Blog van medewerkers

WP_Query Object
(
    [query] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
        )

    [query_vars] => Array
        (
            [paged] => 2
            [news-type] => blog
            [error] => 
            [m] => 
            [p] => 0
            [post_parent] => 
            [subpost] => 
            [subpost_id] => 
            [attachment] => 
            [attachment_id] => 0
            [name] => 
            [pagename] => 
            [page_id] => 0
            [second] => 
            [minute] => 
            [hour] => 
            [day] => 0
            [monthnum] => 0
            [year] => 0
            [w] => 0
            [category_name] => 
            [tag] => 
            [cat] => 
            [tag_id] => 
            [author] => 
            [author_name] => 
            [feed] => 
            [tb] => 
            [meta_key] => 
            [meta_value] => 
            [preview] => 
            [s] => 
            [sentence] => 
            [title] => 
            [fields] => 
            [menu_order] => 
            [embed] => 
            [category__in] => Array
                (
                )

            [category__not_in] => Array
                (
                )

            [category__and] => Array
                (
                )

            [post__in] => Array
                (
                )

            [post__not_in] => Array
                (
                )

            [post_name__in] => Array
                (
                )

            [tag__in] => Array
                (
                )

            [tag__not_in] => Array
                (
                )

            [tag__and] => Array
                (
                )

            [tag_slug__in] => Array
                (
                )

            [tag_slug__and] => Array
                (
                )

            [post_parent__in] => Array
                (
                )

            [post_parent__not_in] => Array
                (
                )

            [author__in] => Array
                (
                )

            [author__not_in] => Array
                (
                )

            [search_columns] => Array
                (
                )

            [ignore_sticky_posts] => 
            [suppress_filters] => 
            [cache_results] => 1
            [update_post_term_cache] => 1
            [update_menu_item_cache] => 
            [lazy_load_term_meta] => 1
            [update_post_meta_cache] => 1
            [post_type] => 
            [posts_per_page] => 10
            [nopaging] => 
            [comments_per_page] => 50
            [no_found_rows] => 
            [taxonomy] => news-type
            [term] => blog
            [order] => DESC
        )

    [tax_query] => WP_Tax_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                    [0] => Array
                        (
                            [taxonomy] => news-type
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                            [operator] => IN
                            [include_children] => 1
                        )

                )

            [relation] => AND
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                    [0] => wp_term_relationships
                )

            [queried_terms] => Array
                (
                    [news-type] => Array
                        (
                            [terms] => Array
                                (
                                    [0] => blog
                                )

                            [field] => slug
                        )

                )

            [primary_table] => wp_posts
            [primary_id_column] => ID
        )

    [meta_query] => WP_Meta_Query Object
        (
            [queries] => Array
                (
                )

            [relation] => 
            [meta_table] => 
            [meta_id_column] => 
            [primary_table] => 
            [primary_id_column] => 
            [table_aliases:protected] => Array
                (
                )

            [clauses:protected] => Array
                (
                )

            [has_or_relation:protected] => 
        )

    [date_query] => 
    [queried_object] => WP_Term Object
        (
            [term_id] => 56
            [name] => Blog van medewerkers
            [slug] => blog
            [term_group] => 0
            [term_taxonomy_id] => 56
            [taxonomy] => news-type
            [description] => 
            [parent] => 0
            [count] => 1413
            [filter] => raw
        )

    [queried_object_id] => 56
    [request] => SELECT SQL_CALC_FOUND_ROWS  wp_posts.ID
					 FROM wp_posts  LEFT JOIN wp_term_relationships ON (wp_posts.ID = wp_term_relationships.object_id) LEFT  JOIN wp_icl_translations wpml_translations
							ON wp_posts.ID = wpml_translations.element_id
								AND wpml_translations.element_type = CONCAT('post_', wp_posts.post_type) 
					 WHERE 1=1  AND ( 
  wp_term_relationships.term_taxonomy_id IN (56)
) AND ((wp_posts.post_type = 'post' AND (wp_posts.post_status = 'publish' OR wp_posts.post_status = 'acf-disabled' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-success' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-failed' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-schedule' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-pending' OR wp_posts.post_status = 'tribe-ea-draft'))) AND ( ( ( wpml_translations.language_code = 'nl' OR (
					wpml_translations.language_code = 'nl'
					AND wp_posts.post_type IN ( 'attachment' )
					AND ( ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
			  FROM wp_icl_translations
			  WHERE trid = wpml_translations.trid
			  AND language_code = 'nl'
			) = 0
			 ) OR ( 
			( SELECT COUNT(element_id)
				FROM wp_icl_translations t2
				JOIN wp_posts p ON p.id = t2.element_id
				WHERE t2.trid = wpml_translations.trid
				AND t2.language_code = 'nl'
                AND (
                    p.post_status = 'publish' OR p.post_status = 'private' OR 
                    ( p.post_type='attachment' AND p.post_status = 'inherit' )
                )
			) = 0 ) ) 
				) ) AND wp_posts.post_type  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  ) OR wp_posts.post_type  NOT  IN ('post','page','attachment','wp_block','wp_template','wp_template_part','wp_navigation','our_sector','our_rechtsgebieden','acf-field-group','bwl_advanced_faq','tribe_venue','tribe_organizer','tribe_events','mc4wp-form','slider-data','actualiteiten','accordion','failissementens','advocaten','blogs','seminar','juridisch-medewerker','backoffice','rechtsgebied-detail' )  )
					 GROUP BY wp_posts.ID
					 ORDER BY wp_posts.menu_order, wp_posts.post_date DESC
					 LIMIT 10, 10
    [posts] => Array
        (
            [0] => WP_Post Object
                (
                    [ID] => 44104
                    [post_author] => 71
                    [post_date] => 2024-11-26 09:50:21
                    [post_date_gmt] => 2024-11-26 08:50:21
                    [post_content] => Als auteursrechthebbende wil je jouw intellectuele eigendom beschermen, maar wat doe je als iemand zonder toestemming jouw werk op sociale media deelt? Je zou graag de desbetreffende persoon natuurlijk kunnen aanspreken op auteursrechtinbreuk – ware het niet dat veel personen zich verschuilen achter een account. Een vonnis van de Rechtbank Overijssel biedt inzichten over hoe je dergelijke inbreuken kunt aanpakken.

Filmpjes op YouTube

In de casus waar dit vonnis over gaat, werden filmpjes van Lens Media via een account op YouTube gedeeld. Omdat het sociale media-account anoniem was, bemoeilijkte dat het opsporen van de inbreukmaker. Lens Media stapte naar de rechter om hier iets aan te doen en eiste dat Google de gegevens van de inbreukmaker met haar zou delen.

Voorwaarden voor verstrekken van gebruikersgegevens

In Nederland wordt via artikel 843a van de Wet op Rechtsvordering (Rv) onder meer de mogelijkheid geboden om organisaties en platforms zoals Google te verplichten om gebruikersgegevens te verstrekken. Je moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen, die zijn opgesteld door de Hoge Raad in de zaak Lycos/Pessers:
  • Je moet een rechtmatig belang hebben.
  • Het verzoek moet zien op specifieke informatie.
  • De verzochte informatie moet zien op een rechtsbetrekking waarbij Lens Media partij is.
  • Google moet de specifieke informatie tot haar beschikking hebben.

Rechtmatig belang

Uiteraard werd door YouTube aangevochten dat Lens Media een rechtmatig belang had bij het verkrijgen van de gebruikersgegevens. Lens Media wist volgens de rechtbank echter voldoende te onderbouwen dat ze als auteursrechthebbende door het plaatsen van de filmpjes door deze gebruiker schade had ondervonden geschat op € 21.000,00.

Specifieke informatie

Lens verzocht om naam, telefoonnummer of e-mail en IP-adressen inclusief geboortedatum (voor het geval een naam veel voorkomt) en “alle overige gegevens waar Google over beschikt en waarmee de identiteit kan worden vastgesteld”.  Deze “overige gegevens” vond Google te vaag en de rechtbank was het daarmee eens. De specifieke gegevens zoals de naam moesten echter wel overlegd worden, ook nu Google deze specifieke informatie ook werkelijk onder zich heeft (de laatste van de bovenstaande voorwaarden).

Rechtsbetrekking

Lens Media voldeed ook aan de derde voorwaarde. Ze had volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt partij te zijn bij de rechtsbetrekking waar deze rechtszaak over ging. Uiteindelijk voldeed Lens Media dus voldoende aan de voorwaarden om (een deel van de) gebruikersgegevens van Google te kunnen eisen en de inbreukmaker aan te spreken.

Conclusie

De uitspraak van de Rechtbank Overijssel benadrukt dat rechthebbenden potentieel met artikel 843a Rv een sterk juridisch kader hebben om hun rechten te beschermen. Een tussenpersoon als Google kan niet zomaar weigeren om gegevens te verstrekken. Deze uitspraak sluit dus prima aan bij het arrest Lycos/Pessers, dat ervoor heeft gezorgd dat rechthebbenden niet met lege handen staan als de handelingen anoniem online verricht worden. Het is wel belangrijk om je goed voor te bereiden en aan de in deze blog genoemde voorwaarden te voldoen. Onze juridische experts kunnen je bijstaan met je vragen over auteursrecht. Yvonne Vetjens [post_title] => Auteursrechtinbreuk op social media door anonieme partijen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrechtinbreuk-op-social-media-door-anonieme-partijen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-26 09:50:21 [post_modified_gmt] => 2024-11-26 08:50:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44104 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [1] => WP_Post Object ( [ID] => 44097 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-11-25 12:13:32 [post_date_gmt] => 2024-11-25 11:13:32 [post_content] => De Hoge Raad heeft op 8 november 2024 uitspraak gedaan over de inbezitneming van publieke grond. De gemeenteraad voerde aan dat er geen sprake is van inbezitneming, omdat er sprake zou zijn van een strengere maatstaf van inbezitneming omdat het gaat om publieke grond. De Hoge Raad gaat hier niet in mee en oordeelt dat er geen afzonderlijke maatstaf geldt, maar dat het gegeven dat het om publieke grond gaat wel een rol speelt. In dit artikel bespreken wij de feiten, het juridische kader en de uitspraak van de Hoge Raad.

Feiten

In deze zaak draait het om een geschil tussen een burger (eigenaar van een perceel) en de gemeente over het gebruik van een stuk grond. Het betreft een stuk grond tussen de voortuin van de burger en de openbare weg. De gemeente wil een molgoot aanleggen op dat stuk grond, en heeft de burger daarom verzocht zijn biezen te verwijderen. Daarna is aan de burger kenbaar gemaakt dat hij van de publieke grond gebruikt maakt en daarmee een inbreuk maakt op het eigendomsrecht van de gemeente. De burger stelt echter dat de grond door verjaring zijn eigendom is geworden. In het geding draait het dus om de vraag of er sprake is van verjaring. In eerste aanleg verklaarde de rechtbank in een verklaring voor recht dat dit niet het geval was en dat de gemeente de eigenaar is van het stuk grond. Na hoger beroep van de burger vernietigde het gerechtshof het vonnis van de rechtbank, en werd er in een verklaring voor recht geoordeeld dat de burger wél door verjaring eigenaar is geworden van de grond. Volgens het gerechtshof is er namelijk wel sprake van inbezitneming door de burger. Hiertegen is de gemeente in cassatie gegaan. In cassatie voert de gemeente aan dat het gerechtshof heeft miskend dat voor de inbezitneming van publieke grond een bijzondere, strengere maatstaf geldt. Op grond van deze maatstaf mag volgens de gemeente niet snel worden aangenomen dat een niet-rechthebbende de intentie heeft om publieke grond voor zichzelf te houden. De vraag ter beoordeling door de Hoge Raad ziet dus op het al dan niet hanteren van een bijzondere maatstaf voor de inbezitneming van publieke grond.

Juridisch kader - verjaring

Voor verjaring (art. 3:105 BW) is vereist dat de burger, of een van zijn rechtsvoorgangers bezit over het stuk grond heeft gekregen. Bezit betekent dat iemand een goed voor zichzelf houdt. Om vast te stellen of iemand een goed in bezit heeft genomen wordt er gekeken naar artikel 3:113 van het Burgerlijk Wetboek. Hieruit volgt dat iemand een goed in bezit heeft wanneer hij de feitelijke macht heeft over het goed (lid 1). Wanneer het goed in het bezit is van een ander, is de machtsuitoefening op zichzelf ontoereikend (lid 2). In dat geval moet er naar verkeersopvatting en de uiterlijke feiten worden beoordeeld of iemand de feitelijke macht uitoefent (art. 3:108 BW). Uit eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat er dient te worden gekeken naar de aard en de bestemming van het goed. Volgens de Hoge Raad betekent deze maatstaf dus dat wanneer er moet worden beoordeeld of een stuk grond met een publieke bestemming in bezit is genomen door een niet-rechthebbende, met deze publieke bestemming rekening moet worden gehouden. Volgens de Hoge Raad is er dus geen aanleiding om een afzonderlijke maatstaf te hanteren wanneer het gaat om inbezitneming van publieke grond. Het beroep van de gemeente wordt daarom verworpen.

Concluderend

Duidelijk is geworden dat de publieke bestemming van een stuk grond dus wel een rol speelt bij de beoordeling van inbezitneming, er moet namelijk worden gekeken naar de aard en bestemming van het goed. Er geldt echter geen bijzondere, strengere maatstaf, aangezien de ‘normale maatstaf’ de ruimte laat om te kijken naar de bestemming. Het is daarom niet zo dat inbezitneming in het geval van publieke grond minder snel mag worden aangenomen op grond van een strengere maatstaf. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Geen afzonderlijke, strengere maatstaf voor inbezitneming bij publieke grond [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => geen-afzonderlijke-strengere-maatstaf-voor-inbezitneming-bij-publieke-grond [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-25 12:13:32 [post_modified_gmt] => 2024-11-25 11:13:32 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44097 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [2] => WP_Post Object ( [ID] => 44093 [post_author] => 68 [post_date] => 2024-11-22 09:35:19 [post_date_gmt] => 2024-11-22 08:35:19 [post_content] => De Europese Unie heeft op 18 november 2024 de nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Deze richtlijn, die op 9 december 2024 van kracht wordt, moderniseert de huidige productaansprakelijkheidsregels. Met een implementatietermijn van twee jaar hebben lidstaten tot december 2026 om de richtlijn om te zetten in nationale wetgeving. De herziening, die de verouderde richtlijn uit 1985 vervangt, zorgt ervoor dat de regels mee veranderen met de digitale economie, kunstmatige intelligentie (AI) en circulaire bedrijfsmodellen. De richtlijn maakt onderdeel uit van Europa’s digital decade strategie. Wat moet je als bedrijf weten? De nieuwe regels brengen meer duidelijkheid over wie aansprakelijk is binnen complexe toeleveringsketens, versterken consumentenbescherming en leggen extra verplichtingen op voor bedrijven (zoals het waarborgen van cybersecurity en het beheren van software-updates). Hieronder hebben we een paar van de belangrijkste veranderingen op een rijtje gezet.

Belangrijkste veranderingen productaansprakelijkheid

(1) Uitbreiding van de definitie van ‘product’ De nieuwe definitie van ‘een product’ luidt: alle roerende goederen, ook als zij geïntegreerd zijn in of verbonden zijn met een andere roerende of onroerende zaak; het omvat omvat elektriciteit, digitale productiebestanden, grondstoffen en software Software, inclusief AI-systemen en stand-alone software, digitale fabricagebestanden (bijvoorbeeld 3D-printbestanden) en verbonden diensten die essentieel zijn voor de functionaliteit van een product, zoals cloudservices vallen met deze aanpassing dus ook onder de definitie van een ‘product’. Open-source software die buiten een commerciële context wordt ontwikkeld, valt buiten de richtlijn. Dit betekent dat bedrijven die software of verbonden apparaten leveren, aansprakelijk gesteld kunnen worden als deze producten defecten vertonen die schade veroorzaken. (2) Nadruk op cybersecurity en updates De defecten van producten waarvoor bedrijven aansprakelijk gesteld kunnen worden, zijn ruimer gedefinieerd en kunnen ook betrekking hebben op onder andere:
  • Het niet voldoen aan kritieke cybersecurity-eisen;
  • Het ontbreken van noodzakelijke software-updates om de veiligheid te waarborgen; en
  • Fouten in producten met zelflerende capaciteiten.
Het is belangrijk om te weten dat producenten verantwoordelijk blijven voor de veiligheid van hun producten, zelfs na verkoop, via updates of verbeteringen. Deze verantwoordelijkheid na de verkoop met betrekking tot noodzakelijke software-updates en beveiliging tegen cyberaanvallen vereist een proactieve en gestructureerde aanpak. Bovendien kunnen niet alleen producenten aansprakelijk gesteld worden. De aansprakelijkheid is uitgebreid naar onder andere importeurs, dienstverleners (zoals fulfilmentserviceproviders) en online platforms. Zij kunnen onder de nieuwe regels ook aansprakelijk gesteld worden voor defecten in de producten. Wat betreft online platforms geldt dat alleen indien consumenten redelijkerwijs denken dat deze platforms de aanbieder zijn. (3) Uitbreiding van de soorten schade Naast fysieke schade en schade aan eigendommen worden nu ook de volgende soorten schade als schade onder de richtlijn erkend:
  • Medisch erkende psychische schade; en
  • Verlies of corruptie van persoonlijke data (niet voor professioneel gebruik).
Dit laatste is anders dan de schade die volgt uit een inbreuk op het gegevensbeschermingsrecht, een datalek of de diefstal van persoonsgegevens. (4) Bewijslast In gevallen van technische of wetenschappelijke complexiteit kunnen rechters aannemen dat een product defect is, tenzij het tegendeel wordt bewezen. Dit verlicht de bewijslast voor de consumenten die schade claimen naar aanleiding van een defect in een product. Dit is uiterst relevant voor claims die zien op producten waarin complexe software is verwerkt. Het wordt voor consumenten dus makkelijker om schadeclaims in te dienen, zowel individueel of collectief. Dit kan leiden tot meer juridische kosten en potentiële reputatieschade voor bedrijven die niet goed voorbereid zijn. Verweerpartijen, oftewel de aansprakelijk gestelde bedrijven, kunnen namelijk verplicht worden om interne documenten te overleggen in geval van een claim. Dit betekent dat bedrijven hun processen en productdocumentatie moeten stroomlijnen en veilig bewaren. (5) Nieuwe verjaringsperiodes Hoewel de standaardverjaring drie jaar vanaf het moment dat schade bekend wordt blijft, zal voor latente schade (bijvoorbeeld bij langzaam ontwikkelende gezondheidseffecten) de verjaringstermijn 10 tot 25 jaar zijn. Dit vraagt om een lange termijnvisie op aansprakelijkheid en risicobeheer.

Wat betekent dit voor bedrijven?

De nieuwe richtlijn legt dus meer verantwoordelijkheden bij meer bedrijven uit de supply chain. Als bedrijf moet je ervoor zorgen dat producten en software voortdurend voldoen aan de nieuwste veiligheidseisen, inclusief cybersecurity. Zorg dus ook voor duidelijke afspraken over aansprakelijkheid met leveranciers, dienstverleners en distributeurs en wees je bewust van een mogelijke toename in aansprakelijkheidsclaims. Zorg er daarnaast voor dat interne processen en gegevens goed gedocumenteerd zijn om aan openbaarmakingsverplichtingen te voldoen. Als eerste stap is het slim om te identificeren welke producten van jouw bedrijf onder de nieuwe regels vallen en welke risico’s hieraan verbonden zijn. In de tussentijd is het goed om de omzetting van de richtlijn in nationale wetgeving in de gaten te houden, via onze website.

Conclusie

De aangepaste richtlijn productaansprakelijkheid laat AI-systemen, software en (andere) digitale producten er niet (langer) doorheen glippen. Ook voor defecten in dergelijke producten kunnen bedrijven aansprakelijk gesteld worden. Deze nieuwe regels bieden niet alleen meer bescherming aan consumenten, maar vragen ook om een proactieve houding van bedrijven. Weten wat de nieuwe richtlijn voor jouw bedrijf betekent en hoe u zich hierop kunt voorbereiden? Neem vandaag nog contact met ons op. Samen zorgen we ervoor dat jouw bedrijf klaar is voor de toekomst. Neem contact op met een van onze specialisten. Britt van den Branden nieuw 1 [post_title] => Productaansprakelijkheid uitgebreid: software bedrijven opgelet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => productaansprakelijkheid-uitgebreid-software-bedrijven-opgelet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-22 09:46:54 [post_modified_gmt] => 2024-11-22 08:46:54 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44093 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [3] => WP_Post Object ( [ID] => 44084 [post_author] => 39 [post_date] => 2024-11-21 10:15:11 [post_date_gmt] => 2024-11-21 09:15:11 [post_content] => Op 4 november 2024 heeft Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, het wetsvoorstel ‘Wet modernisering servicekosten’ ingediend. Het doel van de wet is om ervoor te zorgen dat de huurder beter wordt beschermd tegen verhuurders die ten onrechte servicekosten in rekening brengen. In lijn hiervan is reeds de Wet goed verhuurderschap aangenomen waar het verplicht is gesteld om volgens de wet servicekosten af te rekenen op straffe van een boete ter hoogte van € 103.000,- of inbeheername door de gemeente. Verder wordt beoogd meer duidelijkheid te verschaffen over wat als servicekosten kan worden gerekend. Ook wordt voorgesteld dat de Huurcommissie het voorschotbedrag aan alle servicekosten kan toetsen en vaststellen in het gereguleerd segment.

Wetsvoorstel

Met het wetsvoorstel wordt artikel 7:237 BW aangepast waardoor het in de visie van de wetgever duidelijker moet worden over de zaken en diensten die wel en niet als servicekosten mogen worden doorbelast. Om dit te bewerkstelligen wordt het Besluit servicekosten limitatief en duidelijker weergegeven. Verder wordt in artikel 7:237 BW een wijziging voorgesteld waardoor het mogelijk is om in een ministeriële regeling regels vast te stellen over de wijze van berekening en de maximale hoogte van de servicekosten. Voorts wordt in de bewoordingen van artikel 7:259 lid 1 BW meer expliciet naar voren gebracht dat servicekosten daadwerkelijk gemaakte kosten zijn voor een redelijke vergoeding voor de geleverde service zijn. Hiermee wordt de bewoording van dit artikel meer in lijn gebracht met de wijze waarop de Hoge Raad het artikel toepast. Tot slot wordt voorgesteld dat de Huurcommissie voortaan het voorschotbedrag voor alle servicekosten kan toetsen en vaststellen in het gereguleerde segment. Op dit moment biedt de wetgeving deze mogelijkheid alleen voor ‘nutsvoorzieningen met een individuele meter’, maar niet voor de overige servicekosten. Dit onderscheid wordt niet langer als wenselijk beschouwd. In de praktijk zorgt het voor verwarring, omdat het voor de Huurcommissie moeilijk is om vast te stellen welke kostenposten binnen haar bevoegdheid vallen. Ook leidt het tot onduidelijkheid bij huurders, die niet begrijpen waarom de uitspraak van de Huurcommissie slechts een deel van de servicekosten omvat en niet het geheel.

Overgangsrecht

Het voorstel bevat overgangsrecht om ervoor te zorgen dat lopende zaken bij de Huurcommissie kunnen worden afgehandeld volgens de wetgeving die van kracht was op het moment van indiening. Meer specifiek blijft de Huurcommissie bevoegd om na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zaken te behandelen die betrekking hebben op kosten voor nutsvoorzieningen met een individuele meter over perioden van vóór de inwerkingtreding. Ook is in het wetsvoorstel opgenomen dat de voorgestelde wijzigingen niet zien op de lopende huurovereenkomsten. Met de invoering van de Wet vaste huurcontracten, kan het dus een tijd duren voordat we de gevolgen van het wetsvoorstel – als dat wordt aangenomen – in de praktijk merken.

Stand van zaken

De Raad van State had geen opmerkingen bij het wetsvoorstel en adviseerde het wetsvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer. Momenteel is het wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer. Onze sectie Vastgoed en Omgeving houdt u op de hoogte van de ontwikkelingen. Artikel is geschreven door Michael de Marco en Mika Veldhuis. Michael de Marco 4 [post_title] => Wetsvoorstel modernisering servicekosten [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => wetsvoorstel-modernisering-servicekosten [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-21 11:58:17 [post_modified_gmt] => 2024-11-21 10:58:17 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44084 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [4] => WP_Post Object ( [ID] => 44070 [post_author] => 86 [post_date] => 2024-11-20 15:28:10 [post_date_gmt] => 2024-11-20 14:28:10 [post_content] => Lego is een van de meest bekende en gewilde speelgoedmerken ter wereld, waardoor het merk bijzonder aantrekkelijk is om na te maken. De afgelopen jaren heeft Lego actief geprobeerd haar markt te beschermen en inbreukmakers te bestrijden. Een van de meest recente handhavingszaken is een zaak aangespannen tegen Wibra.[1] In deze blog lees je over hoe de voorzieningenrechter bevestigt dat Lego-producten niet zomaar nagemaakt kunnen worden wegens de merken- en modelrechten van Lego.

Het geschil

Lego heeft onlangs de populaire ‘Botanical Collection’ gelanceerd, met modulaire bloemenfiguren. Wibra startte met de verkoop van vergelijkbare producten, genaamd ‘Mini Block Flower Arrangement’ en ‘Mini Block Funny Animals’. Deze producten, gemaakt van plastic bouwblokjes, vertonen veel gelijkenissen met Lego’s eigen ontwerpen. Het geschil draait enerzijds om de vraag of Wibra met haar producten inbreuk maakt op de geregistreerde modellen en merken van Lego. Anderzijds is de vraag of consumenten misleid worden door een vermeende associatie met het Lego-merk. Wibra daarentegen ontkent de beschuldigingen en stelt dat de producten te goeder trouw zijn aangeschaft en dat zij met het gebruik van de Lego-merknaam, bijvoorbeeld in metatags of op sociale media, niet de intentie had om te misleiden. [caption id="attachment_44071" align="aligncenter" width="219"]Lego botanical collection Figuur 1 De Lego-botanical Collection[/caption]

Wibra verdedigt zich tegen Lego’s aantijgingen

Wibra stelt dat de Mini Block Flower Arrangement en Mini Block Funny Animals te goeder trouw zijn ingekocht van derde partijen, zonder intentie om inbreuk te maken op intellectuele eigendomsrechten. Bovendien wijst Wibra op lopende nietigheidsprocedures bij het EUIPO tegen enkele van de door Lego ingeroepen modellen, waaronder een model dat in eerste aanleg al nietig is verklaard. Ook betwist Wibra merkinbreuk, waarbij zij benadrukt dat het gebruik van het teken ‘Lego’ als metatag is gestaakt en niet als gebruik in economisch verkeer kan worden aangemerkt. Ten aanzien van de auteursrechtelijke en slaafse nabootsingsvorderingen stelt Wibra dat de Lego Botanical Collection geen eigen gezicht op de markt heeft en dat haar producten voldoende onderscheidend zijn om verwarring te voorkomen.

Beoordeling van de inbreuk op model- en merkenrechten

Op grond van artikel 90 lid 2 van de Gemeenschapsmodellenverordening is het gedaagden toegestaan om de nietigheid van een ingeroepen Gemeenschapsmodel aan te voeren als verweer. Wibra heeft echter nagelaten om deze mogelijkheid effectief te benutten. Het bedrijf verwees slechts naar lopende procedures bij het EUIPO tussen Lego en derden, zonder concreet en juridisch onderbouwd te stellen waarom de Lego-modellen ongeldig zouden zijn. Dit verweer werd door de rechter als onvoldoende beschouwd. De rechter wees er bovendien op dat van Wibra verwacht had mogen worden om de geldigheid van de modellen verder te onderzoeken, zeker gezien de informatie waarover zij beschikte. Het feit dat dergelijke onderzoeken relatief eenvoudig uitvoerbaar waren, maakte het ontbreken van een onderbouwing des te opvallender. Bij de beoordeling van de modelrechtinbreuk stelde de rechter dat Wibra onvoldoende had aangetoond dat haar producten bij een geïnformeerde gebruiker een andere algemene indruk zouden wekken dan de Lego-modellen. De verschillen in de bouwsteentjes tussen de Lego-modellen en die van Wibra werden als te minimaal beschouwd om een andere algemene indruk te wekken. Wat betreft de merkinbreuk was het duidelijk dat Wibra het woordmerk ‘LEGO’ had gebruikt bij de promotie van haar producten op sociale media. Wibra had weliswaar aangegeven dit gebruik te staken, maar Lego had bewijs geleverd dat het gebruik nog niet was gestaakt. Daarmee werd de voortdurende merkinbreuk op basis van artikel 9 lid 2 van de Europese Merkverordening bevestigd.

De beslissing

De rechter heeft Wibra in het ongelijk gesteld en veroordeeld om onmiddellijk te stoppen met de inbreuk op de Lego-modellen en merken. Dit houdt in dat Wibra meer specifiek is dat Wibra moet stoppen met het invoeren, produceren, verkopen of anderszins verhandelen van de producten "Mini Block Flower Arrangement" en "Mini Block Funny Animals" die de Lego-merken en -modellen schenden. De opgelegde maatregelen gelden voor de gehele Europese Unie. Daarnaast is Wibra veroordeeld tot het betalen van de proceskosten van Lego, die tot op heden zijn begroot op €14.577,07.

Conclusie

Deze zaak benadrukt hoe essentieel het is om uw intellectuele eigendomsrechten te registreren om uw positie in de markt te beschermen. Het vonnis laat zien dat maatregelen tegen inbreukmakers ingrijpend kunnen zijn, met hoge dwangsommen als gevolg bij niet-naleving. Dit een krachtig voorbeeld van hoe geregistreerde rechten kunnen worden gebruikt om uw producten en marktpositie te verdedigen. Bovendien onderstreept deze uitspraak de risico’s die gepaard gaan met het onterecht gebruiken van andermans rechten en de gevolgen daarvan. Door uw rechten te registreren, versterkt u niet alleen uw juridische positie, maar vermindert u ook het risico op complicaties en onduidelijkheden. Dit is vooral belangrijk in sectoren zoals de speelgoedindustrie, waar de concurrentie groot is en een sterke bescherming van uw intellectuele eigendom een essentieel onderdeel vormt van uw bedrijfsstrategie. Wil u graag een merk- of model registreren? Neem contact op met een van onze specialisten. [1] Rb. Den Haag 19 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18975. Magdaleen Jooste 3 [post_title] => Blokje-voor-blokje: Lego behoudt zijn marktpositie [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => blokje-voor-blokje-lego-behoudt-zijn-marktpositie [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-20 15:28:10 [post_modified_gmt] => 2024-11-20 14:28:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44070 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [5] => WP_Post Object ( [ID] => 44053 [post_author] => 19 [post_date] => 2024-11-19 16:32:10 [post_date_gmt] => 2024-11-19 15:32:10 [post_content] => Voor de maand oktober bespreken wij in het kader van onze jurisprudentie reeks weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Naast een aantal interessante overgangsrechtelijke zaken zijn er meerdere inhoudelijke uitspraken gedaan over het verlenen van de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA), onder andere over het herhaaldelijk toepassen van de BOPA-bevoegdheid en het meewegen van het belang van omwonenden bij een evenwichtige toedeling van functies aan locaties.

Overgangsrecht

Wanneer het college van burgemeester en wethouders een overtreding constateert, is er in beginsel een plicht tot handhaving. Hiervan kan echter worden afgezien wanneer er concreet zicht op legalisatie is. Volgens vaste rechtspraak is er géén sprake van concreet zicht op legalisatie wanneer er géén aanvraag is ingediend of wanneer het college al heeft aangegeven dat ze niet bereid zijn om de activiteit te legaliseren. Deze jurisprudentie van voor de Omgevingswet wordt dus doorgetrokken naar Omgevingswet-zaken. Uit het overgangsrecht van artikel 4.6 van de Invoeringswet Omgevingswet volgt dat het oude recht van toepassing is op een beroep tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan tot dit besluit onherroepelijk is. In een eerdere overzichtsuitspraak heeft de ABRvS (ECLI:NL:RVS:2024:1174) vastgesteld dat dit ook zo is wanneer er tijdens die procedure een herstelbesluit op grond van artikel 6:19 Awb wordt genomen. In deze zaak is dit in de praktijk toegepast. De ABRvS had aan de gemeenteraad opgedragen om een herstelbesluit te nemen, waartegen appellante betoogde dat hier geen bevoegdheid meer voor zou bestaan per 1 januari 2024. Dit werd door de ABRvS afgewezen, verwijzende naar de overzichtsuitspraak. De voorzieningenrechter heeft uitspraak gedaan over een verleende omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit, specifiek ziet de vergunning op het mogen verstoren van de dwergvleermuis en de egel. Deze uitspraak is een rechterlijke beoordeling van een omgevingsvergunning voor een flora- en fauna-activiteit. De voorzieningenrechter trekt de geldende rechtspraak van voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet door, hieruit volgt dat alleen de diersoorten waarvoor de beschermingsontheffing is aangevraagd bepalend zijn voor de omvang van het geschil. Alle andere diersoorten vallen dus buiten het geding. Op deze zaak is op grond van het overgangsrecht de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing. De appellant verwijst in zijn beroep naar de eisen die de Omgevingswet stelt voor participatie en betoogt dat hij onvoldoende is betrokken bij de voorbereiding van het bestemmingsplan. De Afdeling verduidelijkt echter dat appellant niet kan anticiperen op de regels onder de Omgevingswet wanneer het oude recht van toepassing is. Deze zaak is interessant omdat hier ten onrechte de Omgevingswet al werd toegepast. In een handhavingszaak werd bij het opleggen van een last artikel 5.6 van de Omgevingswet ten grondslag gelegd, maar het verzoek tot handhaving was voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet al ingediend, wat betekent dat het oude recht van toepassing is. Dit betekent dat het besluit vernietigd is door de rechtbank.

Inhoudelijk

Op 3 oktober 2024 is er een uitspraak gedaan over de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) waaruit interessante nieuwe inzichten volgen. Zo wordt onder andere duidelijk dat de Omgevingswet niet in de weg staat aan het herhaald toepassen van de bopa-bevoegdheid voor een tijdelijke activiteit op dezelfde locatie. Wel is dan vereist dat er per keer een afweging gemaakt of dit met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties aanvaardbaar is en of er geen strijd is met provinciale- of rijksinstructieregels. Deze zaak draait om een verleende omgevingsvergunning voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). De vergunning is voor het tijdelijk bewonen van een bedrijfspand, zodat de woning van aanvragers kan worden verbouwd. Als onderbouwing bij de verlening van de BOPA gebruikte het college van burgemeester en wethouders de stelling dat belangen van derden hierbij niet onevenredig worden aangetast. Dit is volgens de voorzieningenrechter echter onvoldoende, er had ook op de belangen van omwonenden (verzoekers) in moeten worden gegaan. In deze uitspraak draait het ook om het criterium evenwichtige toedeling van functies aan locaties bij de verlening van een BOPA. Door verzoeksters wordt aangevoerd dat er niet voldaan is aan participatie en dat er onvoldoende is gekeken naar de sociale veiligheid en mogelijke overlast. Het eerste punt gaat de voorzieningenrechter niet in mee, er is een informatieavond geweest en in de Omgevingswet worden geen eisen gesteld aan participatie. Het college van burgemeester en wethouders heeft echter wel onvoldoende gekeken naar de sociale veiligheid en overlast in de ruimtelijke onderbouwing. Er moet worden onderzocht en gemotiveerd dat er sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Ook in de uitspraak van 29 oktober van de Rechtbank Oost-Brabant komt de BOPA aan bod. Interessant aan deze uitspraak is de vergelijking tussen het toetsingskader van de BOPA (EFTAL) en het afwijken van het bestemmingsplan op grond van de Wabo (goede ruimtelijke ordening) zoals gold onder oud recht. Bij de BOPA moet onder andere worden getoetst aan instructieregels. In deze zaak draait het om de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit is een instructieregel en hier moet dus aan worden getoetst. Dit artikel is geschreven door Rutger Boogers en Anne Verberne. Rutger Boogers [post_title] => Jurisprudentieoverzicht tiende maand Omgevingswet [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => jurisprudentieoverzicht-tiende-maand-omgevingswet [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-19 16:32:10 [post_modified_gmt] => 2024-11-19 15:32:10 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44053 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [6] => WP_Post Object ( [ID] => 44050 [post_author] => 6 [post_date] => 2024-11-18 13:48:12 [post_date_gmt] => 2024-11-18 12:48:12 [post_content] => Een gemeente gaat, na een aanbesteding, een dienst afnemen waarbij AI wordt gebruikt door de leverancier. De gemeente wil zeker weten dat deze dienst wet- en regelgeving nakomt. Met name Europese digitaliseringsregelgeving zoals de AI Act. De gemeente ziet een, in potentie, afbreukrisico. Voor deze gemeente gaan wij een AI Act compliance check uitvoeren. Wanneer er sprake is van een AI systeem in de zin van de AI Act, dan brengt dat verplichtingen met zich mee. De omvang van deze verplichtingen is afhankelijk van de risico-categorie waar het AI-systeem onder valt. We beginnen met een onderzoek naar de vragen:
  • Wordt hier een AI techniek gebruikt waardoor het voldoet aan de definitie van Artificial Intelligence in de AI Act.
  • Zo ja, in welke risico categorie van de AI Act, valt dit AI-systeem.
  • De AI Act onderscheidt verschillende rollen van partijen in de keten (ontwikkelaar, verkoper, gebruiker). Wie vervult welke rol en voldoet deze partij aan de verplichtingen van die rol.
Wanneer de conclusie van het onderzoek is dat er geen sprake is van een (hoog-risico) AI-systeem, dan betekent dit ook veel minder verplichtingen voor de leverancier en de gemeente. Complexe AI vraagstukken pakken wij op samen met de partners in het LegalAIR verband. Daar werken we samen met partijen met andere disciplines dan legal (ethiek, cybersecurity, data-science, regulatory). Afhankelijk van de vraag, stellen we een multidisciplinair team samen die de vragen beantwoorden. Is jouw organisatie al begonnen met het in kaart brengen van de AI systemen en AI-modellen die jullie gebruiken? Daar begint het mee. Vervolgens zou je van al die AI-systemen en AI-modellen moeten vaststellen of ze vallen onder het bereik van de AI Act. Wanneer dat het geval is dan zou je moeten vaststellen of ze compliant zijn. In een risicoanalyse bepaal je het potentiële risico van een AI systeem. Vervolgens kun je je aandacht vooral richten op die AI systemen die tot hoge risico’s leiden. Heb je hier vragen over of zoek je hier hulp bij, neem dan contact op met Jos van der Wijst. Jos van der Wijst 2 [post_title] => AI Act compliance [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => ai-act-compliance [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-18 14:00:28 [post_modified_gmt] => 2024-11-18 13:00:28 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44050 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [7] => WP_Post Object ( [ID] => 44038 [post_author] => 68 [post_date] => 2024-11-18 10:25:40 [post_date_gmt] => 2024-11-18 09:25:40 [post_content] => De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over licentievoorwaarden.[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt. In deze kwestie speelt de vraag of Microsoft inbreuk maakt op het auteursrecht van Dyslexiefont doordat medewerkers van Microsoft de licentie niet correct zouden hebben gebruikt. Hoe de rechtbank hierover oordeelde, lees je in deze blog.

Feiten

Dyslexiefont heeft een speciaal lettertype bedacht voor mensen met dyslexie. Het bedrijf biedt verschillende licenties aan, waaronder een “businesslicentie”. Volgens Dyslexiefont is deze businesslicentie enkel geldig wanneer deze voor het gehele personeelsbestand van een bedrijf wordt aangeschaft. Dit staat vermeld in haar algemene voorwaarden. De kwestie ontstond toen vier medewerkers van Microsoft afzonderlijk een businesslicentie voor zichzelf aanschaften. Volgens Dyslexiefont was dit in strijd met hun voorwaarden, en dus vorderde het bedrijf een bedrag van € 475.000,- wegens schending van de licentievoorwaarden en vermeende auteursrechtinbreuk. Microsoft verweerde zich door te stellen dat de medewerkers zelfstandig een licentie hadden aangeschaft voor eigen gebruik, zonder dat dit namens het gehele bedrijf was gedaan. Volgens Microsoft was er geen duidelijke communicatie vanuit Dyslexiefont dat de afzonderlijke aankopen niet toegestaan waren. Bovendien voerde Microsoft aan dat er geen sprake was van auteursrechtinbreuk.

Het oordeel van de rechtbank

Uiteindelijke oordeelde de rechtbank dat Dyslexiefont onvoldoende duidelijk had gemaakt dat de vier losse licentieovereenkomsten onrechtmatig waren. Hoewel het lettertype zelf auteursrechtelijk beschermd is, concludeerde de rechtbank dat Microsoft geen inbreuk had gepleegd op dit auteursrecht. Dyslexiefont had volgens de rechtbank nagelaten om direct bezwaar te maken tegen de licentieaankopen. Verder had Dyslexiefont communicatie gehad met de Microsoft-medewerkers zonder aan te geven dat de aangekochte licentie onjuist was. Volgens de rechtbank maakt het feit dat op het aanvraagformulier en in de algemene voorwaarden stond dat de licentie moest worden aangevraagd voor het totaal aantal medewerkers dit niet anders. Dyslexiefont heeft namelijk juist door het versturen van de berichten naderhand de indruk gewekt bij de Microsoft-medewerkers dat alles in orde was en niet dat er een fout was gemaakt, laat staan dat Microsoft door de handelwijze van haar medewerker een boete zou verbeuren.

Conclusie

Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke en ondubbelzinnige communicatie rond licentievoorwaarden. Wanneer uw onderneming een licentie aanbiedt met specifieke voorwaarden, is het van belang om deze voorwaarden expliciet te handhaven en potentiële klanten direct te informeren wanneer er sprake is van een onjuist gebruik. Zelfs wanneer dit ogenschijnlijk goed geregeld is in de algemene voorwaarden. Heeft uw bedrijf hulp nodig bij het opstellen of handhaven van licentieovereenkomsten? Of wilt u advies over auteursrechtelijke bescherming? Neem contact met één van onze specialisten. [1] Rb. Amsterdam 30 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6660. Britt van den Branden nieuw [post_title] => Een verkeerd afgenomen licentie? Tijdig ingrijpen blijkt cruciaal! [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => een-verkeerd-afgenomen-licentie-tijdig-ingrijpen-blijkt-cruciaal [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-18 10:25:40 [post_modified_gmt] => 2024-11-18 09:25:40 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44038 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [8] => WP_Post Object ( [ID] => 44034 [post_author] => 73 [post_date] => 2024-11-15 09:51:31 [post_date_gmt] => 2024-11-15 08:51:31 [post_content] => Zorginstellingen worstelen dagelijks met de vraag hoe om te gaan met patiënten die niet willen meewerken aan vervolgzorg of weigeren te vertrekken nadat het behandeltraject is afgerond. De spanning tussen de zorgplicht van zorgverleners en het zelfbeschikkingsrecht van patiënten maakt deze kwesties extra complex. Een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland biedt nu belangrijke handvatten voor deze veelvoorkomende problematiek.

Casus

In dit specifieke geval weigerde een patiënt, met complexe zorgbehoeften door het syndroom van Sjögren (een vorm van reuma), mee te werken aan een indicatie voor langdurige zorg (WLZ). De patiënt wilde niet vertrekken uit het ziekenhuis, hoewel haar behandeling was beëindigd en het ziekenhuis geen financiering meer ontving voor haar verblijf. In de zaak stelde de eisende partij, het ziekenhuis, dat de patiënt geen verdere medische behandeling nodig had in hun instelling, aangezien langdurige zorg passender was dan de door de patiënt gewenste geriatrische revalidatiezorg (GRZ). Het ziekenhuis had de behandelingen zorgvuldig afgestemd en diverse deskundigen geraadpleegd, die tot dezelfde conclusie kwamen dat WLZ-zorg de beste oplossing zou zijn. Echter, de patiënt hield voet bij stuk en bleef een ziekenhuisbed bezetten zonder de benodigde medische noodzaak.

Oordeel van de rechtbank

Een patiënt heeft het fundamentele recht om te bepalen waar en op welke manier men zorg ontvangt. De rechtbank bracht hier een nuance aan: het zelfbeschikkingsrecht is niet absoluut en moet worden afgewogen tegen de zorgplicht van de zorginstelling. De rechtbank concludeerde dat de zorginstelling haar zorgplicht had vervuld door zorgvuldig de juiste zorgindicatie af te wegen en de patiënt te blijven verzorgen ondanks het ontbreken van financiering. Dit is conform artikel 7:453 BW dat voorschrijft dat zorgverleners moeten handelen zoals van een redelijk bekwaam vakgenoot verwacht mag worden. Het ziekenhuis had de situatie bovendien uitgebreid met de patiënt en haar familie besproken en had zelfs een second opinion ingewonnen. De rechter oordeelde dat de zorginstelling hiermee haar zorgplicht niet had geschonden.

Wat betekent dit voor de praktijk?

Zorginstellingen die te maken krijgen met patiënten die niet willen vertrekken, kunnen met verwijzing naar dit arrest uitleggen dat ze niet verplicht zijn om langer zorg te blijven leveren zonder medische noodzaak. Daarnaast biedt het arrest handvatten voor het nemen van juridische stappen wanneer een patiënt niet meewerkt aan een noodzakelijk geachte zorgoverdracht. Het is cruciaal voor zorginstellingen om procedures vast te leggen en goed te communiceren. Zo kan een zorgaanbieder aantonen dat de overstap naar vervolgzorg in het belang van de patiënt is, zelfs als de patiënt dit niet inziet.

Conclusie

Het arrest benadrukt dat een patiënt geen recht heeft op het afdwingen van een specifieke zorgvorm als deze zorg, volgens deskundigen, niet in het belang van de patiënt is. Hiervoor moet de zorginstelling wel een duidelijke procedure volgen en alles zorgvuldig documenteren. Jody Esveldt 1 [post_title] => Weigering vervolgzorg door patiënt? Zorgplicht vs. zelfbeschikking [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => weigering-vervolgzorg-door-patient-zorgplicht-vs-zelfbeschikking [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-15 09:51:31 [post_modified_gmt] => 2024-11-15 08:51:31 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44034 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [9] => WP_Post Object ( [ID] => 43918 [post_author] => 65 [post_date] => 2024-11-13 16:42:32 [post_date_gmt] => 2024-11-13 15:42:32 [post_content] => De actiegroep Frisse Wind, bestaande uit de omwonenden in de IJmond, was niet tevreden met de aanpak van de uitstoot van Tata Steel door de omgevingsdienst. Hierop besloot de actiegroep zelf camera’s te plaatsen om de uitstoot in de gaten te houden. Ook de omgevingsdienst heeft camera’s geplaatst om de uitstoot van Tata steel te monitoren. Onlangs heeft het Financieel Dagblad hier nog een artikel aan gewijd.

Schending van privacy?

Het monitoren van de uitstoot van Tata Steel heeft ertoe geleid dat Tata Steel meer dwangsommen heeft moeten betalen. Door het plaatsen van de camera’s is de Omgevingsdienst in staat om meer overtredingen vast te stellen. Tata Steel heeft geprobeerd om via de rechter de Omgevingsdienst te dwarsbomen om de camera’s te plaatsen. Tata Steel heeft hiervoor een beroep gedaan op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Tata Steel heeft betoogd dat het plaatsen van de camera’s een inbreuk op de privacy van haar werknemers vormt.[1] Volgens Tata Steel zouden opnames die 24/7 plaatsvinden inbreuk maken op de privacy van haar werknemers. De omgevingsdienst zou geen geldige grondslag hebben volgens de AVG om deze opnames te kunnen maken.

Geen schending

De rechtbank beoordeeld dat het cameratoezicht bij Tata Steel, uitgevoerd door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, niet onrechtmatig is omdat het toezicht gericht is op het proces van emissie en niet op individuen. Dit cameratoezicht is noodzakelijk om schadelijke uitstoot van stoffen te monitoren en blijft binnen de grenzen van noodzakelijkheid en proportionaliteit; bovendien is de kans op schending van de privacy van werknemers minimaal door het gebruik van privacy-maskeerders en lage resolutie. De vordering van Tata Steel om het cameratoezicht te stoppen is dus afgewezen, aangezien de huidige toezichtmaatregelen als voldoende rechtmatig en proportioneel zijn beoordeeld.

Conclusie

Kortom, wanneer genoeg maatregelen worden genomen zodat er slechts een geringe kans bestaat op een mogelijke schending van privacyrechten (van o.a. medewerkers), hoeft cameratoezicht niet per definitie onrechtmatig te zijn. Vragen over de AVG of privacy? Neem contact op met onze specialisten. [1] Vzr. Rb. Rotterdam 26 april 2023, ECLI:NL:RBNO:2023:3821. Mustafa Kahya [post_title] => Inbreuk privacy door monitoren van fabriek? [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => inbreuk-privacy-door-monitoren-van-fabriek [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-13 17:10:06 [post_modified_gmt] => 2024-11-13 16:10:06 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=43918 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) ) [post_count] => 10 [current_post] => -1 [before_loop] => 1 [in_the_loop] => [post] => WP_Post Object ( [ID] => 44104 [post_author] => 71 [post_date] => 2024-11-26 09:50:21 [post_date_gmt] => 2024-11-26 08:50:21 [post_content] => Als auteursrechthebbende wil je jouw intellectuele eigendom beschermen, maar wat doe je als iemand zonder toestemming jouw werk op sociale media deelt? Je zou graag de desbetreffende persoon natuurlijk kunnen aanspreken op auteursrechtinbreuk – ware het niet dat veel personen zich verschuilen achter een account. Een vonnis van de Rechtbank Overijssel biedt inzichten over hoe je dergelijke inbreuken kunt aanpakken.

Filmpjes op YouTube

In de casus waar dit vonnis over gaat, werden filmpjes van Lens Media via een account op YouTube gedeeld. Omdat het sociale media-account anoniem was, bemoeilijkte dat het opsporen van de inbreukmaker. Lens Media stapte naar de rechter om hier iets aan te doen en eiste dat Google de gegevens van de inbreukmaker met haar zou delen.

Voorwaarden voor verstrekken van gebruikersgegevens

In Nederland wordt via artikel 843a van de Wet op Rechtsvordering (Rv) onder meer de mogelijkheid geboden om organisaties en platforms zoals Google te verplichten om gebruikersgegevens te verstrekken. Je moet dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen, die zijn opgesteld door de Hoge Raad in de zaak Lycos/Pessers:
  • Je moet een rechtmatig belang hebben.
  • Het verzoek moet zien op specifieke informatie.
  • De verzochte informatie moet zien op een rechtsbetrekking waarbij Lens Media partij is.
  • Google moet de specifieke informatie tot haar beschikking hebben.

Rechtmatig belang

Uiteraard werd door YouTube aangevochten dat Lens Media een rechtmatig belang had bij het verkrijgen van de gebruikersgegevens. Lens Media wist volgens de rechtbank echter voldoende te onderbouwen dat ze als auteursrechthebbende door het plaatsen van de filmpjes door deze gebruiker schade had ondervonden geschat op € 21.000,00.

Specifieke informatie

Lens verzocht om naam, telefoonnummer of e-mail en IP-adressen inclusief geboortedatum (voor het geval een naam veel voorkomt) en “alle overige gegevens waar Google over beschikt en waarmee de identiteit kan worden vastgesteld”.  Deze “overige gegevens” vond Google te vaag en de rechtbank was het daarmee eens. De specifieke gegevens zoals de naam moesten echter wel overlegd worden, ook nu Google deze specifieke informatie ook werkelijk onder zich heeft (de laatste van de bovenstaande voorwaarden).

Rechtsbetrekking

Lens Media voldeed ook aan de derde voorwaarde. Ze had volgens de rechter voldoende aannemelijk gemaakt partij te zijn bij de rechtsbetrekking waar deze rechtszaak over ging. Uiteindelijk voldeed Lens Media dus voldoende aan de voorwaarden om (een deel van de) gebruikersgegevens van Google te kunnen eisen en de inbreukmaker aan te spreken.

Conclusie

De uitspraak van de Rechtbank Overijssel benadrukt dat rechthebbenden potentieel met artikel 843a Rv een sterk juridisch kader hebben om hun rechten te beschermen. Een tussenpersoon als Google kan niet zomaar weigeren om gegevens te verstrekken. Deze uitspraak sluit dus prima aan bij het arrest Lycos/Pessers, dat ervoor heeft gezorgd dat rechthebbenden niet met lege handen staan als de handelingen anoniem online verricht worden. Het is wel belangrijk om je goed voor te bereiden en aan de in deze blog genoemde voorwaarden te voldoen. Onze juridische experts kunnen je bijstaan met je vragen over auteursrecht. Yvonne Vetjens [post_title] => Auteursrechtinbreuk op social media door anonieme partijen [post_excerpt] => [post_status] => publish [comment_status] => open [ping_status] => open [post_password] => [post_name] => auteursrechtinbreuk-op-social-media-door-anonieme-partijen [to_ping] => [pinged] => [post_modified] => 2024-11-26 09:50:21 [post_modified_gmt] => 2024-11-26 08:50:21 [post_content_filtered] => [post_parent] => 0 [guid] => https://bg.legal/?p=44104 [menu_order] => 0 [post_type] => post [post_mime_type] => [comment_count] => 0 [filter] => raw ) [comment_count] => 0 [current_comment] => -1 [found_posts] => 1413 [max_num_pages] => 142 [max_num_comment_pages] => 0 [is_single] => [is_preview] => [is_page] => [is_archive] => 1 [is_date] => [is_year] => [is_month] => [is_day] => [is_time] => [is_author] => [is_category] => [is_tag] => [is_tax] => 1 [is_search] => [is_feed] => [is_comment_feed] => [is_trackback] => [is_home] => [is_privacy_policy] => [is_404] => [is_embed] => [is_paged] => 1 [is_admin] => [is_attachment] => [is_singular] => [is_robots] => [is_favicon] => [is_posts_page] => [is_post_type_archive] => [query_vars_hash:WP_Query:private] => a3f5669c49f0c8cfdbf162fbb5fe1e62 [query_vars_changed:WP_Query:private] => [thumbnails_cached] => [allow_query_attachment_by_filename:protected] => [stopwords:WP_Query:private] => [compat_fields:WP_Query:private] => Array ( [0] => query_vars_hash [1] => query_vars_changed ) [compat_methods:WP_Query:private] => Array ( [0] => init_query_flags [1] => parse_tax_query ) [tribe_is_event] => [tribe_is_multi_posttype] => [tribe_is_event_category] => [tribe_is_event_venue] => [tribe_is_event_organizer] => [tribe_is_event_query] => [tribe_is_past] => [tribe_controller] => Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller Object ( [filtering_query:Tribe\Events\Views\V2\Query\Event_Query_Controller:private] => WP_Query Object *RECURSION* ) )
Als auteursrechthebbende wil je jouw intellectuele eigendom beschermen, maar wat doe je als iemand zonder toestemming jouw werk op sociale media deelt? Je zou graag de desbetreffende persoon natuurlijk kunnen...
Lees meer
De Hoge Raad heeft op 8 november 2024 uitspraak gedaan over de inbezitneming van publieke grond. De gemeenteraad voerde aan dat er geen sprake is van inbezitneming, omdat er sprake...
Lees meer
De Europese Unie heeft op 18 november 2024 de nieuwe Richtlijn Productaansprakelijkheid gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU. Deze richtlijn, die op 9 december 2024 van kracht wordt, moderniseert...
Lees meer
Op 4 november 2024 heeft Mona Keijzer, minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, het wetsvoorstel ‘Wet modernisering servicekosten’ ingediend. Het doel van de wet is om ervoor te zorgen dat...
Lees meer
Lego is een van de meest bekende en gewilde speelgoedmerken ter wereld, waardoor het merk bijzonder aantrekkelijk is om na te maken. De afgelopen jaren heeft Lego actief geprobeerd haar...
Lees meer
Voor de maand oktober bespreken wij in het kader van onze jurisprudentie reeks weer een aantal belangrijke uitspraken gedaan onder de Omgevingswet. Naast een aantal interessante overgangsrechtelijke zaken zijn er...
Lees meer
Een gemeente gaat, na een aanbesteding, een dienst afnemen waarbij AI wordt gebruikt door de leverancier. De gemeente wil zeker weten dat deze dienst wet- en regelgeving nakomt. Met name...
Lees meer
De rechtbank in Amsterdam heeft onlangs vonnis gewezen in een kwestie over licentievoorwaarden.[1] Deze kwestie ging om een licentie voor een lettertype, ontwikkeld door Dyslexiefont, dat mensen met dyslexie helpt....
Lees meer
Zorginstellingen worstelen dagelijks met de vraag hoe om te gaan met patiënten die niet willen meewerken aan vervolgzorg of weigeren te vertrekken nadat het behandeltraject is afgerond. De spanning tussen...
Lees meer
De actiegroep Frisse Wind, bestaande uit de omwonenden in de IJmond, was niet tevreden met de aanpak van de uitstoot van Tata Steel door de omgevingsdienst. Hierop besloot de actiegroep...
Lees meer