Normale wekelijkse rusttijden niet doorbrengen in truck
In de Arbeidstijdenwet is onder meer vastgelegd welke wekelijkse rusttijd voor werknemers geldt. In België geldt een soortgelijke regeling waarover de Raad van State aldaar een zogenoemde prejudiciële beslissing bij het Europese Hof heeft ingediend over voornamelijk de vraag of de aan de nationale regelgeving ten grondslag liggende verordening [EG] nr. 561/2006 zich ertegen verzet dat vrachtwagenchauffeurs de normale wekelijkse rusttijden zoals bedoeld in die verordening in het voertuig doorbrengen.
In de conclusie van de advocaat-generaal [AG] van 2 februari 2017 in de bewuste zaak C-102/16 [Vaditrans BVBA tegen Belgische Staat] oordeelt de AG dat de normale wekelijkse rusttijden niet in het voertuig mogen worden doorgebracht. De advocaat-generaal baseert zich hierbij op niet alleen de bewoordingen van de desbetreffende bepaling over normale wekelijkse rusttijden in de verordening, maar ook op de ontstaansgeschiedenis van de bepaling alsmede op de context en de doelstellingen van verordening nr. 561/2006.
Truckers mogen alleen dagelijkse rusttijden en verkorte wekelijkse rusttijden in de vrachtwagen doorbrengen, mits het voertuig behoorlijke slaapfaciliteiten biedt en het voertuig stilstaat. Dit geldt echter dus niet voor de normale wekelijkse rusttijd waaronder wordt verstaan een periode van rust van ten minste 45 uur. Het bewuste onderscheid is met oog op het doel van de verordening om de arbeidsomstandigheden voor bestuurders en de verkeersveiligheid te verbeteren.
Naar verwachting zal het Europese Hof dit voorjaar de conclusie van de advocaat-generaal volgen. Me dunkt dat de conclusie van de AG een herinnering is voor de Nederlandse overheid om met de Arbeidstijdenwet in de hand het veel voorkomende verschijnsel van vrachtwagenchauffeurs die hun weekendrust in de cabine van hun voertuig doorbrengen aan te pakken.