Pandrecht: zorg voor voldoende duidelijkheid

18 dec 2023

Recentelijk oordeelde de rechtbank Oost-Brabant over de vraag of een kredietverstrekker een pandrecht had gevestigd op een vordering van een kredietnemer. De kredietnemer was failliet gegaan, waarna een geschil ontstond over of het pandrecht wel of niet geldig zou zijn. In deze blog wordt de uitspraak van de rechtbank nader toegelicht.

Wat is een pandrecht?

Een pandrecht is een zekerheidsrecht dat kan worden gevestigd op roerende zaken en vermogensrechten. Door een pandrecht te vestigen, ontvangt een schuldeiser van de pandgever zekerheid dat zijn vordering wordt voldaan. Als dit niet het geval is, en de pandgever bijvoorbeeld failliet gaat, kan de pandhouder zich met voorrang verhalen op het verpande goed alsof er geen sprake is van faillissement. Er zijn verschillende soorten pandrechten, maar voor het vestigen van elk type pandrecht is het van belang dat er sprake is van een beschikkingsbevoegde pandgever, een geldige titel (vaak een overeenkomst) en moet er een formele vestigingshandeling worden verricht. In deze casus was sprake van verpanding van een vordering. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen een stil en een openbaar pandrecht. Voor de vestiging van een openbaar pandrecht op een vordering moet er een authentieke of onderhandse akte worden opgesteld, waarna de verpanding moet worden gemeld aan de debiteur. In het geval van een stil pandrecht wordt een vordering verpand zonder mededeling aan de debiteur. Dit gebeurt ook door het opmaken van een authentieke of onderhandse akte. Bij het gebruik van een onderhandse akte bij het vestigen van een stil pandrecht geldt als constitutief vereiste dat de akte bij de Belastingdienst geregistreerd dient te worden. Zonder deze registratie ontstaat er dus geen pandrecht.

De feiten

Financieringsmaatschappij Atlantis heeft zaken gedaan met TPC, waardoor Atlantis de bedrijfsvoering van TPC gedeeltelijk gefinancierd heeft. TPC gaat failliet, maar heeft nog wel een vordering van bijna €15.000,- op het UWV. Atlantis meldt zich bij de curator en voert aan dat deze vordering rechtsgeldig aan Atlantis verpand is. Middels een verzamelpandakte heeft Atlantis alle vorderingen van haar cliënten aan zichzelf verpand, op basis van een door cliënten aan Atlantis verstrekte volmacht. Hierdoor is ook de vordering van TPC op het UWV via een door TPC verstrekte volmacht aan Atlantis verpand. Dit is volgens Atlantis terug te vinden in een pandakte die is opgesteld op basis van de volmacht en later is geregistreerd bij de Belastingdienst. In deze pandakte is de volgende bepaling terug te vinden: “onder cliënten worden verstaan de natuurlijke personen, rechtspersonen of andere juridische entiteiten die met Atlantis een ‘Kredietovereenkomst Impuls Krediet’ hebben gesloten.”

De beoordeling

Er ontstaat vervolgens een geschil over deze pandakte, waardoor de curator een procedure start. De curator vordert een verklaring voor recht dat Atlantis geen pandrecht heeft, terwijl Atlantis zich op het standpunt stelt dat zij wel een pandrecht heeft. Volgens de rechtbank volgt (o.a.) uit het arrest Mulder/Rabobank dat de pandakte zodanige gegevens dient te bevatten dat achteraf aan de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld op welke vorderingen deze betrekking heeft. In deze situatie gaat het echter niet om de identificatie van vorderingen die worden verpand, maar moet de definitie van “cliënten” in de pandakte vastgesteld worden. De rechtbank is van mening dat dit op hetzelfde neerkomt, aangezien de vraag of er een geldige verpanding van de vordering op TPC plaats heeft gevonden beantwoord moet worden. De rechtbank beoordeelt de definitie van “cliënten” in de pandakte en stelt dat TPC alleen kwalificeert als een cliënt in de zin van de pandakte indien zij een zogenaamde ‘Kredietovereenkomst Impuls Krediet’ heeft gesloten. Omdat de overeenkomst tussen Atlantis en TPC deze naam niet vermeldt, en Atlantis hierover wisselende verklaringen gegeven heeft, komt de rechtbank tot de conclusie dat er geen geldige verpanding van de vordering op TPC plaats heeft gevonden. De jurisprudentie van de Hoge Raad is op dit gebied erg helder en heeft grenzen, waardoor Atlantis geen pandrecht heeft op de vordering op het UWV.

Conclusie

Om een pandrecht te vestigen moet aan een aantal vestigingsvereisten worden voldaan. Veelal ontstaan er geschillen omdat de formele vestigingshandeling onjuist wordt verricht. In deze uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant ontstond echter onenigheid, omdat de definitie van “cliënten” in de pandakte onduidelijk was. Uit het arrest Rabobank/Mulder volgt dat een pandakte zodanige gegevens dient te bevatten dat achteraf aan de hand daarvan objectief kan worden vastgesteld op welke vorderingen deze betrekking heeft. Omdat de documentatie van Atlantis niet op orde was en niet kon worden bewezen of TPC een cliënt was in de zin van de pandakte, heeft Atlantis de grenzen die de jurisprudentie van de Hoge Raad voorschrijft overschreden. Hierdoor is geen sprake van een rechtsgeldige verpanding van de vordering en heeft Atlantis geen pandrecht op de vordering van het UWV.

Een pandrecht kan de positie van schuldeisers enorm versterken, maar hiervoor is het wel van belang dat dit pandrecht op de juiste manier wordt gevestigd. Bovenstaande uitspraak benadrukt dat hierbij vastgesteld moet kunnen worden op welke vorderingen het pandrecht betrekking heeft, om eventuele onenigheden over de verpanding te voorkomen. Het is dus belangrijk dat uw documentatie helemaal op orde is. Ontvangt u graag advies over de mogelijkheid tot het vestigen van zekerheden? Neem dan contact op met één van onze ondernemingsrecht advocaten!

Karlijn van der Meule nieuw