Ontslag na faillissement, hoe gaat dat?

26 jun 2012

In deze crisistijd gaan diverse ondernemingen failliet. De curator ontslaat meestal in de eerste weken van het faillissement alle personeelsleden. Mag een curator dat of heeft de individuele werknemer ook nog rechten?

 

Indien een onderneming niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen jegens haar crediteuren kan zij door de rechtbank failliet worden verklaard. Een faillissement kan worden uitgesproken op verzoek van meerdere crediteuren of op aanvraag van het bedrijf zelf. In beide gevallen wordt een curator aangesteld om namens de gezamenlijke crediteuren de boedel te vereffenen. In de meeste faillissementen zijn personeelskosten een grote post. Indien de curator moet constateren dat de boedel niet toereikend is om de lopende verplichtingen van de personeelsleden te voldoen, heeft de curator de mogelijkheid [of eigenlijk de verplichting] om de personeelsleden te ontslaan. Hierbij doet de curator een beroep op artikel 40 Faillissementswet. In dit artikel staat opgenomen dat de curator, na toestemming van de rechter-commissaris, werknemers mag ontslaan met inachtneming van een opzegtermijn van maximaal 6 weken. Deze termijn wordt enkel in uitzonderlijke gevallen verlengd.

Na ontslag gaat de zogenaamde “Loongarantieregeling” van het UWV in werking, waardoor werknemers aanspraak kunnen maken op achterstallig loon van 13 weken voorafgaand aan het faillissement. Tevens neemt het UWV conform bovengenoemde regeling het loon over van de opzegtermijn, alsmede andere emolumenten [vaardigheden, opgebouwde vakantiegeld etc.]. Het UWV schiet deze bedragen voor. Het UWV dient immers deze vorderingen in bij de curator, die de vorderingen deels zal noteren als boedelvordering en deels als preferente vordering.

Aangezien de curator voorafgaand aan het ontslag toestemming moet krijgen van de rechter-commissaris, is tegen de machtiging van de rechter-commissaris hoger beroep mogelijk door de werknemer. De wetgever heeft bepaald dat hoger beroep slechts mogelijk is gedurende 5 dagen na het afgeven van de beschikking door de rechter-commissaris. De werknemer wordt echter door de wetgever beter beschermd, doordat deze 5 dagen termijn “pas” gaat lopen op het moment dat de werknemer heeft kennis kunnen nemen van de machtiging. De curator dient ook in zijn ontslagbrief de werknemer op deze mogelijkheid te wijzen [artikel 67 lid 2 Fw.].

In de praktijk wordt zelden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen de machtiging van de rechter-commissaris door een werknemer. Een belangrijke reden daarvoor is dat het UWV anders geen uitkeringen gaat doen aan de werknemer of die in geval uitstelt. Tevens kan de curator vaak niet anders. Er is in vrijwel alle gevallen geen geld om de lopende verplichtingen van werknemers te voldoen. Dit wordt anders indien sprake is van misbruiksituaties. Op dat moment kan het voor werknemers lonen om, met redenen omkleed, een beroep in te stellen tegen de machtiging van de rechter-commissaris.

Indien u hierover nog verdere vragen heeft kunt u contact met mij opnemen.

 

BG.legal