je
een licentieovereenkomst voor software, en ga je na beëindiging daarvan alsnog de mist in door onrechtmatig gebruik… En hoe zit het met auteursrechtelijke bescherming van software? Onderstaande rechtszaak legt enkele mogelijke pijnpunten bloot bij beëindiging van een dergelijke licentieovereenkomst.
De zaak in het kort
Het gaat om een zaak tussen een BV en de gemeente Purmerend, waarover de rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2025 uitspraak deed. In 2019 gingen beide partijen een licentieovereenkomst aan, waarbij de gemeente een gebruiksrecht kreeg op een rekenprogramma dat binnen Excel functioneert. Per 1 januari 2021 beëindigde de gemeente de overeenkomst. De gemeente bleef echter kopieën van het programma gebruiken. De BV stelde dat dit gebruik zonder geldige licentie onder meer een inbreuk op
het auteursrecht vormde en vorderde onder andere een boete van €450.000, schadevergoeding en verwijdering van alle bestanden. De gemeente erkende het gebruik, maar betwistte de vorderingen van de BV.
Oordeel van de rechtbank
Allereerst oordeelde de rechter of er überhaupt sprake is van een computerprogramma dat op grond van
de Auteurswet te beschermen is. Dat bleek niet het geval, omdat voor het programma geen eigen bron- of doelcode was toegevoegd binnen Excel en veel elementen functioneel en niet intellectueel bepaald waren. De opmaak en instructieteksten van het programma zijn wel auteursrechtelijk beschermd vanwege de intellectuele keuzes die daarin waren gemaakt. Er is daarom sprake van ongeoorloofde verveelvoudiging van auteursrechtelijk beschermde onderdelen, doordat de gemeente na beëindiging van de licentieovereenkomst de beschermde delen van het programma bleef gebruiken.
De gevorderde boete van €450.000 werd afgewezen, omdat nergens uit bleek dat deze na beëindigen van de overeenkomst door zou blijven werken en dus verviel na de beëindiging. Wel werd een schadevergoeding van €8.500 toegekend, gebaseerd op de misgelopen licentievergoeding over de jaren 2021-2024. De gemeente dient het programma volledig van haar IT-omgeving te verwijderen, op straffe van een dwangsom met een maximum van €50.000. Proceskostenveroordeling ten laste van de gemeente: €26.018,33.
Wees secuur bij het maken én beëindigen van afspraken
Uit bovenstaande zaak kunnen enkele belangrijke aandachtspunten voor organisaties worden gedestilleerd:
- Bij beëindiging van een licentieovereenkomst is het essentieel om alle kopieën van de betreffende software of content volledig te verwijderen en het gebruik ervan te staken. Dubbelchecken kan geen kwaad.
- Zorg ervoor dat in licentieovereenkomsten expliciet wordt vastgelegd welke verplichtingen na beëindiging blijven gelden, zoals boetebedingen of andere sancties bij overtreding.
- Ook onderdelen zoals opmaak en
instructieteksten kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. Het is belangrijk om te weten welke elementen van een product of dienst onder het auteursrecht vallen om inbreuken te voorkomen.
Conclusie
Het naleven van licentievoorwaarden is belangrijk, ook na afloop van het contract! Een verkeerde actie kan leiden tot
juridische procedures, schadeclaims en hoge proceskosten. Een proactieve houding bij het beheren van licenties en het respecteren van intellectueel eigendom kan dergelijke risico's aanzienlijk verminderen.
Heeft u advies nodig over het opstellen en beheren van licentieovereenkomsten of wilt u iemand aanspreken op inbreuk op uw intellectueel eigendom? Neem dan contact op met onze
experts!
[post_title] => Auteursrecht na licentieafloop: blijf opletten
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => auteursrecht-na-licentieafloop-blijf-opletten
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-01 09:40:16
[post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:40:16
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44785
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[5] => WP_Post Object
(
[ID] => 44743
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-03-17 10:57:02
[post_date_gmt] => 2025-03-17 09:57:02
[post_content] => In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over
intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern salderen niet meer mag worden ingezet bij de ‘voortoets’ voor vergunningaanvragen. Hierdoor worden de mogelijkheden voor intern salderen beperkt. In dit artikel gaan wij in op de overgangsregeling en de implicaties van de uitspraken voor de bouwsector.
Op 18 december 2024 heeft de Afdeling twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. Intern salderen ziet op het wegstrepen van toekomstige stikstofgevolgen tegen de stikstofemissie die al wordt veroorzaakt op basis van de huidige bedrijfsvoering. Op basis van de jurisprudentielijn die sinds 2021 gold, kon intern salderen worden gebruikt in de ‘voortoets’ om te beoordelen of een activiteit vergunningplichtig is.
In december 2024 heeft de Afdeling hierin twee wijzigingen doorgevoerd. Intern salderen mag niet meer in de voortoets worden gebruikt. Daarnaast kan intern salderen voortaan onderdeel zijn van de passende beoordeling voor een natuurvergunningaanvraag. In een eerder artikel zijn wij uitgebreider ingegaan op de aanleiding van de wijziging en de precieze inhoud ervan.
Overgangsregeling
Het nieuwe beoordelingskader is direct van toepassing op zowel lopende als toekomstige vergunningaanvragen. Het heeft daarnaast terugwerkende kracht. Hierdoor geldt het ook voor activiteiten sinds 1 januari 2020. Dit betekent dat activiteiten mogelijk nu alsnog vergunningplichtig zijn geworden.
Er geldt daarom een overgangsregeling voor activiteiten tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025. Tot 1 januari 2030 kan hiervoor een natuurvergunning worden aangevraagd. Het is ook mogelijk om de activiteit aan te passen zonder dat er handhavend wordt opgetreden.
Op wie is de overgangsregeling van toepassing?
Het is voor bouwers en ontwikkelaars belangrijk om te weten of zij onder de overgangsregeling vallen. Wanneer dit het geval is, hoeft de bouw niet per direct te worden stilgelegd. Tijdens de overgangsperiode kan worden onderzocht of een natuurvergunning nodig is. Vervolgens kan een aanvraag worden ingediend, of kan de activiteit worden aangepast zodat er geen natuurvergunning nodig is.
Voor activiteiten die na 1 januari 2025 zijn gestart, geldt de overgangsregeling niet. Er geldt dan meteen een vergunningplicht en er kan handhavend worden opgetreden.
De Afdeling overweegt dat de overgangsregeling geldt voor “activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 fysiek zijn gestart, die na die datum nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd én waarvoor op basis van de oude jurisprudentielijn geen natuurvergunning nodig was.” Om onder de overgangsregeling te vallen, moet de bouw feitelijk zijn gestart tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025.
Een belangrijke vraag is of het dan gaat om het daadwerkelijke bouwen of dat ook voorbereidende werkzaamheden onder 'fysiek gestart' vallen. Als ook voorbereidende werkzaamheden meetellen, valt een grotere groep onder de overgangsregeling. Dit geldt dan ook voor projecten waarvan de voorbereidende werkzaamheden vóór 1 januari 2025 zijn gestart. Hierover is echter nog geen rechtspraak die uitsluitsel biedt.
Daarnaast is van belang dat het gaat om activiteiten die nog in uitvoering zijn of nog worden geëxploiteerd. De overgangsregeling ziet dus ook op bouwwerken die al in gebruik zijn genomen.
Impact op de bouwsector
Voor bouwprojecten die onder de overgangsregeling vallen, betekent dit dat in veel gevallen alsnog een natuurvergunning moet worden aangevraagd. Ook voor bouwprojecten die nog niet zijn gestart en dus niet onder de overgangsregeling vallen, is de impact groot. Veel nieuwe ontwikkelingen waarbij intern salderen werd gebruikt, liggen tijdelijk stil.
Daarnaast hebben verschillende provincies de behandeling van natuurvergunningen tijdelijk stilgelegd of ingeperkt. Hierdoor zullen veel bouwprojecten vertraging oplopen.
Concluderend
De uitspraken van de Afdeling hebben grote gevolgen voor zowel activiteiten van de afgelopen vijf jaar als toekomstige activiteiten. In dit artikel zijn wij dieper ingegaan op de overgangsregeling en de
impact op de bouwsector. Vooral voor nieuwe bouwprojecten die op korte termijn van start zouden gaan, zal de natuurvergunning voor mogelijke vertraging zorgen. Verdere ontwikkelingen blijven wij nauwgezet volgen.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Intern salderen en overgangsrecht: gevolgen voor de bouwsector
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => intern-salderen-en-overgangsrecht-gevolgen-voor-de-bouwsector
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-03-17 10:57:02
[post_modified_gmt] => 2025-03-17 09:57:02
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44743
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[6] => WP_Post Object
(
[ID] => 44736
[post_author] => 7
[post_date] => 2025-03-14 11:05:38
[post_date_gmt] => 2025-03-14 10:05:38
[post_content] => Op 4 maart 2025 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Opheffing Verpandingsverboden. Deze wetswijziging heeft belangrijke gevolgen voor bedrijven, vooral voor
het MKB, doordat het hen meer ruimte biedt om hun activiteiten te financieren. De wet zorgt er namelijk voor dat bedrijven niet langer
verpandingsverboden in hun contracten mogen opnemen, waardoor vorderingen van bedrijven nu als onderpand voor financiering kunnen worden gebruikt.
Juridische achtergrond
Op grond van art. 3:83 lid 1 BW zijn eigendom, beperkte rechten, en vorderingsrechten vrij overdraagbaar, tenzij de wet of de aard van het recht zich tegen een overdracht verzet. Het tweede lid van dit artikel bepaald dat de overdraagbaarheid van vorderingsrechten bij overeenkomst kan worden uitgesloten. Dit geldt ook voor de verpanding van vorderingsrechten, wat volgt uit de schakelbepaling van art. 3:98 BW.
Het verpandingsverbod kwam als eerst aan bod in het arrest Oryx/Van Eesteren. Hierin oordeelde de Hoge Raad dat een verpandingsverbod goederenrechtelijke werking heeft. In het arrest HR Coface/Intergamma kwam de Hoge Raad hiervan terug en oordeelde ze dat voor de vraag of een verpandingsverbod goederenrechtelijke werking heeft, van belang is of partijen dit ook daadwerkelijk beoogd hebben. Het uitgangspunt bleek dat verpandingsverboden in beginsel slechts
verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij anders is bepaald.
Wat houdt de wetswijziging in?
De Wet Opheffing Verpandingsverboden beoogt bedrijven, met name kleine en middelgrote ondernemingen, meer mogelijkheden te bieden om
externe financiering te verkrijgen. Tot nu toe was het vaak het geval dat grote bedrijven in hun inkoopvoorwaarden opnamen dat leveranciers hun vorderingen niet mochten verpanden aan derden, zoals banken. Dit verhinderde dat deze vorderingen als onderpand gebruikt konden worden bij het verkrijgen van krediet, wat de financieringsmogelijkheden van bedrijven beperkte.
Waarom is dit belangrijk?
Deze wetswijziging komt op een moment waarop veel bedrijven, vooral binnen het MKB, worstelen met het verkrijgen van financiering. Door de wetswijziging wordt het mogelijk om vorderingen, zoals die op naam van een bedrijf en voortkomend uit de uitoefening van hun beroep of bedrijf, over te dragen voor financieringsdoeleinden. Dit maakt het gemakkelijker om
werkkapitaal aan te trekken en kan bedrijven helpen
sneller toegang te krijgen tot krediet. Volgens VNO-NCW en MKB-Nederland kan deze wijziging zelfs leiden tot een extra kredietruimte van bijna €1 miljard voor bedrijven, wat op zijn beurt ruimte biedt voor
investeringen, innovatie en groei.
Wat verandert er exact?
De wijziging betreft een aanpassing van artikel 3:83 BW, waarmee de contractuele mogelijkheid om verpandingsverboden op te nemen wordt ingeperkt. Dit betekent echter niet dat verpanding in zijn geheel verboden is, maar dat verpandingsverboden die betrekking hebben op geldvorderingen voortkomend uit de uitoefening van beroep of bedrijf en die voor financieringsdoeleinden worden overgedragen,
niet meer geldig zullen zijn.
Daarnaast introduceert de wet een
schriftelijkheidsvereiste: bedrijven moeten schuldenaren schriftelijk informeren voordat zij een vordering verpanden of overdragen. Dit heeft als doel schuldenaren te beschermen tegen onbekende schuldeisers en zorgt ervoor dat bedrijven helderheid krijgen over wie hun schuldeisers zijn.
Gevolgen voor bestaande overeenkomsten
De nieuwe wet zal ook van toepassing zijn op
bestaande overeenkomsten. Dit betekent dat verpandingsverboden die al in contracten en algemene voorwaarden staan, niet meer geldig zullen zijn na de inwerkingtreding van de wet. Er geldt een overgangsperiode van drie maanden voor bestaande overeenkomsten, waarna de verpandingsverboden nietig zullen zijn.
Als er in overeenkomsten en algemene voorwaarden verpandingsverboden zijn opgenomen, is het belangrijk om deze tijdig aan te passen. Na de overgangstermijn van drie maanden zullen de verpandingsverboden namelijk
geen juridische werking meer hebben. Heeft u vragen over hoe deze wetswijziging specifiek voor uw bedrijf kan uitpakken?
Wij praten u graag bij.

[post_title] => Impact wetswijziging opheffing verpandingsverboden voor bedrijven
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => impact-wetswijziging-opheffing-verpandingsverboden-voor-bedrijven
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-03-14 11:09:05
[post_modified_gmt] => 2025-03-14 10:09:05
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44736
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[7] => WP_Post Object
(
[ID] => 44719
[post_author] => 97
[post_date] => 2025-03-10 10:29:34
[post_date_gmt] => 2025-03-10 09:29:34
[post_content] => Op 26 februari 2025 verscheen in de
Staatscourant de nieuwe versie van de UAV 2012. Naar aanleiding van
de Wet kwaliteitsborging is de meest cruciale paragraaf van de UAV 2012 gewijzigd, namelijk de aansprakelijkheid van de aannemer. Wat is er exact veranderd?
Michael de Marco en
Mika Veldhuis bespreken het.
Aansprakelijkheid aannemer
Op grond van artikel 7:758 lid 3 BW en de UAV 2012 is het uitgangspunt dat de aannemer door oplevering is bevrijd van gebreken, met uitzondering van ‘verborgen gebreken’.
Sinds de inwerkingtreding van de Wet kwaliteitsborging is de aansprakelijkheid van de aannemer voor aanneming van
“bouwwerken” uitgebreid. Op grond van artikel 7:758 lid 4 BW is de aannemer bij aanneming van “bouwwerken” ook aansprakelijk voor gebreken die bij de oplevering niet zijn ontdekt, tenzij deze gebreken niet aan de aannemer zijn toe te rekenen. Over de Wet kwaliteitsborging schreef
Kim Albert eerder een
blog.
Artikel 7:758 lid 4 BW is van toepassing op alle overeenkomsten voor aanneming van bouwwerken die zijn gesloten na 1 januari 2024, tenzij daarvan nadrukkelijk is afgeweken. Als de opdrachtgever een consument is, kan niet van artikel 7:758 lid 4 BW worden afgeweken.
In het geval niet nadrukkelijk is afgeweken van artikel 7:758 lid 4 BW, dan is § 12 lid 1 en 2 UAV 2012 vernietigbaar. Dit leidt tot rechtsonzekerheid waardoor in de UAV 2012 (versie 2025) § 12 lid 1 en 2 zijn vervallen.
Conclusie aansprakelijkheid aannemer
Het voorgaande leidt tot de volgende conclusie zoals opgenomen in de Staatscourant:
“Bij toepassing van de UAV 2012 (versie 2025) zijn met betrekking tot aansprakelijkheid de regels van 7:758 BW van toepassing, tenzij, zoals in het vierde lid van 7:758 BW aangeven, daarvan uitdrukkelijk contractueel is afgeweken. Dit laatste is niet toegestaan in geval de opdrachtgever een natuurlijk persoon is die niet handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf.”
Verjaring
Verder is § 12 lid 4 aangepast. Hierdoor vervalt de aansprakelijkheid uit hoofde van art. 7:758 lid 3 of 4 BW na verloop van 5 of 10 jaar, in plaats van
de wettelijke verjaringstermijn van 10 of 20 jaar. In het geval de aannemer de gebreken heeft verzwegen, is artikel § 12 lid 4 UAV 2012 (versie 2025) vernietigbaar en gelden de wettelijke verjaringstermijnen.
Gevolgen voor de praktijk
De UAV 2012 (versie 2025) zorgt voor meer rechtszekerheid. Echter leidt deze problematiek in de praktijk tot veel vragen: is sprake van een “bouwwerk"? Is (correct) afgeweken van de wettelijke regeling? Is de UAV 2012 (versie 2025) correct van toepassing verklaard? Is de Wet kwaliteitsborging van toepassing? Overigens is de verwachting dat zakelijke partijen met de oude versie van de UAV 2012 blijven werken als ze in de gelegenheid zijn daarvoor te kiezen.
Onze sectie
Vastgoed en Omgeving staat u graag bij.

[post_title] => Aansprakelijkheid aannemer onder de UAV 2012 (versie 2025): Wat is er precies veranderd?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => aansprakelijkheid-aannemer-onder-de-uav-2012-versie-2025-wat-is-er-precies-veranderd
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-03-10 10:29:34
[post_modified_gmt] => 2025-03-10 09:29:34
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44719
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[8] => WP_Post Object
(
[ID] => 44710
[post_author] => 78
[post_date] => 2025-03-06 12:22:55
[post_date_gmt] => 2025-03-06 11:22:55
[post_content] =>
Eindhoven Airport krijgt een nieuwe entreehal! Dat is mooi nieuws. De architect en zijn vennootschap die mede aan de al bestaande terminal van Eindhoven Airport hadden gewerkt, waren er echter minder blij mee. Zij stapten naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Oost-Brabant, die op 21 februari 2025 met een
oordeel kwam. Hieronder een korte uiteenzetting van het vonnis en enkele tips waar architecten en aannemers hun voordeel mee kunnen doen.
Nieuw aanbesteding Eindhoven Airport
De architect en zijn vennootschap waren sinds 2000 mede betrokken bij gefaseerde uitbreiding van de Eindhovense luchthaven. Na een eerdere
auteursrechtelijke procedure in het nadeel van zowel architect als Eindhoven Airport, was de luchthaven voor de uitbreiding een nieuwe aanbesteding begonnen. Hieraan nam de architect of zijn bedrijf geen deel wegens het afronden van de gerechtelijke procedure, hoewel ze wel waren uitgenodigd. Uiteindelijk kreeg architectenbureau EGM de opdracht om de uitbreiding van Eindhoven Airport te ontwerpen. Ze kwamen onder andere met de gewraakte entreehal.
Standpunt architect
Om de komst van de entreehal tegen te houden, beroepen de architect en de vennootschap zich op hun
persoonlijkheidsrechten (artikel 25 in de Auteurswet). Persoonlijkheidsrechten zijn een onderdeel van het auteursrecht die toezien op de persoon en reputatie van de maker. Deze rechten worden ook wel morele rechten genoemd. Allereerst stelt de architect dat hij reputatieschade leidt door aantasting en verminking van het bestaande ontwerp, met name het harmonie en lijnenspel. Daarnaast verzet de architect zich tegen iedere andere wijziging van het werk, nu er geen reden bestond voor Eindhoven Airport om van de bestaande vormentaal af te wijken.
Standpunt Eindhoven Airport
Eindhoven Airport zegt dat er geen sprake is van persoonlijkheidsrechten van
de architect, onder andere omdat hij daarvan afstand zou hebben gedaan door niet deel te nemen aan de aanbesteding en collegiaal overleg met EGM. Mocht er toch sprake zijn van persoonlijkheidsrechten, dan is er geen sprake van aantasting of verminking daarvan. Er wordt immers een nieuw gebouw naast het oude geplaatst, waarbij aan de bestaande terminal alleen minimale en noodzakelijke aanpassingen worden aangebracht. Voor wat betreft er aansluiting is gezocht op de vormentaal van de terminal, is dat niet zover gegaan dat er sprake is van auteursrechtinbreuk.
Oordeel van de voorzieningenrechter
Volgens de voorzieningenrechter kan de architect in beginsel als
mede-auteursrechthebbende van de terminal een beroep doen op zijn persoonlijkheidsrechten. Hij heeft daarvan door zijn handelen geen afstand gedaan. Toch wijst de voorzieningenrechter de vorderingen van de architect af.
Van reputatieschade is volgens de voorzieningenrechter te weinig gebleken, nu de kenmerkende onderdelen van de terminal niet verloren gaan door het plaatsen van de entreehal. Voor een geslaagd beroep op verzet tegen iedere andere wijziging moet de voorzieningenrecht een belangenafweging maken. Feit is dat de terminal blijft bestaan en dezelfde functie behoudt. Daarbij heeft de architect geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die is geboden tot inspraak in het ontwerpproces. De voorzieningenrechter oordeelt uiteindelijk dat de belangen van de architect niet zwaar genoeg wegen tegenover de belangen van Eindhoven Airport.
Zorg voor goede communicatie en duidelijke afspraken
Hiermee wordt weer aangetoond hoe belangrijk het is voor deelnemers aan
(bouw)projecten om van tevoren duidelijk te maken wat ieders rol is in projecten. Denk hierbij onder meer aan het volgende:
- Zorg ervoor dat bij een nieuw bouwproject alle partijen met elkaar aan tafel zetten – ook partijen van oudere bouwwerken die beïnvloed (kunnen) worden door het nieuwe project.
- Besef dat als je niet deelneemt aan bijeenkomsten en overleggen waar vaak belangrijke afspraken worden gemaakt, dit van invloed kan zijn op je recht op inspraak .
- Lukt het niet om de rechthebbenden van een ouder gebouw te contacteren voor een nieuw bouwproject of kom je er samen niet uit, dan is het raadzaam dat de kenmerkende elementen van het oorspronkelijke gebouw behouden blijven om conflict zoveel mogelijk te vermijden.
- Leg van tevoren vast wie eigenaar is van de (toekomstige) intellectueel eigendomsrechten zoals het auteursrecht.
- Leg van tevoren vast welke wijzigingen er redelijkerwijs gemaakt moeten kunnen worden in de toekomst en welke wijzigingen er absoluut niet gemaakt mogen worden. Zorg dat de juiste partijen zeggenschap hebben en behouden over wijzigingen.
Conclusie
Door proactief aandacht te besteden aan bovenstaande aspecten kunnen ondernemers zoals architecten en aannemers
kostbare juridische conflicten (in bovenstaand geval: ruim € 65.000,00!) zoveel mogelijk voorkomen en de integriteit van hun ontwerpen beter beschermen. Hebt u vragen over auteursrecht binnen een (bouw)project? Neem contact op met onze
experts!
[post_title] => Kostbaar kort geding tegen Eindhoven Airport: verbouwing nieuwe entreehal vormt geen auteursrechtinbreuk
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => kostbaar-kort-geding-tegen-eindhoven-airport-verbouwing-nieuwe-entreehal-vormt-geen-auteursrechtinbreuk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-01 09:40:30
[post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:40:30
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44710
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[9] => WP_Post Object
(
[ID] => 44701
[post_author] => 19
[post_date] => 2025-03-05 10:35:09
[post_date_gmt] => 2025-03-05 09:35:09
[post_content] => Begin februari 2025 heeft de Europese Commissie rapporten gepubliceerd over
de waterkwaliteit in de EU lidstaten. Hieruit volgt dat veel lidstaten de voor 2027 gestelde doelstellingen in de EU Kaderrichtlijn Water waarschijnlijk niet zullen behalen. Ook voor Nederland geldt dat de doelstellingen niet behaald dreigen te worden. Een groot deel van het water is vervuild. Dit is onder andere het gevolg van de industrie en de landbouw. Lozingen, afvalwater, mest en bestrijdingsmiddelen zorgen er voor dat de kwaliteit van het water verslechtert, ook klimaatverandering speelt een rol. In dit artikel bespreken wij het rapport van de Europese Commissie en de mogelijke gevolgen wanneer de doelstellingen niet worden behaald.
De KRW en het rapport van de Europese Commissie
De Kaderrichtlijn Water (KRW 2000/60/EG) is een op 22 december 2000 vastgestelde Europese richtlijn. Het doel van de KRW is het realiseren van schoon grond- en oppervlakte water, oftewel een goede waterkwaliteit. Dit doel moet in 2027 zijn behaald. De KRW vereist dat water een goede ecologische status en een goede chemische toestand heeft. Een goede ecologische status betekent dat het water voldoet aan de benodigde kwaliteit voor de ecosystemen. Een goede chemische toestand houdt in dat er moet worden voldaan aan de milieudoelstellingen en de toegestane concentraties van chemische stoffen. De KRW hanteert het ‘one-out-all-out’ beginsel. Dit betekent dat alle aspecten van het water goed moeten zijn om aan de doelstellingen te voldoen.
De Europese Commissie heeft begin februari rapporten gepubliceerd over de toestand van het water in de lidstaten van de Europese Unie. Nederland voldoet niet aan de doelen van de KRW. Vooral de metingen van het oppervlaktewater voldoen niet, 0% van het oppervlaktewater bevat namelijk
een goede ecologische status. Grondwater scoort beter met 95,7% voor een goede ecologische status. Ook voor de chemische status zit het oppervlaktewater tegen het maximumniveau van chemische stoffen aan. De verwachtingen voor het behalen van de doelstellingen zijn niet goed. Volgens het rapport zal in 2027 bijvoorbeeld slechts 5,2% van het oppervlaktewater een goede ecologische status hebben. Oorzaken die onder andere worden aangestipt in het rapport zijn de hoge bevolkingsdichtheid, chemische vervuiling door bijvoorbeeld medicijnresten en vervuiling door stikstof. Volgens het rapport moet Nederland onder andere inzetten op betere coördinatie, strengere handhaving en zijn aanpassingen in het vergunningensysteem nodig.
Als Nederland de doelstellingen van 2027 niet behaald kan de Europese Commissie Nederland in gebreke stellen en boetes opleggen. 2027 als einddatum was namelijk al een verlenging van een eerder gestelde datum, waardoor verdere verlenging in beginsel niet meer mogelijk is. Ook kan de Commissie aanvullende eisen stellen, bijvoorbeeld door Nederland te dwingen om extra maatregelen te nemen ter verbetering van de waterkwaliteit, hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan beperkingen voor vergunningverlening of extra regelgeving.
De situatie in Nederland en de mogelijke gevolgen
De rapporten van de Europese Commissie laten geen nieuw beeld zien, maar sluiten aan bij eerdere onderzoeken. In 2023 publiceerde de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur een advies over de slechte kwaliteit van het
grond- en oppervlaktewater en in een tussenevaluatie van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat in 2024 werd ook duidelijk gemaakt dat de doelstellingen niet haalbaar lijken te zijn.
Voor richtlijnen van de Europese Unie geldt dat lidstaten zelf mogen bepalen hoe ze aan de gestelde verplichtingen voldoen. In Nederland is de KRW geïmplementeerd in de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Om de doelstellingen van de KRW te halen is het Impulsprogramma KRW 2023 vastgesteld. Dit is een gezamenlijk traject vanuit het Rijk en de regio’s waarin verschillende actielijnen zijn opgenomen. In het rapport concludeerde de Europese Commissie echter dat dit programma niet voldoende effectief zal zijn omdat het vooral vrijwillige maatregelen betreft. Daarnaast waren er maatregelen opgenomen in het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG) die zagen op het behalen van de waterdoelstellingen. Dit programma is echter in 2024 geschrapt.
Het niet behalen van de doelstellingen en de slechte toestand van de waterkwaliteit brengen verschillende gevolgen met zich mee. Vooropgesteld is een slechte ecologische en chemische toestand van het water schadelijk voor het water en de ecosystemen. Daarnaast zijn er mogelijke gevolgen voor bijvoorbeeld de bouwsector en de industrie. De vergelijking met de stikstofcrisis en activiteiten die noodgedwongen stil komen te liggen wordt steeds vaker getrokken. De verlening van watervergunningen moet voldoen aan de doelen uit de KRW (art. 8.84 lid 1-2 Bk). Als deze doelen niet worden behaald zijn bijvoorbeeld strengere vergunningseisen mogelijk of mogen activiteiten niet meer worden opgestart. Ook zijn strengere wet- of regelgeving en meer inzet op handhaving en toezicht aan te wijzen als mogelijke noodzakelijke maatregelen.
Concluderend
Nederland dreigt, net als veel andere EU lidstaten, de doelstellingen voor schoon grond- en oppervlaktewater niet te behalen.
De voorspelling is dat dit een grote impact zal hebben op zowel de natuur als de Nederlandse (bouw)industrie. Aanvullende plannen en maatregelen om de waterkwaliteit te verbeteren en doelstellingen te behalen zijn noodzakelijk om verdere problematiek te voorkomen. De Europese Commissie zal dit jaar een EU-waterstrategie publiceren waarin de urgente uitdagingen worden aangepakt.
Dit artikel is geschreven door
Rutger Boogers en
Anne Verberne.

[post_title] => Nederlandse waterkwaliteit onder druk: maatregelen onvermijdelijk?
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => nederlandse-waterkwaliteit-onder-druk-maatregelen-onvermijdelijk
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-03-05 10:42:12
[post_modified_gmt] => 2025-03-05 09:42:12
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44701
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
)
[post_count] => 10
[current_post] => -1
[before_loop] => 1
[in_the_loop] =>
[post] => WP_Post Object
(
[ID] => 44859
[post_author] => 78
[post_date] => 2025-04-15 12:00:22
[post_date_gmt] => 2025-04-15 10:00:22
[post_content] =>
De nieuwe digitale wetgeving weet zich een weg te banen naar de rechtspraak. Maar het is nog steeds opletten geblazen welke regelgeving je wanneer inzet bij bijvoorbeeld het online delen van
data. Rechters zijn niet onder de indruk van het lukraak opsommen van allerlei al dan niet van toepassing zijnde wetsartikelen. Dat blijkt uit een recent kortgedingvonnis.
DSA en P2B
Dit vonnis is een van de eerste in Nederland waarin de nieuwe
Digital Services Act (DSA) en Platform-to-Businessverordening (P2B) genoemd worden. Deze twee verordeningen geven aan hoe om te gaan met het delen van informatie via online platforms en wat er gedaan moet worden bij illegale content.
Accounts verwijderd van Youtube
Het betreft een bekende Youtuber wiens kanalen door Google verwijderd waren wegens meerdere malen schenden van de platformrichtlijnen. De eiser vorderde herstel van zijn accounts, maar de voorzieningenrechter maakte daar korte metten mee: het was duidelijk dat de kanalen waren verwijderd wegens eigen handelen van
de content creator dat in strijd was met de richtlijnen voor Youtube.
Content Creator vs. Google
Verder vorderde de Youtuber dat
Google zich aan de DSA en P2B dient te houden. Met name art. 12, 16 en 17 van de DSA en art. 4 lid 5 en 12 van de P2B worden genoemd. Deze zien op duidelijke contactpunten, de mogelijkheid voor derden om aan te geven dat content illegaal gebruikt wordt, duidelijke motivering van beslissingen en de mogelijkheid tot bemiddeling.
Zwaaien met regelgeving
De rechter wees alle vorderingen af en gaf daarbij aan dat het niet past in een kort geding om te oordelen over de - nogal algemene - vraag of Google zich houdt aan de DSA en P2B. Wel geeft de rechter aan dat het zomaar vorderen van nakoming van regelgeving zonder duidelijk belang (wat wint de eiser hierbij?) geen resultaat zal opleveren. Ook dat de beslissingen van Google niet goed gemotiveerd zijn blijkt nergens uit; dat de beslissingen niet heel gedetailleerd zijn is te verwachten van een platform als Youtube waar dagelijks enorme hoeveelheden content wordt geplaatst.
Kortom, zomaar met nieuwe regels zwaaien zal niet veel opleveren – iets dat overigens ook voor de eigenaar van een platform zal gelden. Ook voor eigenaars van
online tussenhandeldiensten zal het interessant zijn om de rechtspraak over digitale regelgeving in de gaten te houden. Wil je weten welke regels je wanneer kunt toepassen? Neem contact met ons op!
[post_title] => Toepassing van digitale regelgeving in rechtspraak
[post_excerpt] =>
[post_status] => publish
[comment_status] => open
[ping_status] => open
[post_password] =>
[post_name] => toepassing-van-digitale-regelgeving-in-rechtspraak
[to_ping] =>
[pinged] =>
[post_modified] => 2025-05-01 09:40:08
[post_modified_gmt] => 2025-05-01 07:40:08
[post_content_filtered] =>
[post_parent] => 0
[guid] => https://bg.legal/?p=44859
[menu_order] => 0
[post_type] => post
[post_mime_type] =>
[comment_count] => 0
[filter] => raw
)
[comment_count] => 0
[current_comment] => -1
[found_posts] => 1453
[max_num_pages] => 146
[max_num_comment_pages] => 0
[is_single] =>
[is_preview] =>
[is_page] =>
[is_archive] => 1
[is_date] =>
[is_year] =>
[is_month] =>
[is_day] =>
[is_time] =>
[is_author] =>
[is_category] =>
[is_tag] =>
[is_tax] => 1
[is_search] =>
[is_feed] =>
[is_comment_feed] =>
[is_trackback] =>
[is_home] =>
[is_privacy_policy] =>
[is_404] =>
[is_embed] =>
[is_paged] => 1
[is_admin] =>
[is_attachment] =>
[is_singular] =>
[is_robots] =>
[is_favicon] =>
[is_posts_page] =>
[is_post_type_archive] =>
[query_vars_hash:WP_Query:private] => a3f5669c49f0c8cfdbf162fbb5fe1e62
[query_vars_changed:WP_Query:private] =>
[thumbnails_cached] =>
[allow_query_attachment_by_filename:protected] =>
[stopwords:WP_Query:private] =>
[compat_fields:WP_Query:private] => Array
(
[0] => query_vars_hash
[1] => query_vars_changed
)
[compat_methods:WP_Query:private] => Array
(
[0] => init_query_flags
[1] => parse_tax_query
)
[query_cache_key:WP_Query:private] => wp_query:5c5544acfcdcc88436073d9eee0a114b:0.82808100 17481378950.19228700 1748137896
[tribe_is_event] =>
[tribe_is_multi_posttype] =>
[tribe_is_event_category] =>
[tribe_is_event_venue] =>
[tribe_is_event_organizer] =>
[tribe_is_event_query] =>
[tribe_is_past] =>
[tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object
(
[filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object
*RECURSION*
)
)
De nieuwe digitale wetgeving weet zich een weg te banen naar de rechtspraak. Maar het is nog steeds opletten geblazen welke regelgeving je wanneer inzet bij bijvoorbeeld het online delen...
Lees meer
Op 10 maart 2025 is het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State over het wetsvoorstel voor het legaliseren van de PAS-projecten gepubliceerd. Sinds de uitspraak van...
Lees meer
Op dit moment bestaat in Nederland, in tegenstelling tot andere landen om ons heen, geen verplichting om op enig moment het eigen faillissement aan te vragen. Uiteraard loopt een bestuurder...
Lees meer
Netbeheerders hebben in Nederland een wettelijke plicht op grond van de Elektriciteitswet 1998 om toegang te verlenen tot het elektriciteitsnet. Een ieder die daarom vraagt, moet in principe een aansluiting...
Lees meer
Dan heb je een licentieovereenkomst voor software, en ga je na beëindiging daarvan alsnog de mist in door onrechtmatig gebruik… En hoe zit het met auteursrechtelijke bescherming van software? Onderstaande...
Lees meer
In december 2024 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State twee uitspraken gedaan waarmee de jurisprudentielijn over intern salderen is gewijzigd. De uitspraken hebben als gevolg dat intern...
Lees meer
Op 4 maart 2025 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet Opheffing Verpandingsverboden. Deze wetswijziging heeft belangrijke gevolgen voor bedrijven, vooral voor het MKB, doordat het hen meer ruimte...
Lees meer
Op 26 februari 2025 verscheen in de Staatscourant de nieuwe versie van de UAV 2012. Naar aanleiding van de Wet kwaliteitsborging is de meest cruciale paragraaf van de UAV 2012...
Lees meer
Eindhoven Airport krijgt een nieuwe entreehal! Dat is mooi nieuws. De architect en zijn vennootschap die mede aan de al bestaande terminal van Eindhoven Airport hadden gewerkt, waren er echter...
Lees meer
Begin februari 2025 heeft de Europese Commissie rapporten gepubliceerd over de waterkwaliteit in de EU lidstaten. Hieruit volgt dat veel lidstaten de voor 2027 gestelde doelstellingen in de EU Kaderrichtlijn...
Lees meer