Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1349
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 10, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 42620
                    [post_author] => 60
                    [post_date] => 2024-06-26 09:27:11
                    [post_date_gmt] => 2024-06-26 07:27:11
                    [post_content] => We kennen in Nederland geen wettelijke regel die banken verplicht om aan ondernemers een zakelijke bankrekening te verstrekken. In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat banken onder bijzondere omstandigheden toch verplicht zijn om een zakelijke bankrekening te openen. De afgelopen jaren is over deze kwestie dan ook meermaals geprocedeerd. Zo besliste het hof 26 maart in een kort geding dat SNS Bank een coffeeshophouder een zakelijke rekening moest aanbieden. 

Juridisch kader

Op banken rust de verplichting om aan consumenten een bankrekening aan te bieden. Deze wettelijke regel geldt niet voor zakelijke cliënten, waardoor banken niet verplicht zijn om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. Een zakelijke bankrekening is voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Onder bepaalde omstandigheden kunnen banken daarom toch verplicht worden om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. In die gevallen moet er volgens de Hoge Raad een belangenafweging gemaakt worden. De rechter moet vaststellen of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Dat rechters terughoudend lijken te zijn in het opleggen van deze verplichting, is te lezen in deze blog. Recentelijk legde het hof SNS Bank (hierna: SNS) echter wel de verplichting op om een ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden.

De feiten

De eigenaar van een coffeeshop (hierna: de ondernemer) heeft al tientallen jaren een privérekening bij SNS. Van 2003 tot 2008 heeft hij daarnaast een zakelijke bankrekening bij SNS gehad. SNS heeft deze rekening opgezegd, omdat de bank geen coffeeshop als cliënt wilde. Vanaf 2008 heeft de ondernemer zijn privérekening daarom ook voor zakelijke betalingen gebruikt. In augustus 2023 zegt SNS de klantrelatie op, omdat zakelijk gebruik van een privérekening in strijd met de voorwaarden is.

De beoordeling

De ondernemer vordert in een kort geding om SNS te veroordelen de klantrelatie en bankrekening in privé voort te zetten. Daarnaast wil de ondernemer dat er een nieuwe zakelijke klantrelatie met zijn onderneming wordt aangegaan. De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen af, waardoor de zaak bij het hof terecht komt. Het hof erkent dat op banken ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting kan rusten een bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Banken kunnen echter wel een gerechtvaardigd belang hebben om een cliënt te weigeren, bijvoorbeeld vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s. Dit gerechtvaardigd belang dient te worden afgewogen tegen het belang van de onderneming die een bankrekening aanvraagt. SNS beroept zich voor de afwijzing op intern beleid. Dit beleid houdt in dat een onderneming niet voor een zakelijke rekening in aanmerking komt als (o.a.) meer dan 10% van de omzet contant is. Het hof heeft echter twijfels over de consistente toepassing van dit beleid. De ondernemer laat daarbij steeds meer pinbetalingen verrichten en is bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen. Zonder bankrekening is de ondernemer daarnaast genoodzaakt zijn onderneming te beëindigen, aangezien andere banken hem ook geen zakelijke rekening verstrekken. Uit eerdere rechtspraak volgt dat dit een belangrijke voorwaarde is op basis waarvan een bank verplicht kan worden een zakelijke bankrekening te openen.

De beslissing

Volgens het hof dient de belangenafweging uit te vallen in het voordeel van de ondernemer. Het vonnis van de rechtbank wordt dus vernietigd en SNS wordt verplicht om de ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden. Ook de privérekening van de ondernemer moet voortgezet worden. De ondernemer dient zich volgens het hof wel te houden aan een aantal voorwaarden. Zo moet het gebruik van de privérekening voor zakelijke doeleinden stoppen en is de ondernemer verplicht om binnen twee maanden na het ingaan van de rekening minstens 90% van zijn omzet via pinbetalingen te laten lopen.

Conclusie

De Hoge Raad oordeelde in 2021 dat banken onder bepaalde omstandigheden verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening te openen. In dat geval wordt een belangenafweging gemaakt en toetst de rechter of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. De afgelopen jaren zijn rechters in beginsel vrij terughoudend geweest met het opleggen van deze verplichting. In bovenstaande uitspraak van het hof werd de verplichting om een zakelijke bankrekening te verstrekken echter wel opgelegd. De ondernemer in kwestie was bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen en bovendien kon de ondernemer verder bij geen enkele bank terecht. Omdat er daarnaast twijfels bestonden over de consistente toepassing van het beleid van SNS, oordeelde het hof dat de belangenafweging in dit geval wel uit moest vallen in het voordeel van de onderneming. Als de bank weigert om u een zakelijke bankrekening te verstrekken, is het verstandig om dit besluit juridisch te laten toetsen. Neem in dat geval contact op met een van onze specialisten van de sectie Ondernemingsrecht! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Hof: SNS bank verplicht om zakelijke cliënt bankrekening aan te bieden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-sns-bank-verplicht-om-zakelijke-client-bankrekening-aan-te-bieden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-26 09:27:11 [post_modified_gmt] => 2024-06-26 07:27:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42620 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 42577 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-06-19 15:05:43 [post_date_gmt] => 2024-06-19 13:05:43 [post_content] => Een recente tuchtrechtuitspraak onderstreept het belang van zorgvuldige omgang met medische dossiers bij praktijksluiting. In dit artikel ga ik dieper in op de zaak en wat andere zorgverleners hiervan kunnen leren.

De feiten

De zaak draait om een tandarts die in januari 2022 zijn praktijk beëindigde. Hij had nagelaten patiënten te informeren over de aanstaande sluiting. Ook had hij niet aan zijn patiënten gevraagd naar welke zorgverlener zij hun dossier wilden laten overdragen. Toen een patiënte zich bij een nieuwe tandarts meldde, bleek haar dossier te zijn vernietigd door de vorige tandarts. Hiervoor was zij vooraf niet geïnformeerd, laat staan dat om toestemming was gevraagd. De nieuwe tandarts moest noodgedwongen extra onderzoek doen om de staat van het gebit vast te stellen.

Oordeel tuchtcollege

Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in 's-Hertogenbosch oordeelde op 5 juni 2024 dat de tandarts tuchtrechtelijk verwijtbaar had gehandeld. Door het dossier voortijdig te vernietigen had hij de wettelijke bewaartermijn van 20 jaar (art. 7:454 lid 3 BW) geschonden. Het tuchtcollege legde de maatregel van berisping op. Deze wordt aangetekend in het openbare BIG-register. Ook moet de tandarts de proceskosten van de klagende patiënte vergoeden.

Belang van goede bewaartermijn

Deze zaak illustreert waarom de wettelijke bewaartermijn zo belangrijk is. Een patiëntendossier bevat essentiële medische informatie over uitgevoerde onderzoeken en behandelingen. Dit is cruciaal voor de continuïteit en kwaliteit van zorg. Ontbreekt het dossier, dan mist de nieuwe zorgverlener de volledige voorgeschiedenis van de patiënt. Dit kan leiden tot onnodige en belastende extra onderzoeken. Ook kunnen bepaalde gezondheidsrisico's over het hoofd worden gezien.

Verplichtingen bij praktijksluiting

Voor zorgverleners betekent dit dat zij zeer zorgvuldig moeten omgaan met patiëntendossiers, zeker bij beëindiging van de praktijk. Patiënten moeten tijdig worden geïnformeerd en actief om toestemming worden gevraagd voor eventuele overdracht van hun dossier. Vernietiging van dossiers binnen de bewaartermijn van 20 jaar is alleen toegestaan in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als de patiënt hier zelf uitdrukkelijk om verzoekt. Bij twijfel is het raadzaam juridisch advies in te winnen om kostbare fouten te voorkomen.

Conclusie: zorgvuldige dossieroverdracht loont

Een zorgvuldige omgang met patiëntendossiers bij praktijkbeëindiging kost tijd en moeite, maar is essentieel. Zo voorkomt u niet alleen tuchtrechtelijke maatregelen, maar ook mogelijke schadeclaims van patiënten. Bovenal is het in het belang van goede zorg en tevreden patiënten. Heeft u vragen over het medisch dossier of het beëindigen van uw praktijk? Neem gerust contact op! Jody Esveldt 1   [post_title] => De gevaren van vroegtijdige vernietiging medisch dossier [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => de-gevaren-van-vroegtijdige-vernietiging-medisch-dossier [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-19 15:05:43 [post_modified_gmt] => 2024-06-19 13:05:43 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42577 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 42553 [post_author] => 75 [post_date] => 2024-06-17 10:15:11 [post_date_gmt] => 2024-06-17 08:15:11 [post_content] => Om onze cliënten optimaal te kunnen adviseren volgt BG.legal advocaten nauwgezet de juridische ontwikkelingen die impact kunnen hebben op uw bedrijfsvoering. Een recente en belangrijke ontwikkeling is het wetsvoorstel tot opheffing van het verpandingsverbod. Mijn kantoorgenoot Marc Heuvelmans schreef al in 2020 hierover een blog. De Tweede Kamer heeft inmiddels ingestemd met dit wetsvoorstel, wat grote gevolgen kan hebben voor de financiering van het midden- en kleinbedrijf (mkb). Dit blog geeft een snel overzicht van wat het inhoudt en wat het voor u als mkb’er kan betekenen.

Wat is het verpandingsverbod?

Binnen het huidige recht kunnen partijen in een contract bepalen dat een vordering niet te verpanden is, het zogeheten verpandingsverbod. Dit principe van contractsvrijheid stelt ondernemingen in staat om te regelen dat vorderingen die zij op hun debiteuren hebben, niet kunnen worden verpand aan derden zoals banken of factormaatschappijen. Dit verpandingsverbod kan een grote rol spelen in de manier waarop bedrijven afspraken maken met handelspartners en hoe zij hun financiering regelen.

Waarom afschaffen?

Het verpandingsverbod is vooral problematisch voor het mkb. Veel mkb-ondernemers hebben te maken met grote opdrachtgevers die in hun inkoopvoorwaarden een verpandingsverbod opnemen. Dit beperkt de mogelijkheid voor banken om deze vorderingen als zekerheid te gebruiken bij het verstrekken van kredieten. Hierdoor wordt het moeilijker voor mkb-bedrijven om werkkapitaal en kredietruimte aan te trekken.

Juridische achtergrond

De juridische discussie rond verpandingsverboden is niet nieuw. In 2003 oordeelde de Hoge Raad in het arrest Oryx/Van Eesteren dat een verpandingsverbod goederenrechtelijke werking had, wat betekende dat een verpandingsverbod tegen iedereen (contractspartij of niet) werkte en banken op die manier geen rechtsgeldig pandrecht kon verkrijgen. In 2014 kwam de Hoge Raad hierop terug in het arrest Coface/Intergamma, waarin werd bepaald dat een verpandingsverbod slechts verbintenisrechtelijke werking had, tenzij uitdrukkelijk anders was bepaald. Dus: Ook al is er een verpandingsverbod afgesproken tussen partijen, dan wil dat niet zeggen dat dit verpandingsverbod automatisch tegen iedereen kan worden ingeroepen.

Het nieuwe wetsvoorstel

Het nieuwe wetsvoorstel, dat recentelijk is aangenomen door de Tweede Kamer, maakt het onmogelijk om de overdraagbaarheid of verpandbaarheid uit te sluiten van een vordering die op naam staat en voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Dit betekent dat banken en andere financiers door de nieuwe wetgeving meer zekerheid kunnen verkrijgen door pandrechten op vorderingen van mkb-ondernemingen te vestigen, zelfs als de oorspronkelijke overeenkomst een verpandingsverbod bevatte.

Voordelen voor het mkb

VNO-NCW en MKB-Nederland hebben zich sterk gemaakt voor deze wetswijziging. Zij wijzen op de cruciale voordelen voor het mkb:
  • Verbeterde kredietruimte: Mkb-ondernemers kunnen gemakkelijker financiering verkrijgen.
  • Snellere betaling: Doordat vorderingen gemakkelijker als zekerheid kunnen worden verpand, zullen financiers sneller bereid zijn om kredieten te verstrekken.
  • Meer werkkapitaal: De mogelijkheid om vorderingen te verpanden kan uiteindelijk leiden tot een betere liquiditeitspositie voor mkb-ondernemingen.

Conclusie

De opheffing van het verpandingsverbod is een belangrijke stap richting betere financieringsmogelijkheden voor het mkb. Voor zakelijke cliënten betekent dit dat het eenvoudiger wordt om financiering te verkrijgen en de liquiditeitspositie te versterken. Dit wetsvoorstel, dat nog moet worden goedgekeurd door de Eerste Kamer voordat het in werking treedt, kan daarom goed uitpakken voor uw onderneming. Blijf op de hoogte van deze en andere juridische ontwikkelingen die uw bedrijfsvoering kunnen beïnvloeden. Heeft u vragen over hoe dit wetsvoorstel specifiek voor uw bedrijf kan uitpakken? Wij praten u graag bij. Neem gerust contact met ons op voor vragen of juridisch advies met betrekking tot financieringen. Robbert van de Ven 1 [post_title] => Het einde van het verpandingsverbod: wat betekent dit voor u? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-einde-van-het-verpandingsverbod-wat-betekent-dit-voor-u [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-17 10:15:11 [post_modified_gmt] => 2024-06-17 08:15:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42553 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 42535 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-06-14 14:00:46 [post_date_gmt] => 2024-06-14 12:00:46 [post_content] =>

Inleiding

In het vijfde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet bespreken wij de rechtspraak gepubliceerd in mei. Zowel overgangsrechtelijke zaken als inhoudelijke zaken zijn voorbij gekomen. Een belangrijke conclusie is deze maand uitgebracht door staatsraad advocaat-generaal Nijmeijer, hierin wordt antwoord gegeven op vragen van de ABRvS over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen. Over deze conclusie hebben wij in een eerder blog de belangrijkste aspecten uiteengezet.

Inhoudelijk

Dit geschil draait om een omgevingsvergunning voor het oprichten van een tijdelijke grondopslag. In het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) staan de beoordelingsregels die het toetsingskader vormen voor het verlenen van een omgevingsvergunning. Hieruit volgt dat er sprake moet zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (EFTAL). Een aspect dat bij de beoordeling van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties een rol kan spelen is verkeersveiligheid. De rechtsvraag is of het college het onderdeel verkeersveiligheid voldoende heeft meegewogen. Het college heeft volgens de voorzieningenrechter het aspect verkeersveiligheid nadrukkelijk betrokken in de besluitvorming door vergunningvoorschriften op te nemen die de verkeersveiligheid op de locatie beschermen. Het college heeft het aspect ook voldoende geborgd in de omgevingsvergunning. Hierdoor heeft het college in redelijkheid kunnen overwegen dat er geen verkeersonveilige situatie zal ontstaan door de tijdelijke grondopslag. Deze uitspraak ziet op een handhavingsbesluit onder de Omgevingswet. Het gaat om evenementen die in strijd zijn met het omgevingsplan. Een activiteit die in strijd is met het omgevingsplan vereist een omgevingsvergunning. Omdat er in het geschil geen omgevingsvergunning was verleend, is er een bevoegdheid voor het college om handhavend op te treden. Hiertoe werd een verzoek gedaan, het college weigerde dit verzoek echter, met de stelling dat de aanvraag voor de omgevingsvergunning wel was ingediend en er dus concreet zicht is op legalisatie. Tegen deze weigering werd bezwaar ingediend, maar tegen die tijd was de omgevingsvergunning verleend en was er dus niet langer sprake van een overtreding op grond van de Omgevingswet. Onder de Omgevingswet is het niet toegestaan om zonder een omgevingsvergunning een flora- en fauna-activiteit te verrichten wanneer het gaat om een geval dat is aangewezen bij algemene maatregel van bestuur. In deze zaak is een vergunning verleend om wolven te verstoren door ze te beschieten met een paintballgeweer. Onder de Omgevingswet is de wolf een beschermd dier, uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) volgt namelijk dat het verbod geldt voor dieren die zijn genomen in de Habitatrichtlijn, hieronder valt de wolf. De Faunabescherming komt op tegen de verlening van de omgevingsvergunning, zij stellen dat er niet wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning; de noodzaak en het ontbreken van alternatieven is volgens hen onvoldoende aangetoond. De voorzieningenrechter oordeelt dat zowel de noodzaak als het ontbreken van alternatieven inderdaad onvoldoende is onderbouwd. Omdat het bezwaar van de Faunabescherming een redelijke kans van slagen heeft mag de omgevingsvergunning nog niet worden gebruikt.

Overgangsrecht

In dit geding kwam voor het eerst het overgangsrecht voor voorbereidingsbesluiten aan bod. In 2023 is een voorbereidingsbesluit genomen waarin is besloten dat voor een perceel een bestemmingsplan zal worden voorbereid, hierbij is bepaald dat het verboden is het gebruik van het perceel te wijzigen. Hiermee kan vooruitlopend op het bestemmingsplan worden bewerkstelligd dat het perceel niet alsnog in gebruik wordt genomen. Uit artikel 4.14 lid 1 en 4 van de Omgevingswet en artikel 4.103 lid 2 van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat de geldigheidsduur van een voorbereidingsbesluit tot 1 jaar en 6 maanden na de inwerkingtreding van de Omgevingswet doorloopt. Hieruit volgt dus dat het voorbereidingsbesluit nog steeds van kracht is. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de situatie dat een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet of daarna. In deze zaak was het nog niet ter inzage gelegd en blijft het voorbereidingsbesluit dus geldig. Wanneer vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een gedoogplicht is opgelegd op grond van de Waterwet, dan blijft op grond van artikel 4.5, onder a, van de Invoeringswet Omgevingswet het oude recht van toepassing tot het besluit onherroepelijk is. Deze zaak betreft een besluit op een verzoek om handhavend op te treden tegen het ontbreken van een projectplan. Voor dit soort besluiten is geen overgangsrecht geregeld in de Invoeringswet Omgevingswet. Vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet gold een plicht om voor de wijziging van een waterstaatswerk een projectplan vast te stellen. Onder de Omgevingswet is dit veranderd in een bevoegdheid om een projectbesluit te nemen. Doordat er geen overgangsrecht is, kan het ontbreken van een projectplan niet meer worden aangemerkt als een overtreding. Door het college van burgemeester en wethouders werd in deze zaak een overtreding vastgesteld. Het ging om een erfafscheiding die niet voldeed aan de regels voor vergunningvrij bouwen. Wanneer vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een last onder dwangsom is opgelegd voor een overtreding blijft het oude recht van toepassing, dat is het geval in deze zaak. Ondanks dat het oude recht van toepassing is, blikt de voorzieningenrechter vooruit of onder de Omgevingswet er ook sprake is van een overtreding. Hierover concludeert de voorzieningenrechter dat ook onder de Omgevingswet de erfafscheiding niet als vergunningvrij zal worden aangemerkt. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentie overzicht vijfde maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-vijfde-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-14 14:45:48 [post_modified_gmt] => 2024-06-14 12:45:48 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42535 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 42515 [post_author] => 6 [post_date] => 2024-06-14 12:02:10 [post_date_gmt] => 2024-06-14 10:02:10 [post_content] => Met de definitieve versie van de AI Act kan de volgende cruciale stap worden genomen, namelijk het toezicht op de naleving ervan. Voor iedereen die AI ontwikkelt, op de markt brengt of gebruikt is het relevant om te weten wie in Nederland toezicht houdt op AI-toepassingen. Begin 2025 treden de eerste onderdelen van de AI Act in werking. Dit betekent dat er vanaf dat moment daadwerkelijk toezicht zal worden gehouden op de naleving van de bepalingen/verplichtingen uit de AI Act. In Nederland zal dit voornamelijk door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) worden gedaan, die ook verantwoordelijk is voor toezicht op en handhaving van de AVG. De AP zal hierbij samenwerken met andere instanties, waaronder de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI). In hun recente, gezamenlijke advies aan het kabinet wordt de noodzaak van samenwerking tussen toezichthouders benadrukt. Ze vragen bovendien om voldoende budget en personeel zodat voorlichting en handhaving rondom AI-toepassingen effectief kan worden uitgevoerd. Door de samenwerking tussen de verschillende toezichthouders zullen AI-gebruikers beter geïnformeerd worden over de wettelijke vereisten die gaan gelden. Dit zorgt ervoor dat bedrijven de juiste stappen kunnen nemen om compliant te worden en blijven.

Hoe gaat het toezicht op AI eruitzien in Nederland?

De AP en de RDI adviseren het kabinet om het toezicht op AI-toepassingen zoveel mogelijk te laten aansluiten bij het bestaande toezicht in verschillende sectoren. Voor AI-producten met een hoog risico die al een CE-markering nodig hebben, kan het huidige toezicht volgens hen gehandhaafd blijven. Dit betekent bijvoorbeeld dat de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) speelgoed zal blijven keuren, ook als er AI in verwerkt zit, en dat de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) zal toezien op AI in medische apparaten. Voor AI-toepassingen met een hoog risico waarvoor momenteel nog geen CE-markering verplicht is, zal het toezicht grotendeels bij de AP komen te liggen. Ongeacht de sector waarin deze systemen worden ingezet, fungeert de AP dan als algemene markttoezichthouder. Deze rol omvat het toezien op onder andere het trainen van AI, transparantie en menselijke controle. Er zijn echter uitzonderingen op deze algemene toezichtstructuur. Voor de financiële sector zullen de Autoriteit Financiële Markten (AFM) en De Nederlandsche Bank (DNB) het markttoezicht uitvoeren. Voor kritieke infrastructuur zullen de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de RDI verantwoordelijk zijn. Verder zal het markttoezicht op AI-toepassingen die worden gebruikt in de rechtspraak zo moeten worden vormgegeven dat de onafhankelijkheid van rechterlijke autoriteiten gewaarborgd blijft. Hieronder zijn twee overzichten uit het advies weergegeven, met de toezichthouders voor hoog-risico en verboden AI-toepassingen. Tabel 1 Overzicht uit het advies van de toezichthouders per categorie van de AI-toepassingen die hoog-risico zijn onder de AI Act. Tabel 2 Overzicht uit het advies van de toezichthouders per categorie van de AI-toepassingen die verboden zijn onder de AI Act.

Wat betekent dit voor bedrijven die AI inzetten?

Van alle landen uit de Europese Unie loopt Nederland momenteel voorop met het gereed maken van het nationale toezicht op AI. Dit onderstreept het belang van de naleving van de AI Act als gebruiker, importeur of producent van een AI-toepassing. Zorg er daarom voor dat het gebruik van AI binnen jouw bedrijf op orde is met een van onze drie assessmentmethodes:
  1. AI Category Assessment: Ontdek in welke risicocategorie jouw AI-systeem valt en welke regels voor jou van toepassing zijn met een op maat gemaakt advies.
  2. AI High Risk Compliance Quickscan: Een praktische tool om snel te controleren of jouw AI-systeem voldoet aan de hoog-risico vereisten van de AI Act.
  3. AI High Risk Conformity Assessment: Een grondige evaluatie waarbij we samen met jou zorgen dat je AI-systeem aan alle wettelijke eisen voldoet.
De komende maanden zal duidelijk worden hoe het kabinet het AI-toezicht in Nederland concreet vormgeeft. Bedrijven die AI inzetten zullen zich in de tussentijd moeten voorbereiden op de eisen uit de AI Act en zorgen dat hun systemen compliant zijn. Neem contact met ons op en ontdek hoe wij je kunnen helpen om aan de nieuwe regelgeving te voldoen en een veilige, verantwoorde inzet van AI-toepassingen te waarborgen. Jos van der Wijst 2 [post_title] => AI toezicht in Nederland [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-toezicht-in-nederland [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-14 12:13:49 [post_modified_gmt] => 2024-06-14 10:13:49 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42515 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 42495 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-06-11 08:59:38 [post_date_gmt] => 2024-06-11 06:59:38 [post_content] =>

Inleiding

De staatsraad Advocaat-generaal Nijmeijer is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verzocht een conclusie uit te brengen over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij opvolgende ruimtelijke plannen. Het verzoeken van een conclusie houdt in dat de ABRvS aan een staatsraad A-G kan vragen om een rechtsvraag te onderzoeken en hierover aanbevelingen te doen. Op 29 mei 2024 heeft Nijmeijer deze conclusie uitgebracht. In dit artikel gaan wij in op de belangrijkste aspecten.

Artikel 6:19 Awb

In een bezwaar- of beroepsprocedure over een besluit kan door het bestuursorgaan een nieuw besluit worden genomen dat het bestreden besluit wijzigt. Op deze situatie ziet artikel 6:19 Awb. Het artikel regelt dat het bezwaar of beroep tegen het bestreden besluit van rechtswege ook ziet op het besluit tot intrekking, wijziging of vervanging, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben. Er ontstaat dus van rechtswege een beroep tegen het nadere besluit, dit wordt ook wel ‘fictief beroep’ genoemd. Artikel 6:19 Awb heeft twee doelen. Als eerste biedt het rechtsbescherming. Een appellant die tegen een besluit beroep heeft ingesteld, hoeft hierdoor niet afzonderlijk beroep in te stellen tegen een besluit dat hangende het beroep wordt genomen. Ten tweede bevordert het effectieve geschilbeslechting, er wordt voorkomen dat twee instanties tegelijk oordelen over besluiten die vallen binnen één geschil.

Aanleiding voor de conclusie

Bij de ABRvS loopt een zaak die ziet op een bestemmingsplan waarmee de recreatieve verhuur van woningen is beperkt. Onder dit plan was recreatieve verhuur slechts voor bepaalde woningen nog mogelijk. Tegen dit bestemmingsplan werd beroep ingesteld, waarop de gemeenteraad het bestemmingsplan opnieuw, gewijzigd vaststelde. Tegen het gewijzigde besluit werd door een grotere groep opnieuw beroep ingesteld bij de Afdeling.

Vragen aan de staatsraad A-G

Is er aanleiding om de rechtspraak over de toepassing van artikel 6:19 Awb in bestemmingsplanzaken onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) aan te passen? Ondanks het vervallen van de Wro door de inwerkingtreding van de Omgevingswet is deze vraag nog relevant omdat het nog enige tijd zal duren voordat alle lopende bestemmingsplanprocedures zijn afgedaan. Daarnaast kan het beantwoorden van deze vraag inzicht bieden voor toekomstige toepassing van artikel 6:19 Awb in omgevingsplanzaken. Is er aanleiding om de toepassing van artikel 6:19 Awb te veranderen in zaken die gaan over de wijziging van een omgevingsplan op grond van de Omgevingswet?

De conclusie

Bestemmingsplanzaken In bestemmingsplanzaken wordt artikel 6:19 Awb ruim toegepast. De drempel voor het aannemen van een fictief beroep is laag, doordat er in de rechtspraak nauwelijks eisen worden gesteld aan het nieuwe besluit dat hangende beroep is genomen. In de literatuur werd dit al eerder geconstateerd. De ruime toepassing van artikel 6:19 Awb is dus al vele jaren een bekend verschijnsel. Het brengt zowel voordelen als nadelen. Een belangrijk nadeel dat hierdoor ontstaat is dat de omvang van het geding groter wordt, deze uitdijende werking kan volgens Nijmeijer worden beperkt door de rechtspraak op de volgende punten aan te passen:
  • Fictief beroep alleen mogelijk maken voor herstel- en reparatiebesluiten.
  • Voor het aannemen van een reparatiebesluit een nadrukkelijke relatie eisen met de beroepsgronden in het reële beroep (het beroep tegen het oorspronkelijke besluit). De gebiedsgewijze benadering moet worden verlaten.
  • De kring van gerechtigden beperken tot degenen die door het hangende beroep genomen besluit in een nadeligere positie komen en degenen die tegen het oorspronkelijke besluit geen beroep hebben ingesteld, maar door gewijzigde feiten of omstandigheden nu wel in beroep gaan.
  • Bij gecombineerde besluiten geen fictief beroep aannemen maar rechtsbescherming construeren door het instellen van reëel beroep tegen het hangende beroep genomen besluit.
Omgevingsplanzaken Het omgevingsplan is een geconsolideerde regeling. Dit betekent dat iedere wijziging van een omgevingsplan (een wijzigingsbesluit) plaatsvindt in dezelfde planologische regeling en op grond van dezelfde regelgevende bevoegdheid. Een wijzigingsbesluit brengt dus altijd veranderingen aan in het omgevingsplan zoals dat is vastgesteld. Dit betekent dat de gebiedsgewijze benadering geen onderscheidend vermogen heeft en dus achterwege moet blijven. De uitdijende werking van het fictief beroep op de omvang van het geding kan door de regelstructuur van het omgevingsplan toenemen. Om te beoordelen of er sprake is van een nader besluit waarop artikel 6:19 Awb van toepassing is, kan de aanpak in bestemmingsplanzaken worden gevolgd. Hierdoor wordt uitdijende werking beperkt. Onder de Omgevingswet is het mogelijk dat de gemeenteraad de omgevingsplanbevoegdheid delegeert aan het college van B&W. Daarom adviseert Nijmeijer dat artikel 6:19 Awb moet kunnen worden toegepast wanneer een besluit dat hangende beroep wordt genomen afkomstig is van een ander bestuursorgaan.

Afsluitende opmerkingen

Nu de conclusie is uitgebracht zullen de partijen in de procedure de mogelijkheid krijgen om op de conclusie te reageren. Daarna kan de ABRvS uitspraak doen. De conclusie is hiervoor niet bindend, maar dient als een voorlichting voor de Afdeling. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Conclusie staatsraad A-G over toepassing van artikel 6:19 Awb bij ruimtelijke plannen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => conclusie-staatsraad-a-g-over-toepassing-van-artikel-619-awb-bij-ruimtelijke-plannen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-14 14:50:18 [post_modified_gmt] => 2024-06-14 12:50:18 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42495 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 42454 [post_author] => 68 [post_date] => 2024-06-06 09:57:13 [post_date_gmt] => 2024-06-06 07:57:13 [post_content] => Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 5 juni zich uitgelaten in het langlopende geschil tussen het Ierse Supermac’s en fastfoodgigant McDonald’s over het EU-merk ‘BIG MAC’. Ditmaal ging het om het normale gebruik van de term ‘BIG MAC’ voor kipburgers. In deze blog zet ik uiteen hoe het HvJEU heeft geoordeeld over het normale gebruik van de ‘BIG MAC’ ten aanzien van kip- en gevogelteproducten.

Feiten

Zoals gezegd zijn Supermac’s en McDonald’s al lange tijd verwikkeld in een geschil over het EU-merk ‘Big Mac’ van McDonald’s. In 1996 heeft McDonald’s het merk Big Mac geregistreerd binnen de Europese Unie. Al sinds 2017 probeert Supermac’s het merk door te halen ten aanzien van bepaalde goederen en diensten, aangezien het merk niet normaal zou zijn gebruikt in de Europese Unie voor een onafgebroken periode van vijf jaar. Het Bureau voor Intellectuele Eigendom van de Europese Unie (EUIPO) heeft in eerste instantie het verzoek van Supermac’s slechts deels toegewezen. McDonald’s behield het alleen recht om het merk ‘BIG MAC’ te gebruiken voor diverse waren en diensten, zoals: voedingsmiddelen bereid uit vlees en gevogelteproducten en vlees- en kipburgers, en diensten verleend of geassocieerd met het exploiteren van restaurants en andere etablissementen of faciliteiten die voedsel en drank voor consumptie leveren, inclusief drive-through faciliteiten en diensten voor het bereiden van afhaalmaaltijden.

Arrest HvJ EU

In haar arrest perkt het HvJEU de bescherming van het ‘BIG MAC’-merk nog verder in. Het HvJEU oordeelt namelijk dat McDonald’s er niet in is geslaagd om te bewijzen dat zij het merk ‘BIG MAC’ normaal heeft gebruikt voor een onafgebroken periode van vijf jaar met betrekking tot onder meer de goederen 'kipburgers' en 'voedingsmiddelen bereid uit gevogelteproducten'. Het bewijs dat door McDonald’s in het geding is gebracht, geeft immers geen uitsluitsel over de mate van gebruik van het merk in verband met kipburgers en gevogelteproducten, zoals het verkoopvolume, de duur van de periode waarin het merk werd gebruikt en de frequentie van het gebruik.

Conclusie

Als merkhouder kun je geconfronteerd worden met het feit dat een ander je merk probeert door te halen op de grond dat het merk niet ‘normaal’ gebruikt is. Op dat moment is het cruciaal dat de merkhouder afdoende bewijs voor handen heeft om aan te kunnen tonen dat het merk alsnog normaal gebruikt is. Heeft u een vraag over het normaal gebruik, of een andere vraag over het merkenrecht? Neem contact op met één van onze specialisten! Britt van den Branden nieuw [post_title] => McDonald’s verliest merkrecht ten aanzien van Big Mac Chicken [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => mcdonalds-verliest-merkrecht-ten-aanzien-van-big-mac-chicken [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-06 09:57:13 [post_modified_gmt] => 2024-06-06 07:57:13 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42454 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 42447 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-06-05 16:52:37 [post_date_gmt] => 2024-06-05 14:52:37 [post_content] => Op 29 mei 2024 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak in een zaak tussen een recruitmentbedrijf en de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze zaak draait om een opgelegde boete van €6.000 wegens overtreding van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Hier volgt een overzicht van de gebeurtenissen en de uiteindelijke uitspraak van de rechtbank.

Achtergrond van de zaak

In juli 2020 legde de Autoriteit Persoonsgegevens een boete van €6.000 op aan het recruitmentbedrijf. De boete werd opgelegd vanwege overtreding van de AVG, specifiek artikel 17, eerste lid, in samenhang met artikel 12, derde lid. Deze artikelen betreffen het recht op gegevenswissing (het recht om vergeten te worden) en de plicht om tijdig op dergelijke verzoeken te reageren. De boete volgde op klachten van drie personen, die hadden gemeld dat het recruitmentbedrijf niet tijdig had gereageerd op hun verzoeken om hun persoonsgegevens te verwijderen.

Onderzoek en bezwaarfase

De Autoriteit Persoonsgegevens voerde een onderzoek uit naar aanleiding van de klachten en concludeerde dat het recruitmentbedrijf inderdaad in strijd met de AVG had gehandeld. Ondanks bezwaren van het recruitmentbedrijf tegen deze bevindingen, handhaafde de Autoriteit zowel de boete als de beslissing om deze openbaar te maken.

Uitspraak van de rechtbank Amsterdam

Op 15 januari 2024 verklaarde de rechtbank Amsterdam de beroepen van het recruitmentbedrijf tegen de besluiten van de Autoriteit ongegrond. Hierop ging het recruitmentbedrijf in hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Overwegingen in hoger beroep

Tijdens de zitting van 2 mei 2024 werd de zaak uitgebreid besproken. Het recruitmentbedrijf betoogde dat de Autoriteit de overtreding ten onrechte als ernstig had aangemerkt en dat een boete onredelijk was. Zij stelde dat de overtredingen het gevolg waren van menselijke fouten en dat zij een gedegen privacybeleid hadden. De Afdeling Bestuursrechtspraak beoordeelde de zaak op basis van de Boetebeleidsregels van de Autoriteit Persoonsgegevens. Hierin is vastgelegd dat het niet tijdig reageren op verwijderingsverzoeken een basisboete van €310.000 rechtvaardigt, met een mogelijke bandbreedte van €120.000 tot €500.000. Gezien de omstandigheden matigde de Autoriteit de boete tot €6.000, een significant lager bedrag dan de basisboete.

Het oordeel van de afdeling

De Afdeling Bestuursrechtspraak oordeelde dat de Autoriteit juist had gehandeld. Hoewel het recruitmentbedrijf een privacybeleid had, bleek dit in de praktijk niet effectief te zijn. De drie klachten toonden aan dat verwijderingsverzoeken niet adequaat werden afgehandeld. Bovendien was er geen sprake van een opzettelijke overtreding, maar wel van nalatigheid. De boete van €6.000 werd daarom als proportioneel en rechtvaardig beschouwd.

Openbaarmaking van de boete

Een ander punt van geschil was de openbaarmaking van de boete. Het recruitmentbedrijf stelde dat dit haar reputatie en financiële situatie zou schaden. De Autoriteit en de rechtbank meenden echter dat de publicatie van de boete een algemeen belang diende door transparantie en verantwoording te bevorderen. De Afdeling Bestuursrechtspraak bevestigde dit oordeel en wees erop dat de mogelijke reputatieschade niet onevenredig was in verhouding tot de omzet van het recruitmentbedrijf.

Conclusie

Hoger beroep van het recruitmentbedrijf werd ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank Amsterdam werd bevestigd. Deze zaak onderstreept het belang van een effectief privacybeleid en de noodzaak voor bedrijven om zorgvuldig om te gaan met verzoeken om gegevenswissing onder de AVG. Deze uitspraak benadrukt het belang van naleving van de AVG en de consequenties van nalatigheid. Voor bedrijven is het cruciaal om te zorgen voor een robuust en effectief privacybeleid om dergelijke boetes en reputatieschade te voorkomen. Jody Esveldt [post_title] => Gebrekkig privacybeleid afgestraft [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => gebrekkig-privacybeleid-afgestraft [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-05 16:52:37 [post_modified_gmt] => 2024-06-05 14:52:37 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42447 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 42288 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-05-31 11:49:16 [post_date_gmt] => 2024-05-31 09:49:16 [post_content] => In een recent arrest heeft de Procureur-Generaal van de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van het inzagerecht onder artikel 15 AVG. In dit artikel gaan we in op dit arrest en hoe organisaties inzageverzoeken moeten afhandelen.

Achtergrond

De rechtszaak ging over een verzoekster die een inzageverzoek had gedaan bij haar voormalig werkgever. Bij haar bestond de veronderstelling dat collega’s tijdens een arbeidsconflict negatief over haar hadden uitgelaten. Na dit arbeidsgeschil is zij uit dienst gegaan. Om inzicht te krijgen in deze informatie had zij een inzageverzoek ingediend op grond van artikel 15 AVG. Dit verzoek kwam vervolgens bij de voormalig werkgever als verwerkingsverantwoordelijke terecht. De voormalig werkgever had vervolgens een overzicht gegeven van de categorieën persoonsgegevens die zij over haar verwerkte. Verder waren er kopieën van sommige stukken aan haar verstrekt. Haar voormalig werkgever had geweigerd om een adviesaanvraag en het daaropvolgende advies omtrent het arbeidsconflict te overleggen. Volgens de voormalig werkgever maakten deze stukken deel uit van het vertrouwelijke onderhandelingsproces. De verzoekster vond deze reactie ontoereikend en startte een procedure op grond van artikel 35 UAVG. Haar verzoeken werden zowel bij de rechtbank als later het gerechtshof afgewezen. De procureur-generaal heeft nu geadviseerd om ook de cassatieverzoeken af te wijzen.

Wanneer moet een organisatie aan een inzageverzoek voldoen?

Artikel 15 lid 1 AVG geeft iedere betrokkene het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over:
  • Of zijn/haar persoonsgegevens al dan niet worden verwerkt;
  • En zo ja, om inzage te verkrijgen in die persoonsgegevens.
Krijgt een organisatie een inzageverzoek, dan moet zij eerst vaststellen of er inderdaad sprake is van verwerking van persoonsgegevens van de betrokkene. Zo ja, dan dient de betrokkene in beginsel volledig inzage te worden gegeven, tenzij een wettelijke uitzondering van toepassing is. Uitzonderingen op het inzagerecht,  moeten terughoudend worden toegepast.

Aan welke eisen moet een inzageverzoek voldoen?

De organisatie voldoet aan artikel 15 AVG door de betrokkene een overzicht te geven van de categorieën persoonsgegevens die van hem/haar worden verwerkt, aangevuld met de in artikel 15 lid 1 sub a-h AVG genoemde informatie zoals de verwerkingsdoeleinden. Je hoeft dus geen uitputtende lijst te geven van elke specifieke verwerkte datum, documentnaam, afzender etc. De organisatie moet wel daadwerkelijk inzage geven in de verwerkte persoonsgegevens zelf, tenzij een uitzondering van toepassing is. Hierbij mag volstaan worden met ter beschikking stelling van de gehele bronnen/documenten waarin die gegevens zijn opgenomen.

Wanneer kun je een inzageverzoek weigeren?

Uit jurisprudentie blijkt dat organisaties in bepaalde gevallen het inzagerecht mogen inperken. Zo kunnen zij inzage weigeren in documenten die inzicht geven in de onderhandelingspositie van de organisatie bij een juridisch geschil met de betrokkene. Het belang van een ongestoorde gedachtewisseling kan prevaleren boven het inzagerecht. Uit het arrest volgt ook dat in het verwerkingsregister zelf geen inzage hoeft te worden gegeven, omdat dit geen persoonsgegevens bevat. Ten slotte hoeft geen inzage te worden gegeven in de wijze van verwijdering van persoonsgegevens - het inzagerecht ziet immers op de verwerkte gegevens zelf.

Transparantie is key

Een andere belangrijke les is dat organisaties transparant moeten zijn over de uitvoering van een zoekslag naar persoonsgegevens van de betrokkene. De enkele mededeling dat er niets meer is gevonden, is in beginsel voldoende. Wel moet die mededeling geloofwaardig zijn. Concluderend biedt dit arrest duidelijke handvatten voor organisaties bij de behandeling van inzageverzoeken. Zorg voor een deugdelijke respons waarin je aangeeft welke gegevens je verwerkt en verstrek inzage daarin. Wees daarbij transparant over eventuele weigeringsgronden. Een goede vastlegging van de verwerkingen is daarom cruciaal voor organisaties om aan hun verplichtingen te kunnen voldoen. Goede voorbereiding is het halve werk! Vragen? Neem contact op met een van onze medewerkers. Jody Esveldt 1 [post_title] => Het inzageverzoek onder de AVG [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => het-inzageverzoek-onder-de-avg [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-31 11:49:16 [post_modified_gmt] => 2024-05-31 09:49:16 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42288 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 42219 [post_author] => 6 [post_date] => 2024-05-29 11:13:04 [post_date_gmt] => 2024-05-29 09:13:04 [post_content] => Wat zijn de mogelijkheden van een merkhouder om op te treden tegen de verkoop van (bewerkte) merkproducten? In hoeverre mogen merkproducten worden aangepast voor verdere verkoop?Deze vragen kwamen aan de orde in een procedure waar NU.nl over berichtte met de kop “Nederlander mag geen zelfgebouwde LEGO-treinen meer verkopen”[1]. Ook volwassenen bouwen LEGO speelgoed. Die volwassenen, die zich Adult Fan of LEGO (“AFOL”) noemen, ontwerpen en bouwen constructies met LEGO-bouwstenen. Sommige handelen daar zelfs (professioneel) in. Dan gaat om het constructies zoals: [gallery size="full" link="file" ids="42226,42228"]             Deze LEGO-bouwstenen worden dan rechtmatig ingekocht. Soms worden deze bewerkt. Bijvoorbeeld doordat er een logo van een derde partij op wordt afgebeeld. Zoals hierboven het NS logo op de trein. Soms worden LEGO-bouwstenen daarbij bewerkt, zoals onderstaand voorbeeld waarbij een metalen kogellager is aangebracht. [gallery size="full" link="file" ids="42230,42232"]

Uitputting?

Centraal stond in deze procedure de vraag of het recht van LEGO om zich te verzetten tegen deze verkoop was “uitgeput”. LEGO verzette zich daartegen met als argument dat de toestand van de LEGO-bouwstenen was aangetast en zonder toestemming van LEGO. En dat zou komen doordat er (een metalen) kogellager in de LEGO-bouwstenen was aangebracht. En daar had LEGO geen toestemming voor verleend. En dat leidde ook tot post-sales klachten. LEGO beriep zich daarbij op haar merkrechten. LEGO heeft het woord LEGO als merk geregistreerd. Dit LEGO-woordmerk is op alle bouwstenen aangebracht. Het LEGO blokje zelf is niet als merk geregistreerd omdat de vorm technisch is bepaald. LEGO heeft wel de vorm van de minifiguurtjes als (vorm)merk geregistreerd: 1234

Oordeel rechter

In dit kort geding[2] moest de voorzieningenrechter oordelen of inbreuk werd gemaakt op de merkrechten van LEGO. De voorzieningenrechter oordeelde dat sprake was van inbreuk op de merkrechten. Daarbij speelde een rol dat:
  • de voorzieningenrechter van belang vond dat de kwaliteit van het plastic van de LEGO-bouwstenen waaraan een (metalen) kogellager is toegevoegd was aangetast en daardoor niet (meer) voldeed aan de (hoge) kwaliteitseisen die daaraan, ook vanuit de voor (kinder)speelgoed geldende eisen voor productveiligheid, worden gesteld;
  • tijdens de zitting de voorzieningenrechter zelf heeft kunnen waarnemen dat “de LEGO-bouwstenen waaraan een metalen kogellager is toegevoegd, zogenaamde stress whitening vertonen”.
  • er onder meer lood was gedetecteerd in de aangebrachte metalen kogellager, hetgeen LEGO problematisch acht.
  • het bedrukken van LEGO-bouwstenen ook kan leiden tot aantasting van de herkomstfunctie van de LEGO-merken;
Dit alles betekende dat degene die deze LEGO producten aanbood:
  • het aanbieden van deze producten moest staken;
  • opgave moest doen van de professionele partijen aan wie hij deze producten had verkocht
  • een rectificatie moest sturen naar zijn klanten
  • een product recall moest uitvoeren onder zijn professionele afnemers (niet zijnde consumenten)
  • een dwangsom verschuldigd werd wanneer hij nogmaals inbreuk zou maken
  • een kostenvergoeding moest betalen (ruim € 16.000,=).
LEGO had ook gevorderd dat er een opgave gedaan moest worden van de gemaakte winst. Die vordering wordt afgewezen omdat daar, in het kader van dit kort geding, geen spoedeisend belang voor bestond.

Wat betekent dit voor merkhouders

In Nederland kunnen merkhouders zich verzetten tegen de verdere verhandeling van hun merkproducten wanneer iets aan de toestand van het product is aangepast. Dat kan zijn:
  • dat er iets aan het product is toegevoegd of aangebracht, zoals in dit geval een (metalen) kogellager.
  • Of dat er een logo van een derde partij op het product is aangebracht, zoals in dit geval het logo van NS op het treinstel.
Ben je merkhouder en wil je optreden tegen de verdere verhandeling van je (gewijzigd) merkproduct, neem dan contact op met mij om je mogelijkheden tot handhaving van je merkrecht (of ander Intellectueel Eigendomsrecht) te bespreken. Word je hierop aangesproken door een merkhouder, ook dan kunnen wij je adviseren over je juridische positie en mogelijkheden. Neem contact op met mij (wijst@bg.legal). [1] NU.nl 28 mei 2024 https://www.nu.nl/economie/6314601/nederlander-mag-geen-zelfgebouwde-lego-treinen-meer-verkopen.html [2] Rechtbank Den Haag, 28 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:7992 Jos van der Wijst [post_title] => LEGO kan optreden tegen verhandeling van LEGO-bouwstenen en minifiguren [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => lego-kan-optreden-tegen-verhandeling-van-lego-bouwstenen-en-minifiguren [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-05-29 14:26:36 [post_modified_gmt] => 2024-05-29 12:26:36 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42219 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 42620 [post_author] => 60 [post_date] => 2024-06-26 09:27:11 [post_date_gmt] => 2024-06-26 07:27:11 [post_content] => We kennen in Nederland geen wettelijke regel die banken verplicht om aan ondernemers een zakelijke bankrekening te verstrekken. In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat banken onder bijzondere omstandigheden toch verplicht zijn om een zakelijke bankrekening te openen. De afgelopen jaren is over deze kwestie dan ook meermaals geprocedeerd. Zo besliste het hof 26 maart in een kort geding dat SNS Bank een coffeeshophouder een zakelijke rekening moest aanbieden.

Juridisch kader

Op banken rust de verplichting om aan consumenten een bankrekening aan te bieden. Deze wettelijke regel geldt niet voor zakelijke cliënten, waardoor banken niet verplicht zijn om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. Een zakelijke bankrekening is voor ondernemers echter essentieel om deel te kunnen nemen aan het betalingsverkeer. Onder bepaalde omstandigheden kunnen banken daarom toch verplicht worden om ondernemers een zakelijke bankrekening aan te bieden. In die gevallen moet er volgens de Hoge Raad een belangenafweging gemaakt worden. De rechter moet vaststellen of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Dat rechters terughoudend lijken te zijn in het opleggen van deze verplichting, is te lezen in deze blog. Recentelijk legde het hof SNS Bank (hierna: SNS) echter wel de verplichting op om een ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden.

De feiten

De eigenaar van een coffeeshop (hierna: de ondernemer) heeft al tientallen jaren een privérekening bij SNS. Van 2003 tot 2008 heeft hij daarnaast een zakelijke bankrekening bij SNS gehad. SNS heeft deze rekening opgezegd, omdat de bank geen coffeeshop als cliënt wilde. Vanaf 2008 heeft de ondernemer zijn privérekening daarom ook voor zakelijke betalingen gebruikt. In augustus 2023 zegt SNS de klantrelatie op, omdat zakelijk gebruik van een privérekening in strijd met de voorwaarden is.

De beoordeling

De ondernemer vordert in een kort geding om SNS te veroordelen de klantrelatie en bankrekening in privé voort te zetten. Daarnaast wil de ondernemer dat er een nieuwe zakelijke klantrelatie met zijn onderneming wordt aangegaan. De voorzieningenrechter wijst deze vorderingen af, waardoor de zaak bij het hof terecht komt. Het hof erkent dat op banken ook ten aanzien van niet-consumenten de verplichting kan rusten een bankrekening aan te bieden. Daarbij weegt zwaar dat het zonder bankrekening vrijwel onmogelijk is om een bedrijf te exploiteren. Banken kunnen echter wel een gerechtvaardigd belang hebben om een cliënt te weigeren, bijvoorbeeld vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s. Dit gerechtvaardigd belang dient te worden afgewogen tegen het belang van de onderneming die een bankrekening aanvraagt. SNS beroept zich voor de afwijzing op intern beleid. Dit beleid houdt in dat een onderneming niet voor een zakelijke rekening in aanmerking komt als (o.a.) meer dan 10% van de omzet contant is. Het hof heeft echter twijfels over de consistente toepassing van dit beleid. De ondernemer laat daarbij steeds meer pinbetalingen verrichten en is bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen. Zonder bankrekening is de ondernemer daarnaast genoodzaakt zijn onderneming te beëindigen, aangezien andere banken hem ook geen zakelijke rekening verstrekken. Uit eerdere rechtspraak volgt dat dit een belangrijke voorwaarde is op basis waarvan een bank verplicht kan worden een zakelijke bankrekening te openen.

De beslissing

Volgens het hof dient de belangenafweging uit te vallen in het voordeel van de ondernemer. Het vonnis van de rechtbank wordt dus vernietigd en SNS wordt verplicht om de ondernemer een zakelijke bankrekening aan te bieden. Ook de privérekening van de ondernemer moet voortgezet worden. De ondernemer dient zich volgens het hof wel te houden aan een aantal voorwaarden. Zo moet het gebruik van de privérekening voor zakelijke doeleinden stoppen en is de ondernemer verplicht om binnen twee maanden na het ingaan van de rekening minstens 90% van zijn omzet via pinbetalingen te laten lopen.

Conclusie

De Hoge Raad oordeelde in 2021 dat banken onder bepaalde omstandigheden verplicht kunnen worden om een zakelijke bankrekening te openen. In dat geval wordt een belangenafweging gemaakt en toetst de rechter of het belang van de ondernemer bij het openen van een bankrekening zwaarder weegt dan het belang van de bank om geen bankrekening aan te bieden. De afgelopen jaren zijn rechters in beginsel vrij terughoudend geweest met het opleggen van deze verplichting. In bovenstaande uitspraak van het hof werd de verplichting om een zakelijke bankrekening te verstrekken echter wel opgelegd. De ondernemer in kwestie was bereid om zijn contante omzet zo veel mogelijk af te bouwen en bovendien kon de ondernemer verder bij geen enkele bank terecht. Omdat er daarnaast twijfels bestonden over de consistente toepassing van het beleid van SNS, oordeelde het hof dat de belangenafweging in dit geval wel uit moest vallen in het voordeel van de onderneming. Als de bank weigert om u een zakelijke bankrekening te verstrekken, is het verstandig om dit besluit juridisch te laten toetsen. Neem in dat geval contact op met een van onze specialisten van de sectie Ondernemingsrecht! Karlijn van der Meule nieuw 1 [post_title] => Hof: SNS bank verplicht om zakelijke cliënt bankrekening aan te bieden [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => hof-sns-bank-verplicht-om-zakelijke-client-bankrekening-aan-te-bieden [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-06-26 09:27:11 [post_modified_gmt] => 2024-06-26 07:27:11 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=42620 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1349 [max_num_pages] => 135 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => a3f5669c49f0c8cfdbf162fbb5fe1e62 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
We kennen in Nederland geen wettelijke regel die banken verplicht om aan ondernemers een zakelijke bankrekening te verstrekken. In 2021 oordeelde de Hoge Raad dat banken onder bijzondere omstandigheden toch...
Lees meer
Een recente tuchtrechtuitspraak onderstreept het belang van zorgvuldige omgang met medische dossiers bij praktijksluiting. In dit artikel ga ik dieper in op de zaak en wat andere zorgverleners hiervan kunnen...
Lees meer
Om onze cliënten optimaal te kunnen adviseren volgt BG.legal advocaten nauwgezet de juridische ontwikkelingen die impact kunnen hebben op uw bedrijfsvoering. Een recente en belangrijke ontwikkeling is het wetsvoorstel tot...
Lees meer
Inleiding In het vijfde deel van onze jurisprudentiereeks over de Omgevingswet bespreken wij de rechtspraak gepubliceerd in mei. Zowel overgangsrechtelijke zaken als inhoudelijke zaken zijn voorbij gekomen. Een belangrijke conclusie...
Lees meer
Met de definitieve versie van de AI Act kan de volgende cruciale stap worden genomen, namelijk het toezicht op de naleving ervan. Voor iedereen die AI ontwikkelt, op de markt...
Lees meer
Inleiding De staatsraad Advocaat-generaal Nijmeijer is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) verzocht een conclusie uit te brengen over de toepassing van artikel 6:19 Awb bij...
Lees meer
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft op 5 juni zich uitgelaten in het langlopende geschil tussen het Ierse Supermac’s en fastfoodgigant McDonald’s over het EU-merk ‘BIG MAC’....
Lees meer
Op 29 mei 2024 deed de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een belangrijke uitspraak in een zaak tussen een recruitmentbedrijf en de Autoriteit Persoonsgegevens. Deze zaak draait om...
Lees meer
In een recent arrest heeft de Procureur-Generaal van de Hoge Raad duidelijkheid gegeven over de reikwijdte van het inzagerecht onder artikel 15 AVG. In dit artikel gaan we in op...
Lees meer
Wat zijn de mogelijkheden van een merkhouder om op te treden tegen de verkoop van (bewerkte) merkproducten? In hoeverre mogen merkproducten worden aangepast voor verdere verkoop?Deze vragen kwamen aan de...
Lees meer